Het hele schaap Veronica
(1960)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
[pagina 132]
| |
[pagina 133]
| |
kijk, zei het schaap Veronica, de krokusjes gaan open!
Nu wordt het lente overal! Van tiere Liere Lie!
Ja, zeiden toen de dames Groen. Wij gaan een hoedje kopen,
Wij gaan een voorjaarshoedje kopen, bij Maison de Bie.
Wat wuft! zo riep de dominee, het stemt mij droef te moede!
Maar koopt u dan in elk geval iets zedigs en iets zwarts...
Toen gingen zij een winkel in met honderdduizend hoeden;
Juffrouw, zeiden de dames Groen, wij willen iets aparts!
Wij willen graag een hoedje met een veer en met een wáále,
het liefst een Toque! Zo'n chic model, bij onze ruiten rok!
Vooruit maar! riep de dominee. En wie zal dat betalen?
Het voorjaar jubelt in mijn hart... en u denkt aan een tok!
O, kijk, zei 't schaap Veronica, wat snoezig, ik neem deze!
zo'n hoed met blauwe bloemetjes van negen gulden tien.
Nou... zeiden toen de dames Groen, zou dat verstandig wezen?
Een schaapje met een hoed? dat hebben we nog nooit gezien...
O, zei de winkeljuffrouw, dit is speciaal voor schapen!
Goed, zeiden toen de dames Groen, dan alle drie zo'n hoed!
Kom dominee. De dominee was zachtjes ingeslapen
en mompelde nog in zijn slaap: ik keur het toch niet goed.
Toen gingen zij de straat op met drie hoedjes uit Parijs!
He, zei het schaap Veronica, en nu vanille-ijs.
| |
[pagina 134]
| |
attentie! 't Schaap Veronica hoopt voor u op te treden!
't Beroemde schaap Veronica danst in de Grote Zaal!
Zo stond het er... En honderd auto's kwamen voorgereden...
De dames Groen waren er ook, gewikkeld in een sjaal.
De dominee zat aan de vleugel, om te begeleiden.
Hij zette zacht en dromerig een melodietje in...
Het schaap begon te trippelen. En alle mensen schreiden...
Het was ontzettend feeëriek: Een walsje van Sjoo-pin.
Ja, ja, zeiden de dames Groen, dit heet: Valse brillante...
Wat danst zij toch verrukkelijk, en als een veer zo licht...
Waarom zijn die briljanten vals? zo vroeg een oude tante.
't Is mooi, maar 't blijft per slot een schaap, zo zei een lieve nicht.
He, wat? schreeuwden de dames Groen. Was u dan thuis gebleven!
Dat is het toppunt! 't Blijft een schaap! Dat is gewoon de kif!
Sssst! bulderde de dominee. En nu komt nummer zeven:
Het schaap zal voor u dansen nu: De Branding op het Rif.
Het was een hele woeste dans, met hele hoge sprongen...
Een daverend applaus. Toen was het pauze in de zaal.
En alle mensen zeiden, toen ze op de gangen drongen:
De ‘Branding op het Middenrif’ was 't mooist van allemaal.
Zo ziet u, zei de dominee, dit is een groot succes!
Nietwaar? zeiden de dames Groen, een echte danseres.
| |
[pagina 135]
| |
[pagina 136]
| |
[pagina 137]
| |
nee, zei de dominee beslist, de speeltuin ben ik tegen!
Ik wil wel naar de Keukenhof, ik wil wel naar de zee,
ik wil wel naar de theetent, en ik wil me laten wegen,
maar naar de speeltuin wil ik niet. Hier zeg ik glashard: Nee!
Kom, zei het schaap Veronica, u hoeft toch niet te wippen!
U gaat maar lekker zitten en u drinkt een glaasje bier.
Welja, zeiden de dames Groen, u kijkt 's naar de kippen,
ga heus maar met ons mee, de bus vertrekt om kwart voor vier.
Het schaap ging op de schommel en de dames gingen wippen.
Kijk, riep het schaap Veronica, o kijk, hoe hoog het gaat!
De dominee keek voor zich uit met toegeknepen lippen.
Ik wip niet. Uit principe wip ik nimmer! zei hij kwaad.
Een keertje maar! begon het schaap Veronica te vleien
Een enkel keertje van de glijbaan roetsjen, dominee!
Nou goed dan, sprak de dominee. Ik zal één keertje glijen.
Hij klauterde het trapje op en roetste naar benee.
Toen hij beneden aankwam, klom hij daadlijk weer naar boven.
Vierhonderd vierendertig keren gleed hij naar omlaag.
Wel, wel, zeiden de dames Groen, 't is niet om te geloven!
Verschrikkelijk, verschrikkelijk! Hij houdt niet op vandaag!
Kom, riep het schaap Veronica, ach dominee, niet meer!!
Wat jammer, zei de dominee. Maar... morgen gaan we weer.
| |
[pagina 138]
| |
[pagina 139]
| |
he, zei het schaap Veronica, wat heerlijk om te reizen!
Nou zijn we in Parijs! En krijg ik ook een glaasje wijn?
En wat een hoge huizen hier, 't zijn allemaal paleizen!
Jaja, zeiden de dames Groen, maar schóón zal 't er niet zijn.
O, zei het schaap Veronica, daar is de Eiffeltoren,
en iedereen praat Frans! En kijk, fonteintjes in 't plantsoen!
En wat een mooie dames hier, met bellen in hun oren!
Ze deugen geen van allen, zeiden toen de dames Groen.
Och, zei de dominee bedeesd, ik ken ze niet persoonlijk,
nietwaar? Men kan niet alle dames kennen in Parijs.
Wilt u een glaasje van dit spul? Dat drinkt men hier gewoonlijk,
O nee, zeiden de dames Groen, dat spul smaakt naar anijs.
Het is een heel gek land, ze eten hier gekookte slakken!
En nooit kaneelbeschuitjes, en ze drinken hier geen thee...
We kunnen toch zó naar een blommig aardappeltje snakken,
wat is een aardappel in 't Frans, weet u dat, dominee?
Jazeker, zei de dominee, zal ik ze soms bestellen?
Aannemen, Jean, vier pomdeter, avec un peu de zjuu!
Zeg, zei het schaap Veronica, zal ik 's wat vertellen...
Ik ga een sigaretje roken, dames Groen, en u?
Foei, juffrouw schaap Veronica, zeiden de dames Groen,
Al zijn we in het buitenland, wij houden ons fatsoen!
| |
[pagina 140]
| |
wat is dat? riep de dominee, wat zal ik nou beleven?
Wat komt daar voor een monster aan? Mij dunkt, het is een spook
O, lieve, lieve dames Groen, o kijk nou toch 's even:
dat spook heeft zwarte krulletjes en praten kan het ook!
't Is ik! zei 't schaap Veronica en huilde zwarte tranen.
O, jammerden de dames Groen, kijk toch, uw goeie goed!
U brengt ons alweer helemaal van onze tramentanen!
O, juffrouw schaap Veronica, u bent zo zwart als roet!
Wat hebt u toch gedaan? Waar hebt u nou weer in gezeten?
Ach, huilde 't schaap Veronica, ik zag... ik dacht... ik wou...
er stond een vat met teer op straat, toen wou ik zo graag weten
of iemand daar ook in kon vallen. En dat weet ik nou.
Dat gaat er nooit meer af, zeiden de dames Groen gepijnigd.
Ik zal de stomerij opbellen! riep de dominee.
Hallo! Wij hebben hier een schaap, dat moet chemisch gereinigd!
Vanmiddag klaar? Da's goed, juffrouw. Wij brengen haar wel mee.
En 's middags kwam het schaap terug, weer helemaal in orde.
Er zat een keurig strookje met een nummer aan haar staart.
Wel wel, zeiden de dames Groen, wat is ze wit geworden!
't Kost zeven gulden vijftig, maar het ís de moeite waard!
Ze kreeg een beker chocola, een grote beker vol.
Pas op hoor! zei de dominee, en mors niet op je wol!
| |
[pagina 141]
| |
[pagina 142]
| |
[pagina 143]
| |
kijk, zei het schaap Veronica, de alpenroosjes bloeien...
en kijk, de zon gaat onder in de bergen, rozerood...
dat hoort erbij in Zwitserland, dat heet: het alpengloeien!
We zijn zo heerlijk hoog, en als we vallen zijn we dood.
Zo is het, zei de dominee. Daar staan we, op de Alpen,
we durven niet terug, en niemand weet, waar of we zijn.
We roepen nu al uren: halp! Maar niemand komt ons Halpen!
Wij zijn verloren, dames Groen! Wij storten in 't ravijn!
O, o, huilden de dames Groen, en blijven we daar leggen?
Jazeker, zei de dominee, wel anderhalve eeuw!
En als ze ons toevallig vinden, zullen ze wel zeggen:
Kijk daar eens wat een keurige geraamtes in de sneeuw!
Niks hoor, zei 't schaap Veronica, het zal ons heus wel lukken!
We laten ons maar zakken, met z'n vieren op een rij.
Ik moet alleen nog eventjes een edelweissje plukken.
Daar gaan we, aan het touw! Kom lieve dames, volgt u mij?
Zo lieten ze zich zakken, en het touw begon te kraken...
ze vielen in een weitje, boven op een kippenhok.
He, he, zeiden de dames Groen, we zijn in Interlaken...
maar heus de transpiratie staat in onze interlok.
Toen zaten zij tot 's avonds laat te jodelen in 't hotel
en dronken melk uit kommetjes, van 't koetje met de bel.
| |
[pagina 144]
| |
komaan, zeiden de dames Groen, de was moet opgevouwen.
We moeten naar de zolder om te mangelen, enzovoort...
O jakkes, zei de dominee, dat heb je met die vrouwen,
ik zat zo fijn te denken, en nu word ik weer gestoord.
Ze gingen met z'n allen langs de zoldertrap naar boven.
Daar hing de grote was te drogen, netjes aan de lijn.
Ziezo, riepen de dames Groen, nu moet u ons beloven
om netjes te gaan mangelen. En niet humeurig zijn.
Kijk, zei het schaap Veronica, wat heerlijk, al die rommel!
Zijn dat uw oude minnebrieven, lieve dames Groen?
Die brieven met een lint erom, hier in die blauwe trommel?
Niet doen, smeekten de dames Groen, o asjeblieft niet doen...
Kijk toch, zei 't schaap Veronica, een oude hoed, wat prachtig!
En 's avonds als het donker is, dan loopt er hier een spook.
Schei uit, zeiden de dames Groen, u maakt ons zenuwachtig!
Ja, zei het schaap Veronica, en muizen zijn hier ook.
Au! deksels, riep de dominee. Mijn vinger zit ertussen
Dat heb je met zo'n mangel. Help, nu zit mijn vinger vast.
Het duurde tien minuten om de dominee te sussen.
Ziezo, zeiden de dames Groen. De was kan in de kast.
Nu gaan we weer gezellig met z'n allen naar benee.
We hebben ook voor deze keer, tompoezen bij de thee.
| |
[pagina 145]
| |
[pagina 146]
| |
help, riep het schaap Veronica, er is iets niet in orde!
Ik hoor iets aan de buitendeur. Wie zou dat kunnen zijn?
Kom, wakker worden, dominee. Kom dames, wakker worden!
He wat? geeuwde de dominee... Ik droomde net zo fijn...
O wee, schreiden de dames Groen, en kwamen uit hun kamer,
't zijn dieven aan de buitendeur, nu horen wij het ook.
Kom, juffrouw schaap Veronica, neemt u die grote hamer
en dominee de kolenkit, dan nemen wij de pook.
Heel zachtjes op hun tenen zijn ze naar benee geslopen...
ze waren heel erg bang... en zagen allemaal spierwit.
De dominee deed met een ruk ineens de voordeur open!
Daar dief! zo riep hij bulderend en zwaaide met de kit.
De dief begon te jammeren en klagelijk te schreien.
Kijk, zei 't schaap Veronica, 't is onze Ome Daan.
't Is onze eigen Ome Daan, daar ligt ie, op de keien...
Och, och, zeiden de dames Groen, wat hebben wij gedáán?
Kom binnen, zei de dominee, vergeef ons, lieve Ome!
Nou... bromde Ome Daan... ik moet wel zeggen: Mooi is dit...
Ik wou jullie verrassen en heel stiekem binnenkomen...
en ik word op mijn hoofd geslagen met de kolenkit.
Sst... zeiden toen de dames Groen, 't had erger kunnen wezen...
Nu gaan we eitjes eten, met een beetje majonneze...
| |
[pagina 147]
| |
[pagina 148]
| |
[pagina 149]
| |
zeg, zei het schaap Veronica, het is al kwart voor zeven
en ik ben jarig, dominee! Mag ik mijn bedje uit?
Nee, fluisterde de dominee... nee wacht nog maar heel even
u mag uw bed uit komen, als ik op mijn vingers fluit...
en even later... Fuuuu! de dominee floot op zijn vingers!
toen is het schaap Veronica de kamer ingegaan.
De hele kamer was versierd met bloemetjes en slingers,
de dames Groen die stonden met hun mooiste jurken aan.
En kijk, er lagen pakjes op een groengeruite deken...
Eerst even stilte... fluisterden de dames alle twee:
de dominee zal nu Een Enkel Woordje tot u spreken.
Beminde schaap Veronica, zo sprak de dominee,
mijn zwaar beminde schaap, er zijn zo van die ogenblikken
waarop ons hart wordt saamgeprangd door vreugd en niet door leed...
toen kon de dominee niet verder... hij begon te snikken
en droogde zijn gezicht af aan het kanten tafelkleed.
Nu kwamen de kadootjes: twee met bont gevoerde laarsjes...
een sprookjesboek, een ganzenbord en schaatsen en een sjaal...
en op de tafel stond een grote taart met zeven kaarsjes!
O, zei het schaap Veronica, wat prachtig allemaal!
Ziezo, zeiden de dames Groen, van hiep hiep hiep hoera!
lang zal ons schaapje leven in de gli gla gloria!
| |
[pagina 150]
| |
[pagina 151]
| |
wel, wel, zo sprak de dominee, dit is een Technisch Wonder,
zo'n televisietoestel, echt een Wonder, dames Groen!
Wanneer je dit één keer gezien hebt, kun je niet meer zonder.
Ik zie heel duidelijk een man. Wat gaat die man nu doen?
O, zei het schaap Veronica, hij gaat een lezing houen,
een lezing over suikerbieten! Heel erg interessant!
O juist, zeiden de dames Groen... eh... hoe ze die verbouwen.
Hij laat de suikerbieten zien. Hij heeft ze in z'n hand!
Wat prachtig, zei de dominee. Ik zit echt te genieten!
Een biet in Hilversum, en toch, wij kunnen hem hier zien.
Die man blijft wel lang praten, he? over die suikerbieten.
Hij haalt er aldoor meer te voorschijn. Wel een stuk of tien!
Elf! zei het schaap Veronica. Kijk maar, daar komt de elfde.
Ja maar, zeiden de dames Groen, daar gaat het nou juist om:
die suikerbieten, kijk, die zijn niet allemaal hetzelfde!
De ene is wat rechter en de ander is meer krom.
Hou op! zo riep de dominee. Ik gooi dat ding naar buiten!
Ik word hier stapelgek van! Helpt u 's een handje mee!
He ja, zei 't schaap Veronica. Zo pats boem door de ruiten.
Nee nee, zeiden de dames Groen, beheers u, dominee!
Dan geven we het liever aan een arme man cadeau!
En nu... een glaasje rum? Bij onze oude radio?
| |
[pagina 152]
| |
o, riep het schaap Veronica, mijn staartje is bevroren!
Ik word alleen maar warm van voren, bij die open haard!
Zo is het, sprak de dominee, ik ben ook warm van voren,
en ijzig koud van achteren. Maar ja, ik heb geen staart...
Vooruit, zeiden de dames Groen. We moeten iets verzinnen...
Verstoppertje gaan doen, of zo, vooruit, wie doet ermee!
Kom, allemaal in 't kringetje, wij gaan meteen beginnen:
van Iene-Miene-Mutte-Knol u bent 'm, dominee.
De dominee ging in de hoek staan en tot honderd tellen,
toen draaide hij zich om en riep: Ik kom! kòhòhom!
Er was geen sterveling te zien. Hij ging door 't huis heen snellen,
wat stil... zo sprak de dominee, wat is het stil alom...
Hij zocht 's in de keuken en hij ging 't fornuis verzetten,
hij gluurde in het kolenhok, en kijk, wat zat daar nou?
daar zat de ene dame Groen, zó tussen de briketten...
de andere dame Groen zat in de ijskast, hemelsblauw.
Nu enkel nog het schaap. Hij had al in de klok gekeken
en in het bed. Maar nergens was het schaap Veronica...
toen zag hij een wit staartje uit de paraplubak steken.
Ik heb je! riep de dominee. Hoera! Hoera! Hoera!
Ziezo, zeiden de dames Groen. Nu zijn we lekker warm.
Nu gaan we koffie drinken. Op de sofa. Arm in arm.
| |
[pagina 153]
| |
[pagina 154]
| |
kom, zei het schaap Veronica, wij gaan ons laten wegen,
wij gaan ons laten wegen in de apotheek, vooruit!
Hi hi, zeiden de dames Groen, en giechelden verlegen,
kom dominee, gaat u maar eerst, maar trek uw schoenen uit.
De dominee ging eerst, hij deed zijn jas uit en z'n sokken
en iedereen kwam kijken, toen hij op de weegschaal stond.
Hoei! riepen toen de dames Groen, wat zijn we nou geschrokken!
O dominee, o dominee, u weegt tweehonderd pond.
Ontzettend, zei de dominee. Dat komt van al die eitjes!
Ik eet voortaan geen eitjes meer, en enkel nog maar gras!
Nou wij, zeiden de dames Groen, wij gaan maar met z'n beidjes!
Ze wogen samen honderdtachtig kilo, zonder jas.
Nou ik, zei 't schaap Veronica, ik wil 't ook wel 's weten...
O kijk, ik ben ook aangekomen, lieve dames Groen.
Ja, zeiden toen de dames Groen, dat komt van al dat eten,
we zijn te dik. We moeten er gewoon iets aan gaan doen.
We eten nooit kadetjes meer. En nooit meer chocolade
en nooit meer suiker in de thee. Nu gaan we op dieet.
Ja, zei de dominee bedroefd, en nooit meer karbonade
en nooit meer jonge haantjes. O, wat is het leven wreed!
Toen gingen ze naar huis toe, en ze dachten aan de lijn...
ze aten rauwe bietensla met tranen en azijn.
| |
[pagina 155]
| |
[pagina 156]
| |
ziezo, zeiden de dames Groen, nu mogen jullie komen,
't ontbijt staat klaar, en 't is ontzettend lekker met de Paas.
We hebben van de melkboer tachtig eieren genomen,
't was alles wat hij bij zich had, meer had ie niet, helaas.
Ach, zei het schaap Veronica, de eieren zijn groter,
veel groter dan het vorig jaar. Wat zijn ze mooi gekleurd.
En kijk nou toch 's, lammetjes! 't Zijn lammetjes van boter!
Wat kijkt u treurig, dominee, wat is er toch gebeurd?
Mmm... zei de dominee bedrukt, ik mag geen eitjes eten,
geen boter en geen krentenbrood, geen suiker in me thee...
we moeten immers mager worden, was u dat vergeten?
Tja, ja, zuchtten de dames Groen, dat is zo, dominee...
Kom, zei het schaap Veronica, ligt u nou niet te meieren...
een keertje lekker eten... kom, dacht u dat dat iets gaf?
Het is maar eenmaal Pasen hoor, kom dominee, eet eieren!
En strakjes doen we krijgertje dan vallen we weer af...
Bravo, dat mag ik horen, zei de dominee tevreden.
Wat bent u wijs, mejuffrouw schaap, veel wijzer nog dan wij.
Komaan, ik zal beginnen met een dikke krentensnede.
De dames Groen begonnen aan hun zeventiende ei.
En nu ben ik de paashaas, zei de dominee koket.
Hij zat de dames achterna en joeg ze op 't buffet.
| |
[pagina 157]
| |
[pagina 158]
| |
[pagina 159]
| |
he, riep het schaap Veronica, wat kijkt u sip vanmorgen!
Hoe komt het dat u allebei zo ongelukkig bent?
Tja, zuchtten toen de dames Groen, we zitten in de zorgen...
Het geld is op. We hebben nog maar drieëndertig cent.
Och wat, zo sprak de dominee, dat zijn toch geen problemen!
Hier is mijn portefulje, kom, ik help u wel op streek!
Neemt u maar alles wat erin zit! Heus, u mag het nemen!
Maar in de portefulje zat alleen een oude preek...
Wacht, zei het schaap Veronica, ik ga mijn beursje halen.
Maar in het beursje zaten nog twee stuivertjes, meer niet.
O jee, zeiden de dames Groen, we moeten 't gas betalen
en ook de huur, en ook de slager, ooooh, we gaan failliet.
Nu moeten we gaan bedelen, bedenk dat toch 's effe!
He ja, zei 't schaap Veronica, dat lijkt me enig, zeg!
Waarom niet? zei de dominee, en u moet goed beseffen:
Wat is nou geld? Geld brengt ons enkel op de Brede Weg;
Wel, zei het schaap Veronica, we gaan een baantje zoeken
of wij beginnen morgen met een oliebollenkraam.
Jazeker, zei de dominee, ik bak wel oliekoeken,
U moet niet denken dat ik mij voor handenarbeid schaam.
Wat zijn jullie toch lief, zeiden de dames Groen in tranen.
O, zei het schaap Veronica. We kunnen nog zóóóóveel:
We kunnen ook gaan venten met een karretje bananen...
Maar wacht 's, zei de dominee, blijf eventjes reëel:
Er is nog drieënveertig cent. Wat gaan we daarmee doen?
Een ijsje bij de ijscokar, zeiden de dames Groen.
| |
[pagina 160]
| |
he, zei het schaap Veronica, we moeten 's op reis gaan!
We gaan 's naar het Gooi; we moeten eens naar Laren toe!
Hoor dat! zeiden de dames Groen... de hemel zal ons bijstaan...
m'n lieve schaap Veronica, we hebben toch geen soe!
Dat is zo, zei de dominee, maar is dat zo bezwaarlijk?
We kunnen toch gaan liften? Dat is zeker niet te duur!
Nou, nou, zeiden de dames Groen, we vinden 't gevaarlijk:
we lezen o zo vaak van enge heren achter 't stuur...
Kom, kom, suste de dominee, ik ben toch bij ulieden...
kom, lieve dames Groen, u weet toch dat ik u bescherm?
Zet u maar gauw uw hoedjes op; er kan u niets geschieden.
Zo stonden ze te wenken met hun duimen, op de berm.
Er kwam een luxe auto aan, een hele mooie blauwe.
Hallo, riep de bestuurder, wilt u met me mee misschien?
Oh nee, zeiden de dames Groen, nee, nu we 't goed beschouwen:
wij vinden uw gezicht niet gunstig, nu we het goed zien...
De auto reed weer verder op de grote weg naar Laren.
Daar stonden ze, er stopte nog een auto af en toe...
maar ach, de dames Groen die hadden elke keer bezwaren.
O, zei het schaap Veronica, mijn voetjes zijn zo moe...
Kom mee, zo sprak de dominee, dat liften vind ik niets!
We gaan gewoon naar Laren met z'n allen op de fiets.
| |
[pagina 161]
| |
[pagina 162]
| |
[pagina 163]
| |
kom, zei het schaap Veronica, we moeten gaan kamperen!
We gaan kamperen in een tent. Voordat het winter wordt,
Een tent? zeiden de dames Groen. Met onze goeie kleren?
Dán liever in een huisje, dat heeft altijd meer komfort.
Ze vonden een lief huisje waar ze samen konden koken.
Ze aten soep met zand. Ze zwommen urenlang in zee.
De dominee werd éénmaal door een roze kwal gestoken
en 't weer was niet je dat, maar ach, het viel toch ook weer mee.
Kijk, zei het schaap Veronica, kijk, wolken in het westen!
Warempel, zei de dominee, 'k zie wolken in het zwerk...
Het stormt, zeiden de dames Groen. Naar bed! Dat is het beste!
Daar komt weer een depressie, 't lijkt wel aangenomen werk.
Hoor! 't woeden van de baren! zei de dominee, vol zorgen...
De stormwind beukt de duinenrij... en wij zijn klein en zwak...
maar in dit schamel stulpje zijn wij veilig en geborgen...
Zijn woorden waren nog niet koud of... hoep! daar ging het dak!
Hou vast... gilden de dames Groen, o! daar gaat onze deken!
Wie belt er Dorus Rijkers op! O help toch, we vergaan!
En toen de wind ging liggen, was het huis totaal verdwenen
alleen de bedden waren nog gelukkig blijven staan.
Ziezo, zei 't schaap Veronica, we gaan maar naar de stad...
He, he, zeiden de dames Groen, dat hewwe weer gehad.
| |
[pagina 164]
| |
kom, zei het schaap Veronica, ik ga de kopjes wassen.
He ja, zeiden de dames Groen, maar doe een schortje aan,
en zult u op de porseleinen eierdopjes passen?
En al de aangekoekte pannen mag u laten staan.
En ik, zo sprak de dominee, ik wil wel even drogen
en daarna berg ik netjes al de kopjes in de kast.
Het nederigste werk is ook Belangrijk in mijn Ogen
maar maakt u dan wel eventjes mijn schort van achter vast?
Ziezo, zei 't schaap Veronica, wij doen het met z'n allen
en wat er afgedroogd is zet u maar op 't grote blad.
Da's dat! zo sprak de dominee en liet de theepot vallen,
de grote blauwe theepot lag in scherven op de mat.
O wee! kermden de dames Groen. Ze jammerden en schreiden.
Kom, zei het schaap Veronica, de rest is toch nog heel.
O dames, zei de dominee, wanneer ik u zie lijden
dan breekt mijn harte ook! En krijg ik brokken in de keel!
Ik koop direct een nieuwe pot! Met kippetjes en hanen!
Ziet u, zei 't schaap Veronica, de dominee heeft spijt!
En toen droogde de dominee de dames Groen haar tranen
met een geruite glazendoek en met veel tederheid.
Ziezo, zeiden de dames Groen, we zijn het weer vergeten
we gaan nu koffie drinken en amandelbroodjes eten.
| |
[pagina 165]
| |
[pagina 166]
| |
komaan, zo sprak de dominee, wat zal het nu eens wezen?
Hoe brengen wij de avond door, wie heeft er een idee?
He, zei het schaap Veronica, als u ons voor wilt lezen
dan zijn wij u zo innig dankbaar, lieve dominee...
He ja, zeiden de dames Groen, wij gaan intussen breien,
een mooi verhaal... en 't liefst een beetje treurig als het kan...
wij vinden 't na het eten altijd heerlijk om te schreien.
Nou goed dan, zei de dominee, daar gaat ie dan.
Toen las hij een vertelling over hele arme lieden
die zaten zonder kachel, zonder geld en zonder brood.
En van een rijke heer die daar een korfje aan kwam bieden
met soep en eierkolen, als een redder in de nood.
Ach, huilde 't schaap Veronica, wat zielig en wat heerlijk...
O ja... snikten de dames Groen, het leven is zo wreed...
wij willen ook zo graag iets doen voor arme mensen. Eerlijk,
ach dominee, wanneer u soms eens arme mensen weet...
De dominee zei peinzend: Tja, ik ken wel veel gezinnen,
maar al die mensen eten tegenwoordig mokkataart.
Wat erg! riepen de dames Groen, dan blijven wij maar binnen
dan brengen we ze ook geen soep! Dan zijn ze het niet waard!
Nou, zei het schaap Veronica, maar 't was een mooi verhaal!
Heel mooi, zeiden de dames Groen. Nu koffie allemaal?
| |
[pagina 167]
| |
[pagina 168]
| |
[pagina 169]
| |
hatsjie! zeiden de dames Groen. Wij zijn toch zo verkouden!
Ja, zei het schaap Veronica, u ziet een beetje wit.
Als u een dag naar bed gaat wordt u helemaal de oude.
Kom, zei het schaap Veronica, dan voelt u zich weer fit!
Jazeker, zei de dominee, neemt u wat aspirine
en gaat u gauw een beetje slapen. Wij verplegen u.
Naar bed? zeiden de dames Groen, zo 's morgens om bij tienen?
Wie zorgt dan voor het eten, en de lapjes en de sjuu?
Het moet! zei 't schaap Veronica, dan bent u morgen beter!
Daar gingen dus de dames Groen, met kruiken enzovoorts.
De dominee kwam angstig met een grote thermometer.
U hebt verhoging! riep hij. Tjonge jonge, wat een koorts!
Nou, zei het schaap Veronica, zal ik de dokter halen?
O nee! zeiden de dames Groen, o nee, geen sprake van!
Die dokters zijn bedriegers. En ze laten je betalen,
wij sterven liever, dominee, ziezo, dat weet u dan.
Niet sterven... zei de dominee en hij begon te wenen...
...gekluisterd aan het krankbed... zei hij... o mijn dames Groen...
Het was heel treurig daar in huis. Ze liepen op hun tenen
ze brachten thee en water met een druppeltje citroen.
Zeg, zeiden toen de dames Groen, wij lusten best een ei.
Hoera! riep 't schaap Veronica, het ergste is voorbij!
| |
[pagina 170]
| |
kom, zei het schaap Veronica, wij gaan wat musiceren.
He ja, zeiden de dames Groen, net als het vroeger was!
Kom, pak uw cello, dominee, we gaan het weer proberen,
en juffrouw schaap Veronica, neemt u de bas bas bas.
Nee, zei het schaap Veronica, daar kan ik niet op spelen,
wanneer het u 't zelfde is, neem ik de pauken wel.
Vooruit maar, zei de dominee, het kan me echt niet schelen,
maar blijft u wel beschaafd, want anders geef ik u een lel.
De dominee begon heel zacht van een twee drie te tellen.
Ja! riep hij, en daar ging het. En het klonk zo wonderschoon.
Eerst speelden ze een wiegelied en daarna Donauwellen.
toen gaf 't schaap zo'n harde dreun! Het was niet meer gewoon.
Dat kan niet, riep de dominee, heel woedend en humeurig.
Zo wordt het niks, Veronica. U beukt de boel kapot!
Ik mag ook nooit 's wat... zo snikte 't schaapje treurig.
Kom kom, zeiden de dames Groen. Dóórspelen. En geen mot!
Nu nog 's van da capo. En een beetje van andante.
En binnenkort dan huren wij heel het concertgebouw,
dan gaan we echt concerten geven. 't Komt in alle kranten.
He ja, zei 't schaap Veronica. Als dát eens lukken zou...
Dat lukt, zeiden de dames Groen. We doen 't nog deze week.
Maar eerst een lekker kopje koffie, mét een stukje keek.
| |
[pagina 171]
| |
[pagina 172]
| |
komaan, zeiden de dames Groen, we gaan wat eitjes halen!
He ja, zei 't schaap Veronica, daar bij de boerderij.
Uitstekend, zei de dominee. Laat ons niet langer dralen,
kom juffrouw schaap Veronica, we gaan maar door de wei.
Ze gingen door het weiland, waar de madeliefjes bloeien.
Ze kochten veertien eieren; de hele mand was vol.
Ziedaar, zo sprak de dominee, een hele kudde koeien.
Oei, riepen toen de dames Groen, ze slaan toch niet op hol?
We kunnen nergens schuilen hier, er zijn ook nergens bomen!
Er zal toch niks gebeuren? Zo van... wat je wel eens leest...
dat iemand in het weiland op de horens wordt genomen...
o dominee, o dominee, wij zijn toch zo bevreesd!
Ga weg! zo sprak de dominee, ga weg, infame dieren!
Wees niet beducht, o dames Groen, blijf maar even staan.
Hij nam een rode zakdoek en hij stond daarmee te zwieren.
De koeien keken hem met zeer verbaasde ogen aan.
Kijk toch! zeiden de dames Groen. Hoe sterk! Hoe fier! Hoe dapper!
O dominee dan toch, u bent gewoon een mattedóór!
Toen kregen al die koeien schoon genoeg van het gewapper.
Kijk, zei het schaap Veronica, ze gaan er al vandoor.
He he, zeiden de dames Groen, dat was een groot gevaar.
Nu gauw naar huis, we hebben nog drie taartjes in 't dressoir.
| |
[pagina 173]
| |
[pagina 174]
| |
[pagina 175]
| |
zeg, zei het schaap Veronica, ik zie de ijsman lopen.
Mag ik een ijsje, dames Groen? Het kost vijf cent precies!
Vooruit, zeiden de dames Groen, gaat u er maar een kopen.
Maar niet voor ons, wij lusten 't niet. Wij vinden ijsjes vies.
En ik dan? sprak de dominee, wilt u mij dan vergeten?
Mag ik dan niet een luttel simpel ijsje voor een keer?
Mag ik dan op 'n weekdag niet 's iets bijzonders eten?
Maar 't is al goed, vergeet mij maar, ik hoef het al niet meer.
Gunst, zeiden toen de dames Groen, wou u zo'n vieze wafel?
Nu goed dan, dominee, neemt u er dan maar een van vijf,
maar overeet u niet hoor, want we gaan direct aan tafel,
en 't kan toch nooit gezond zijn, al dat kouwe in uw lijf!
De dominee en 't schaapje stonden samen al te likken.
O, zei het schaap Veronica, wat fijn he, dominee?
Zeer zeker, sprak de dominee, en 't is een hele dikke!
Komaan, zeiden de dames Groen, dan doen wij toch maar mee.
Meneer de ijscoman hebt u wel hele schone handen?
Jazeker, sprak de ijscoman, heel proper. Kijkt u maar...
Goed, zeiden toen de dames Groen. 't Is koud aan onze tanden
maar 't smaakt wel lekker naar vanielje. En het is zoet, nietwaar!
Uitmuntend, sprak de dominee. Het smaakt ons allen zeer.
Gij zijt een goede ijscoman. Ga heen en kom gauw weer!
| |
[pagina 176]
| |
[pagina 177]
| |
kijk, zei het schaap Veronica, kijk daar 's bij die stoelen!
Een muis, een muis, een dikke muis, daar loopt ie, op de vloer!
Help help, gilden de dames Groen en gingen aan het joelen.
Ze grepen ieder een gordijn en klommen in 't velours.
Kalm dames, zei de dominee, ik kom! Ik zal u redden!
Hier ben ik met de ragebol, waar is het ondier nu?
Waar is het monster? Ha ha ha, hij kruipt onder de bedden...
Wees niet bevreesd, ik jaag hem op, ik vang hem heus voor u.
Niet doen! riep 't schaap Veronica, u mag dat beest niet plagen!
Nee, nee, niet met de ragebol, schreeuwden de dames Groen.
U bent een lafaard dominee, dat beest zo op te jagen.
U bent gewoon een dierenbeul, hoe kunt u zo iets doen!
Goed dan, zo sprak de dominee, ik zal het dier niet vangen.
Het schepsel plant zichzelve voort: straks hebben we er acht!
U moet uw leven lang in de gordijnen blijven hangen.
Wacht, zei het schaap Veronica, hij gaat weer rennen. Wacht!
Daar komt hij, lieve dames Groen, hallo, pas op uw benen...
O kijk, hij heeft een holletje, een gaatje in 't behang.
Hoera, hoera, hij zit erin. Hoera hij is verdwenen.
He he, zeiden de dames Groen. Wij waren toch zó bang.
O o, wat zijn we blij. De muis is weg en toch niet dood.
Kom, gauw een zoute stengel met een lekker glaasje rood.
| |
[pagina 178]
| |
komaan, zo sprak de dominee, nu gaan wij naar de apen.
Of wilt ge naar de witte wolven, lieve dames Groen?
Er zijn zovele schepselkens voor ons vermaak geschapen...
Wij willen naar de olifant, zeiden de dames toen.
Ziedaar, dit is de olifant. Wil hij wellicht een nootje?
Kijk, zei het schaap Veronica, wat is hij lief en goed...
Dag lieve brave olifant... he geef ons 's een pootje.
Oh, riep de ene dame Groen, o wee, hij pakt mijn hoed!
Geef hier, zei 't schaap Veronica, die mooie hoed met veren.
Kom kom, wat zijn dat voor manieren. Zeg wat moet dat nu?
Wacht even, riep de dominee, ik zal hem mores leren!
Hij klauterde het hek op met zijn zwarte paraplu.
De olifant keek even naar de dominee, aandachtig
en slokte toen de hele hoed naar binnen. Wel wel wel.
De hoed... schreeuwden de dames Groen, van zestien gulden tachtig!
Het was een echt Parijse hoed! Een exclusief model!
Kijk die gemene olifant daar nou parmantig lopen!
Ach dames, zei de dominee, ik weet, het is een strop,
maar heus, u krijgt een nieuwe hoed. Ik zal hem voor u kopen.
U krijgt er eentje met een hele struisvogel erop.
Dan zoeken we 'm zelf wel uit, zeiden de dames bits,
maar kom, nu eerst een kopje koffie, met een stukje sprits.
| |
[pagina 179]
| |
[pagina 180]
| |
ziezo, zeiden de dames Groen, de handen uit de mouwen,
we moeten appels plukken want ze zijn al bijna rot.
Bah, zei het schaap Veronica, en ik ben zó verkouwen!
Kom kom, zeiden de dames Groen, u weet: wat mot dat mot.
Zo is het! riep de dominee. En laat u mij maar plukken!
Als u uw schortjes even ophoudt, lieve dames Groen,
dan klim ik in de appelboom, mij dunkt dat zal wel lukken.
Kom, juffrouw schaap Veronica, nu moet u ook iets doen.
Raapt u de appels op die naar beneden zijn gevallen?
Er zijn er zoveel afgewaaid, verleden, met die storm!
Komaan, het is zo wondermooi, dat werken met ons allen!
Bah, zei het schaap Veronica, in deze zit een worm.
Nou valt er eentje op m'n kop, het is een hele rotte!
Ach, zeiden toen de dames Groen, dat hindert immers niet.
Doet u de appels netjes in de manden en de potten,
o kijk, het wordt een hele grote oogst, zoals u ziet.
Wat zijn die manden vol, ze zijn al haast niet meer te tillen.
Vooruit maar dominee, gooit u de rest maar op een hoop!
De aangestoken appels gaan we strakjes netjes schillen;
we hebben een ideetje: zelfgemaakte appelstroop!
Kom laten we naar huis gaan. Dominee kom uit de boom!
Straks maken wij een hele grote appeltaart met room!
| |
[pagina 181]
| |
[pagina 182]
| |
[pagina 183]
| |
ziezo, zei 't schaap Veronica, wij gaan een kerstboom kopen,
kom mee de stad in dominee, kom, lieve dames Groen!
Jazeker, sprak de dominee, laat ons naar 't Singel lopen
dan kopen wij wat hulst erbij en nog wat dennegroen.
O kijk, zeiden de dames Groen, o kijk, wij nemen deze!
Wat is ie hoog! Wat is ie recht! Wat is ie manjefiek!
Met wisperende engeltjes zal dat zó prachtig wezen!
Wij hebben gouden ballen en een glinsterende piek!
He ja, zei 't schaap Veronica, dan gaan we liedjes zingen,
dan zing ik van de herdertjes en jullie zingen mee.
En wij... zeiden de dames Groen, wij zeggen Lieve Dingen...
Ja, help nou eerst 's even dragen, zei de dominee.
Maar 't was niet zo gemakkelijk, dat zou nu aanstonds blijken,
het was een mooie kerstboom maar hij kon niet door de deur.
De buren stonden voor het raam belangstellend te kijken.
O jee, o jee, hij is te groot, zei 't schaapje in mineur.
Komaan, zo sprak de dominee, een stukje van de gevel
dat offeren wij gaarne op, dat hindert niet, verdorie,
Toen braken zij de gevel open, zonder spijt of wrevel
en even later stónd de boom, in al zijn pracht en glorie.
Daar zaten ze... de dames Groen, het schaap, de dominee.
Ze zongen Stille Nacht en aten kerstkrans bij de thee.
| |
[pagina 184]
| |
kom, zei het schaap Veronica, we gaan een sneeuwman maken,
kom mee naar buiten, daar is sneeuw en ook een beetje zon.
Naar buiten? riep de dominee, nee daarvan is geen sprake!
Breng al die sneeuw maar binnen, lekker warm in het salon.
Ach wat, zeiden de dames Groen, u zult er wel aan wennen,
't is heerlijk met die vorst. Bent u een Nederlandse Knaap?
Dat ben ik! sprak de dominee en kwam naar buiten rennen.
O kijk toch, wat een mooie witte wereld, zei het schaap.
Ze maakten eerst een hoge berg, toen gingen ze beginnen.
Ja ja, zeiden de dames Groen, die wortel is zijn neus.
En - zei het schaap Veronica, hij krijgt twee onderkinnen.
o kijk toch, wat een mooie man, het wordt gewoon een reus.
Twee kooltjes zijn z'n ogen en twee schelpjes zijn z'n oren,
nou nog een pijpje in zijn mond, dan is de sneeuwman klaar.
Oei oei, zei 't schaap Veronica, mijn voetjes zijn bevroren!
Mijm voetjes zijn zo stijf, zo stijf, mijn voetjes doen zo raar!
Naar binnen, sprak de dominee, u bent totaal versteven.
Ik zal uw voetjes wrijven met wat water en azijn.
Toen hebben ze haar voetjes met een lapje ingewreven
en na een goed half uurtje was het over met de pijn.
He, zei het schaap Veronica, 'k wou dat het lente werd...
Komaan, zeiden de dames Groen... een bordje hete snert.
| |
[pagina 185]
| |
[pagina 186]
| |
[pagina 187]
| |
wel wel, zeiden de dames Groen, dat wij dit nog beleven:
ons schaapje geeft college aan de universiteit!
Ja ja, zo sprak de dominee, zij werd daartoe gedreven
door innerlijke drang. En door het Onderwijsbeleid.
Daar stond het schaap Veronica, een beetje bleek, maar waardig.
Zij gaf college in de schapen-sociologie.
Kijk, zei het schaap Veronica, dit is zo eigenaardig:
wij schapen hebben doorgaans een gans ander soort esprit.
Wij schapen denken anders, dat is nu zojuist bewezen.
Ik wil niet zeggen Beter, nee, dat zeg ik niet direct,
maar Anders. En men kan daar nog te weinig over lezen.
Men weet nog maar zo weinig van het schapen-intellect.
Toch hebben ook wij schapen onze Kant en onze Hegel,
wij hebben onze Marx, wij hebben onze Stuart Mill,
maar ja, zij schreven nooit iets op, geen letter en geen regel,
ze hielden 't lekker voor zichzelf. Ze hielden 't lekker stil.
En dat is juist de waarborg voor de allerhoogste wijsheid,
slik alle wetenschap maar in, dan pas houdt men haar hoog
en daarom zijn de schapen nog precies als in de ijstijd:
tevree met gras en water. Dit is 't eind van mijn betoog.
Professor schaap Veronica, zo riepen de studenten,
vertel ons nog iets aardigs van de schapenmaatschappij!
Nee, zei het schaap Veronica. 't Is buiten volop lente,
ga heen en ga wat dart'len met de schapen in de wei.
't Was knap, zeiden de dames Groen in hun gebloemde jurk,
en nu een glaasje advocaat in de Vergulde Turk.
| |
[pagina 188]
| |
ziezo, zeiden de dames Groen, we hebben het goed bekeken,
dit is het ware reisgenot, zo in de karrevan!
Met onze eigen lakens en in onze eigen deken
en langs de Franse alpen met ons eigen koekepan.
Ja, zei het schaap Veronica, wij zijn al in de bergen
en tóch een beetje thuis; we hebben alles bij de hand.
En of, zeiden de dames Groen, men kan niet van ons vergen
dat wij dat vieze eten eten, in het buitenland.
En als we straks in Frankrijk zijn, dan eten wij geen slakken
en ook geen enge kikkerbillen, of patee de fwa!
Dan gaan we fijn de aarpeltjes en onze biefstuk bakken,
kom, maak een blikje doppers open, schaap Veronica!
Toch zijn we evengoed al door veel landen heengetrokken!
Straks zijn we al bij de Riviera, als 't een beetje wil.
Je voelt niet dat je rijdt he, 't gaat zo rustig, zonder schokken!
O, riep het schaap Veronica. O jee, we staan ook stil!
Ze keken en jawel, ze stonden midden in de dreven.
Wel, hoe is dat nou mogelijk? riepen de dames Groen.
En waar is dan de dominee in 't autootje gebleven?
O, huilde 't schaap Veronica, wat moeten we nu doen?
Wacht maar, susten de dames Groen, straks komt hij wel weer hier.
Wij hebben toch de koude kip, de taartjes en het bier.
| |
[pagina 189]
| |
[pagina 190]
| |
help, riep het schaap Veronica, ik hoor een beetje leven!
Word wakker lieve dames Groen, word wakker dominee!
ik hoorde het heel duidelijk, ik lag in bed te beven...
Er is een inbreker in huis, misschien zijn het er twee!
O wee, riepen de dames Groen en kwamen uit hun bedden,
ons tafelzilver! En de gouden bros van onze moe!
O dominee word wakker! U alleen kan ons redden!
Wacht maar, zo riep de dominee, ik spreek die kerel toe!
Gij booswicht, riep de dominee, laat u toch overreden,
wat wint gij met een handvol gelds? Gij, wie ge dan ook zijt...
Gij dief daar onder aan de trap, wij zien u wel, beneden...
keer van uw dwaalwegen terug, ei ziet, het is nog tijd...
Er kwam geen antwoord van benee, ze stonden met hun allen
daar boven aan de trap. Nu was het stil als in het graf.
Volgt mij, zo sprak de dominee, ik ga hem overvallen
hij nam zijn zwarte paraplu en steeg de trappen af.
Ze hoorden wat rumoer en wat gestommel even later
en stietten op een pikzwart beest: de kat van mevrouw Blom.
Wat doosjes! zei de dominee, het was gewoon de kater!
Eh, zei het schaap Veronica, wat dom van ons, wat dom...
Welaan, zeiden de dames Groen, nu zijn we tóch uit bed
nu maken we het knus. Wie heeft er zin in een croquet?
| |
[pagina 191]
| |
|