‘Dat komt doordat je maar een hond bent,’ zegt de Hertogin een beetje minachtend. ‘Voor jou bestaat er alleen maar eten en drinken en van hogere dingen heb je geen begrip.’
‘Wat voor hogere dingen?’ vraagt Fiet-Fiet en kijkt zoekend naar het plafond.
‘Dat is lastig uit te leggen aan iemand met zo'n snippertje verstand als jij hebt. Hogere dingen, dat zijn kennis en geleerdheid, zie je, en gevoel voor het schoone, weet je. Allemaal knappe dingen, die in boeken staan en waarover je kunt nadenken. Denk je, dat hoogstaande wezens zoals katten en mensen maar genoeg hebben aan eten en drinken?’
Fiet-Fiet rolt wat dichter naar het vuur toe en hapt naar een wintervliegje, dat over zijn neus zweeft.
‘Nou,’ bromt hij plezierig, ‘als ik maar elke dag mijn eten krijg en zo nu en dan een kluifje en ik mag wandelen met de Baas en 's avonds bij het vuur liggen... dan ben ik allang tevreden. Ik zou niet weten wat ik méér verlangen moest.’
‘Ja, een hondenpoot is gauw gevuld!’ spot de Hertogin.
Fiet-Fiet geeft geen antwoord meer, wat maar het verstandigst is als je toch van hogere dingen niet afweet.
Maar de Hertogin is vanavond nog niet uitgepraat.
‘Heb je wel gezien,’ vraagt ze, ‘met wie onze Jaap daarstraks is thuisgekomen?’
Fiet-Fiet kwispelt even, wat hij altijd doet als er over de kleine Baas gesproken wordt.
‘Jawel, met Bert, z'n nieuwe vrindje.’
‘Een mooie vriendschap!’ smaalt de Hertogin en haar groene ogen glinsteren boos in de schemer. ‘Bert z'n Pa heeft een worstwinkel en onze Baas