Het blijvend beeld der Hollandse kunst
(1949)–F. Schmidt-Degener– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |
VoorwoordDe schrijver over beeldende kunst draagt wel een zware verantwoordelijkheid: in onstoffelijke vormen, uit woorden opgebouwd, moet hij den lezer het zichtbare beeld en de betekenis van het kunstwerk voor ogen stellen. Poogt hij dit te doen door nauwkeurig te beschrijven en zakelijk te verklaren, zal hij dan in zijn objectiviteit niet aan de meest karakteristieke eigenschap van het werk voorbijgaan? Wil hij zich daarentegen laten leiden door de geschakeerde ontroering, in hem gewekt door de artistieke schepping, loopt hij dan niet gevaar het beeld te kleuren, ja te vervalsen met zijn eigen visie en door het persoonlijke van die visie den lezer een eenzijdige interpretatie op te dringen? Geen wetten bepalen hier de werkwijzen, het temperament van den schrijver zal hem doen kiezen. Maar het gevoel stelt in deze materie eisen. De zakelijkste lezer zal, wanneer hij verwacht tenslotte te worden binnengevoerd in de aesthetische sfeer van het kunstwerk, althans een echo van des schrijvers emotie wensen te vernemen, omdat die alleen hem de eigenlijke uitwerking van de kunst kan duidelijk maken. In de soort van kunsthistorici en kunstcritici bestaan er, tussen de uitersten van koele verslaggevers en lyrische dichters, tal van variëteiten, maar zij, die hun evenwicht weten te vinden tussen de twee polen, worden het liefst en het langst gelezen. Baudelaire, door ons na honderd jaar zelfs als criticus nog te genieten, beweerde boud: ‘Ainsi le meilleur compte-rendu d'un tableau pourra être un sonnet ou une élégie’, doch deze paradox betekende, dat in het proza van den schrijver over kunst iets van den hartstocht van den dichter nimmer mag ontbreken. In Nederland zijn er in deze categorie van schrijvers slechts weinigen geweest wier proza door dichterlijk vuur de actualiteit vermocht te over- | |
[pagina VI]
| |
leven en die men ook buiten de vakkringen las en om hun literaire waarde verlangde te herlezen. Tot hen behoorde Schmidt-Degener, museum-directeur en kunsthistoricus, wiens poëtisch temperament reeds lang in zijn essays was gebleken, maar die zich in zijn laatste levensjaren ook als werkelijk dichter ontpopteGa naar voetnoot*. Schmidt-Degener's faam als schrijver was vroeg gevestigd. Zijn eerste boekje, Rembrandt, Een Beschrijving van zijn Leven en Werken, in 1906 verschenen, was een met geestdrift en intelligentie geschreven studie, die den vijfentwintigjarige de welwillende waardering van de kenners bezorgde. Sindsdien vonden zijn publicaties steeds een geboeiden lezerskring en genoot hij - niet slechts in het binnenland - als auteur een buitengewoon aanzien. Zijn eigenschappen deden hem gelden als een onzer beste essayisten. Hij bleek een man met oorspronkelijke ideeën, die scherpzinnigheid paarde aan verbeeldingskracht en verfijnde opmerkingsgave aan brede visie. In zijn beweeglijken geest voerden de denkbeelden langs vaak verrassende paden naar nieuwe inzichten en ondanks de soepelheid der structuur beheerste een strenge logica de ontwikkeling van zijn betoog. Hij bezat in hoge mate de gevoeligheid voor associaties, die met suggestieve kracht beelden uit verschillende gedachtensferen naast elkaar plaatsen en ongekend licht werpen op vertrouwde gedaanten. Hij was in staat door te dringen in het karakter van het kunstwerk en achter de schepping de verscholen persoonlijkheid van den schepper te peilen. Zijn beschrijvingen van schilderijen zijn geen weergaven in woorden, maar evocaties van den wezenlijken inhoud van het werk; zijn kunstenaarsfiguren, met eerbied en liefde aanschouwd, staan in het duidelijk relief van hun geestelijken eigenaard als onvergetelijke gestalten. Een buitengewoon geschakeerd en veelzijdig uitdrukkingsvermogen stond hem ten dienste. Zelf een groot lezer, had hij voor de mogelijkheden van de taal een zeer gevoelig zintuig. On-hollands was de subtiliteit en de vermetelheid, waarmee hij dit medium, de taal, hanteerde. De muzikale bouw zijner volzinnen, die later in zijn poëzie tot verrassende virtuositeit | |
[pagina VII]
| |
zou leiden, was ook in het proza opvallend. Intuïtief voegde hij de elementen van zijn rijken woordenschat volgens harmonische wetten van klanken en rhythmen. Hij wist het klavier van de taal te bespelen in de vele toonaarden die de verscheidenheid van zijn onderwerpen vereiste, van innigen eenvoud tot brillant barok pathos. Deze stijlkenmerken zijn het, die zijn proza een zo fascinerende diepte en kleurigheid geven. Vaak had men Schmidt-Degener de laatste jaren voor zijn dood gevraagd zijn veel gezochte, maar over tal van tijdschriften en catalogi verspreide en moeilijk weer te vinden geschriften opnieuw uit te geven. Hoewel het plan hem toelachte, kon hij toch nimmer besluiten deze opstellen definitief persklaar te maken. Hij besefte hoeveel dat zou vergen van zijn aandacht en van zijn reeds zo beperkten vrijen tijd. Zo sterk was immers steeds zijn streven naar perfectie van den vorm, dat hij een tekst nimmer als voltooid beschouwde. Zijn omgeving weet het nog, hoe enthousiast hij een stuk kon blijven veranderen, van den eersten opzet tot aan de laatste revisie. Kreeg hij zijn tekst, afgedrukt als boek, als tijdschriftartikel of als catalogus-inleiding weer onder ogen, dan liet hij meestal niet na vroeg of laat opnieuw met frissen moed er aan te snoeien, te vijlen en te polijsten. Half vermaakt, half verlegen bekende hij eens, aan hetzelfde ‘euvel’ te lijden als zijn bewonderde Flaubert. Maar, evenals bij dezen, was het resultaat dat zijn taal steeds scherper en klaarder de gedachte omlijnde en dat de zin nog won aan expressieve kracht. Toen na zijn heengaan het plan rees een aantal van Schmidt-Degener's werken in een bundel te verzamelen gaven wij er ons rekenschap van, dat wij al die eigenhandige wijzigingen en waardevolle varianten op de officiële uitgaven niet achteloos mochten voorbijgaan en dat het onze taak was zoveel mogelijk van ieder werk den ‘laatsten staat’ af te drukken. Het behoeft niet nader toegelicht dat dit, gezien des schrijvers methoden, soms moeilijkheden baarde. Van enige opstellen had hij uitvoerig gecorrigeerde versies nagelaten en het was onze zorg de verbeteringen zo op te nemen, dat de oorspronkelijke eenheid van stijl geen schade leed. Men bedenke echter dat de schrijver zelf niet de laatste hand aan deze teksten heeft gelegd. Dit gemis treft vooral de lezingen, die oorspronkelijk niet | |
[pagina VIII]
| |
bestemd waren om in druk te verschijnen. Rekening houdend met Schmidt-Degener's eigen opvattingen over de spelling, hebben wij gemeend zijn schrijfwijze te mogen aanpassen bij de wettelijke spelling van 1946. Men vindt hier bijeengebracht, gerangschikt niet volgens chronologie maar volgens verwantschap der onderwerpen, de beste studies en voordrachten die gewijd zijn aan aspecten en figuren der Hollandse kunst, met uitzondering van de belangwekkende artikelen over Rembrandt, die wegens hun aantal en omvang afzonderlijk gebundeld moeten worden. Naast de vloeiend geschreven en van geest tintelende karakteristieken van Jan Steen en Frans Hals, grondig in den vorm herzien, bevat dit eerste deel ook enkele stukken van algemenen aard die op de Italiaanse kunst betrekking hebben en, aan het einde, den tekst van een voordracht, waarin Schmidt-Degener eens bij uitzondering voor een groter publiek zijn opvattingen uiteenzette als bestuurder van het Rijksmuseum, waar hij zo met heel zijn wezen aan gehecht was. Deze gevarieerde stof zal den lezer overtuigen van Degener's veelzijdige en diepgaande kennis en, moge de voortgang der wetenschap al eens een standpunt hebben doen verouderen, men zal ervaren dat er genoeg over is, dat voor de kunstgeschiedenis blijvende waarde bezit.
Mejuffrouw Mr A.C.F. Schmidt-Degener ben ik erkentelijk voor haar uitnodiging deze uitgave van het werk van haar broeder te bezorgen. Waardevolle hulp werd mij daarbij geboden door Schmidt-Degener's secretaresse, mejuffrouw M.P. Zettels, die, als geen ander vertrouwd met de werkwijze van den schrijver, zich zeer verdienstelijk maakte met het overnemen der tekstvarianten en met de correctie van de drukproeven. Het was een waar voorrecht te kunnen medewerken aan het in ruimer kring bekend maken van deze schone bladzijden, die nog zo levendig de stem doen horen van een rijk begaafden geest.
A.v.S. |
|