Het hele schaap Veronica
(1960)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[pagina 9]
| |
Dit is het schaap Veronica,
het schaap met zwarte voeten.
En nu komt, wat er allemaal gebeurde:
| |
[pagina 10]
| |
kom, zei het schaap Veronica, ik ga eens op visite,
ik ga eens op visite bij de oude dames Groen;
die zitten 's morgens vroeg al zo gezellig in de suite.
Kom, zei het schaap Veronica, dat zal ik maar eens doen.
Kijk, zei het schaap Veronica: een beetje briljantine
dat doe ik op mijn krulletjes, zo iets dat kan nooit kwaad,
en nu nog gauw mijn sokjes aan, het is al over tienen.
Kijk, zei het schaap Veronica, zo kan ik wel op straat.
Zo ging het schaap Veronica gezellig op visite,
ze liep het Lindelaantje door, ze drukte op de bel,
de dominee deed open en hij liet haar in de suite,
daar zaten dan de dames Groen en zeiden: Wel, wel, wel!
Daar is het schaap Veronica, het schaap met zwarte voeten.
Hoe maakt u het, Veronica, kent u de dominee?
Ach, zei het schaap Veronica, 'k ben blij u te ontmoeten.
Wel, zeiden toen de dames Groen, zal 't koffie zijn, of thee?
Nou, zei het schaap Veronica, graag thee met een beschuitje,
zo'n lekker Haags beschuitje, permitteert u dat ik sop?
Het weer is niet je dat, he? Ieder ogenblik een buitje.
Kom, zei het schaap Veronica, nu stap ik weer eens op.
Dag dominee, tot ziens maar weer, dag lieve dames Groen!
Dag juffrouw schaap Veronica, zeiden de dames toen.
| |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
Ik kan dansen,
ik kan zingen,
ik kan ook
pianospelen.
| |
[pagina 14]
| |
wel, zei het schaap Veronica, daar ben ik dan weer even!
Wat zie ik? Hebt u een piano, lieve dames Groen?
Ja, zeiden toen de dames, ja, wij gaan concerten geven.
Wij kunnen zelf niet spelen, maar wilt u het voor ons doen?
Oh, zei het schaap Veronica en bloosde tot haar oren,
ik heb maar twee jaar les gehad van Gabriel de Bok.
Ik speel maar met twee voeten, weet u, ja, die twee van voren;
en 't gaat een beetje stroef, ik heb aan elke voet een sok.
Kom, juffrouw schaap Veronica, wees toch niet zo bescheiden,
u kent toch wel dat menuet van Tjingela-pingela-pom?
U kent toch wel dat liedje van de Grote Stille Heide?
Kom, juffrouw schaap Veronica, zeiden de dames, kóm!
Wel, zei het schaap Veronica, wat zal ik dan eens spelen?
Een walsje of een polka of gewoon van do-re-mi?
O, zeiden toen de dames, 't kan ons helemaal niet schelen.
Nou, zei het schaap Veronica, daar gaat-ie: Een twee drie!
| |
[pagina 15]
| |
Toen speelde 't schaap Veronica voorzichtig met haar tenen
het mooiste liedje dat ze kende, van de Orgelman.
En allebei de dames Groen die gingen aan het wenen...
Ze zeiden: Och, wat is dat mooi, daar krijg ik nou wat van!
Wel, zei het schaap Veronica, nu nog een wals van Strauss...
Toen was het uit en o, er kwam een daverend applaus!
| |
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
Meiregen,
maak dat ik gróter wor...
gróter wor...
Deze meiregen maakt,
dat ik verkouden wor!
| |
[pagina 18]
| |
och, zei het schaap Veronica, ik was toch zó verkouden
en daarom was ik al die tijd geen enkel keertje hier.
Wel, zeiden toen de dames Groen, wilt u de wol ophouden?
O, zei het schaap Veronica, dat wil ik met plezier!
En? zei het schaap Veronica, gaat u een theemuts haken?
Of wordt het soms een jumper, of een pannelapje? Nee?
Nee, zeiden toen de dames Groen, wij gaan een borstrok maken,
wij gaan een lange borstrok maken voor de dominee.
Een borstrok, zei de dominee... (hij kwam toevallig binnen)
een hele lange borstrok, van twee rechts twee averechts!
De dames willen ook nog aan een pantalon beginnen:
ik heb gezegd, dat is te veel, een lange borstrok slechts.
Pardon, zei 't schaap Veronica, mijn achtervoeten slapen,
'k ga eventjes verzitten, want ik word een beetje stijf.
Een borstrok, zei u? Gunst, wat is dat makkelijk bij schapen!
Bij ons groeit al het ondergoed vanzelf al op het lijf.
Wel, zeiden toen de dames Groen, de knot is opgewonden,
was 't heus niet te vermoeiend, juffrouw schaap Veronica?
Nee, zei het schaap Veronica, ik heb het dól gevonden!
Nu is het over vijven, dus ik denk dat ik maar ga.
Dag dominee, dag dames Groen, tot ziens en veel succes!
En áls u wol te kort komt, nou, dan weet u mijn adres.
| |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Ik was me altijd helemaal
met sjampoo.
Daarom zijn mijn krulletjes
zo mooi.
En nu wil ik op de foto!
| |
[pagina 22]
| |
o, zei het schaap Veronica, ik kom uw raad eens vragen,
ik kreeg een briefje van mijn oom, mijn oude oom de Ram,
hij vraagt een kiekje van me, dat hij om zijn hals wil dragen,
maar 'k heb geen kiekje van mezelf, dat vind ik nu zo lam.
Wel, zeiden toen de dames Groen, dat is toch niet zo'n puzzel?
Dan gaan wij samen op de kiek. Is dat geen mooi idee?
Dan gaan wij naar de fotograaf, meneer Van Huzzewuzzel.
Ik wil ook op de foto, dames! riep de dominee.
Ze gingen voor 't gemak maar met z'n allen in een auto
en stonden in een wip al op de fotograaf z'n stoep.
Meneer, zo sprak de dominee, wij willen op de foto,
niet allemaal apart, maar in een artistieke groep.
Ja, zeiden toen de dames Groen, het moet heel snoezig worden,
een soort van piramide met de dominee in top!
Oei, zei het schaap Veronica, is mijn coiffure in orde?
En komen alle vier mijn zwarte voetjes er wel op?
| |
[pagina 23]
| |
Kom, zei meneer Van Huzzewuzzel, kijkt u naar mijn baardje,
en doodstil zitten astublieft, 't is maar een ogenblik.
O, zei het schaap Veronica, 'k heb kriebel aan m'n staartje!
Eh, fluisterden de dames Groen, nu krijgen wij de hik.
Knip, zei meneer Van Huzzewuzzel, zó, u staat erop.
U krijgt de foto's morgen in een gele envelop.
| |
[pagina 24]
| |
he nee, zei 't schaap Veronica, ik wil nog niet gaan slapen,
we hoeven niet zo vroeg naar bed, het is toch zaterdag?
Wel, zeiden toen de dames Groen, wij zitten al te gapen,
maar even een verhaaltje voor we slapen gaan, dat mag.
Da's goed, zo sprak de dominee, wat zal het dan eens wezen?
De wolf en zeven geitjes, zei het schaap Veronica.
Toen nam de dominee zijn bril en ging het sprookje lezen
van al die kleine geitenkinders zonder hun mama:
‘En toen de geitenmoeder thuiskwam met een mand vol eten,
toen waren al haar kinders weg. Begrijp je, hoe ze schrok?
De wolf was in het huis geweest en had ze opgegeten,
alleen het kleinste geitenkindje zat nog in de klok.’
Hi, zei het schaap Veronica, hoe kan dat nou gebeuren...
Zo'n geitje kan niet in de klok, al is het nog zo klein.
't Is welles, zei de dominee, zit u toch niet te zeuren,
zo'n hele grote Friese klok, zo iets zal het wel zijn.
Nou, zei het schaap Veronica, ik ken toevallig geiten,
maar 'k heb er toch nog nooit een met een Friese klok ontmoet.
Wat drommel! riep de dominee, hier heb ik toch de feiten!
Eh, zei het schaap Veronica, de feiten zijn niet goed.
Kom, zeiden toen de dames Groen, nu is 't verhaaltje uit.
En wel bedankt, 't was prachtig mooi. Wie wil er een beschuit?
| |
[pagina 25]
| |
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
Ik ben een zoet schaap...
ik ben een stout schaap...
ik ben een zoet schaap
ik ben een stout schaap.
Ik ben een zoet schaap
en nu gaan wij een dagje uit.
| |
[pagina 28]
| |
ach, zei het schaap Veronica, ik hoor de vinkjes fluiten.
Ik word toch zo poëtisch van die Lente om me heen.
Wat denkt u, kunnen wij niet eens een hele dag naar buiten?
Tja, zeiden toen de dames Groen, wij zitten met ons been...
Ik weet wat, zei de dominee, wij gaan twee tandems huren,
zo'n hele lange fiets heet toch een tandem, naar ik meen?
Twee zadels en twee bellen en twee dingetjes en twee sturen?
Welnu, dat is dan afgesproken. En waar gaan we heen?
Wel, zei de ene dame Groen, we kunnen eens naar Euzelen.
Nee, zei de andre dame Groen, nee, Euzelen is niet mooi.
Kom, zei het schaap Veronica, laat ons niet langer treuzelen.
Wij kunnen toch uit rijden gaan, zo op de bonnefooi?
Daar kwam de dominee al aan. De tandems waren prachtig.
Wel, zei het schaap Veronica, dan gaan we maar op weg.
| |
[pagina 29]
| |
Wacht, riepen toen de dames Groen, u maakt ons zenuwachtig,
we moeten toch nog broodjes smeren? Broodjes met beleg?
En als we niet naar Euzelen rijden, gaan we dan naar Doorn?
En moeten we hierop? Is dit een tandem? Wel, wel, wel...
O, zei het schaap Veronica, u zit achterstevoren,
u kunt veel beter zitten met uw voorkant naar de bel.
Daar gaan we dan, kom dames Groen, vooruit maar dominee!
We gaan misschien wel helemaal naar Breukelen aan zee.
| |
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
Altijd als het voorjaar wordt
krijg ik het weer...
| |
[pagina 32]
| |
tjee, zei het schaap Veronica, ik ben toch zo geschrokken!
Ik at een paardebloem... en ploem! daar viel ik in de sloot!
Ze hebben mij er met z'n allen haastig uitgetrokken,
nu ben ik wel een beetje zwart, maar helemaal niet dood.
Help, riepen toen de dames Groen, o lieve help, wat treurig!
Kom binnen, schaap Veronica! Nee, blijft u even staan...
Uw krulletjes vol modder en ze waren toch zo keurig...
U druipt, u druipt, Veronica! De gang is pas gedaan!
Ja, zei het schaap Veronica en huilde dikke tranen,
ik ben een modderschaapje en ik blijf wel op de mat.
Kom, zeiden toen de dames Groen, er zijn nog altijd kranen.
Kom, juffrouw schaap Veronica, wij doen u in het bad.
Daar gingen toen de dames Groen aan 't poedelen en aan 't plassen
met groene zeep en soda en een héle grote spons.
He, zei het schaap Veronica, ik ben nog nooit gewassen!!
Ja, zeiden toen de dames Groen, zo gaat het nu bij ons.
O, riep het schaap Veronica, het zeep komt in m'n ogen,
u kietelt aan mijn voetjes, o, het kietelt, ha, ha, ha!
Wel, zeiden toen de dames Groen, en nu nog even drogen,
kijk nu eens in de spiegel, juffrouw schaap Veronica!
Ach, zei het schaap Veronica, wat ben ik hagelwit,
dag dames Groen, dag dominee, het beste met uw spit.
| |
[pagina 33]
| |
[pagina 34]
| |
[pagina 35]
| |
Van baden krijg je honger,
Ik lust geen vlinders,
wél pannekoeken.
| |
[pagina 36]
| |
kom, zei het schaap Veronica, wij geven een dineetje,
wij geven een dineetje bij de lieve dames Groen;
en iedereen doet wát, we helpen allemaal een beetje.
Wel, zei het schaap Veronica, dat moesten we maar doen.
Kom, zei het schaap Veronica, ik bak de pannekoeken.
Maakt u de vermicellisoep en doppertjes en sla?
Ja, zeiden toen de dames Groen, maar... eerst een schortje zoeken.
Uw schone witte krullen, juffrouw schaap Veronica!
En ik? zo zei de dominee, ik zou ook wel iets willen.
Ah, zeiden toen de dames Groen, wij hebben iets voor u:
Wat zoudt u ervan denken om de aardappels te schillen?
En maakt u een tomaatje schoon, dat is voor in de zjuu.
Toen ging het schaap Veronica aan 't pannekoeken bakken!
Ze stond aan het fornuisje met het pannekoekenmes.
Mirakel, zei de dominee, mag ik er eentje pakken?
Nee, zeiden toen de dames Groen, u krijgt er strakjes zes!
| |
[pagina 37]
| |
Dan wacht ik, zei de dominee, maar 'k ruik ook soep met ballen,
is het gepermitteerd, dat ik er eventjes van snoep?
O, lieve help, m'n bril, nou is m'n bril erin gevallen...
Wel, zei het schaap Veronica, nu is het brillesoep.
Toen visten zij de bril eruit - dat was een heel gedoe -
en aten soep met ballen en zes pannekoeken toe.
| |
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
Als ik nu in de zon blijf staan
word ik dan bruin?
Zou een bruin schaap ook mooi zijn?
| |
[pagina 40]
| |
zeg, zei het schaap Veronica, als we gaan zonnebaden,
wie zou er dan het bruinste zijn, de dominee of ik?
Wel, zeiden toen de dames Groen, da's makkelijk te raden:
een dominee wordt bruiner, want zijn vacht is niet zo dik.
Maar hee... waar is de dominee? Hij is toch niet gaan zwemmen?
Warempel, kijk daar staat hij! Tot zijn enkels in de zee!
Wat is hij toch weer roekeloos, men moet hem altoos remmen.
Straks zwemt hij Het Kanaal nog over. Kom toch, dominee!
Ahoy! schreeuwde de dominee met druipend natte haren,
het zeegat uit, komt knapen, nu het zeegat uit! Trala!
Mejuffrouw schaap Veronica, kom niet mij in de baren!
Ik ga het duin afrollen, zei het schaap Veronica.
Ja, zeiden toen de dames Groen, we gaan het duin afrollen
en wie het eerst benee is, krijgt een lolly bij de thee.
Daar gingen dus de dames Groen aan 't gillen en aan 't hollen.
Hoera, zei 't schaap Veronica, ik ben het eerst benee.
| |
[pagina 41]
| |
En ik ben lekker tweedes, zei de dominee tevreden,
o kijk, de dames Groen zijn blijven hangen in de brem!
Help, riepen toen de dames Groen, wie helpt ons naar beneden?
Ik Kom Al, riep de dominee met donderende stem.
Toen groeven ze de dominee tot aan zijn nek in 't zand.
He, he, zei 't schaap Veronica, een Dagje aan het Strand!
| |
[pagina 42]
| |
[pagina 43]
| |
Hoe oud ben ik?
Ben ik al honderd jaar?
Ja ik ben honderd jaar
en mijn sokjes zijn ook honderd jaar
en nu zijn ze versleten.
| |
[pagina 44]
| |
oei, zei het schaap Veronica, mijn sokjes zijn versleten.
Wel, zeiden toen de dames Groen, dan gaan we naar de stad,
we gaan gezellig winkelen en daarna taartjes eten.
Jazeker, zei de dominee, natuurlijk doen we dat.
Zo gingen ze te zamen naar de winkel van Van Soeten.
Juffrouw, hebt u ook zwarte sokjes, vroeg de dominee.
Het is voor deze dame hier, de dame heeft vier voeten,
ze heeft er twee van voren en van achter ook nog twee.
Zo kreeg het schaap Veronica vier nette zwarte sokken,
de dames Groen die kochten nog wat roodgeruit katoen
en dikke wollen wanten en een heel stel onderrokken.
En ik, zo sprak de dominee, ik wil één overschoen.
Ik heb er eentje nodig, want de ander is nog keurig.
Dat kan niet, zei de winkeljuf, men neemt er altijd twee.
Wat deksels, o wat deksels, riep de dominee humeurig.
Ssssst, zeiden toen de dames Groen, kom dominee, ga mee.
We gaan gezellig naar de lunchroom, samen taartjes eten,
kom dominee, vergeef het en vergeet het, als u kunt.
't Is goed, zo sprak de dominee, ik zal het dan vergeten,
ik ben wel diep gegriefd, maar geef mij nu een mokkapunt.
Toen waren zij weer vrolijk en zij dronken chocola.
Ik lust wel tien tompoezen, zei het schaap Veronica.
| |
[pagina 45]
| |
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
En ik verveel me zo!
En ik verveel me zo!
En ik verveel me zo!!!!
| |
[pagina 48]
| |
bah, zei het schaap Veronica, het regent pijpestelen!
Ja, zegt u dat warempel wel, zeiden de dames Groen,
't is weer, om met z'n allen straks een erfenis te delen.
Die is er niet. Maar zullen we een spelletje gaan doen?
Hèèè, zei het schaap Veronica, he, gaan we zakdoekleggen?
Nee, liever blindemannetje, zo sprak de dominee,
dat Heft mij altijd Op, om 't maar eens heel gewoon te zeggen,
wanneer ik blindemannetje speel, vergeet ik al het Wee!
Kom, zei het schaap Veronica, ik blinddoek u wel even.
Ziet u nou eerlijk niets meer? Hoeveel voetjes heb ik hier?
Eh, twintig, zei de dominee, nee negentien, nee zeven!
Gunst, zeiden toen de dames Groen, en 't beest heeft er maar vier
| |
[pagina 49]
| |
Daar liep die arme dominee te hijgen en te blazen.
Ik weet niet waar ik ben, riep hij. Is dit het fietsenhok?
Daar heb ik iets! Mejuffrouw, eindlijk heb ik u te grazen!
Nee, zeiden toen de dames Groen, dat is de staande klok...
Ach werklijk? zei de dominee, wat kan men zich vergissen.
Wat is dit voor een wollen ding, is dit een vatenkwast?
Ja heus, het is een vatenkwast, dat kan bepaald niet missen!
Au, zei het schaap Veronica, u hebt mijn staartje vast.
Hoera! Hoera! U bent 'm! juichte blij de dominee.
Ja, zeiden toen de dames Groen, maar eerst... een kopje thee.
| |
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
wel, wel, zeiden de dames Groen, nu zijn we bij de vissen!
Kijk toch eens, zo'n aquarium is nog een heel gedoe...
We moeten naar de sidderrog, die mogen we niet missen;
maar waar is 't schaap Veronica? Veronica!! Oehoe!!
Zij zal toch niet verdronken zijn in een van die bassinnen?
Mirakel, zei de dominee, Veronica is weg!
Misschien wel opgegeten door een haai met zeven vinnen...
Hier ben ik! riep het schaap. Ik heb een nieuwe kennis, zeg!
Kijk hier, dit is mijn nieuwe vriend, hij kan zo mooi vertellen.
Hij heeft op dit moment toevallig niet zoveel te doen.
Sta toe, dat ik u even aan elkander voor ga stellen:
De wolhandkrab... de dominee... dit zijn de dames Groen.
Aangenaam, zei de dominee en gaf de krab een handje.
Hoe maakt u het, zo zeiden toen de dames Groen beleefd.
Het weer is niet zo best, he? Maar wat wil men in dit landje.
We stappen weer eens op. We moeten naar de sidderkreeft.
Kijk daar! zeiden de dames Groen, een vis met aanhangwagen!
De schol van onze visboer past toch beter in de pan.
Is dit de zaagvis nou? Wel wel, en kan hij werkelijk zagen?
Geef hem ereis een potlood om te zien of hij het kan...
Nu hebben we het wel gezien, hier in 't aquarium,
nu gaan wij maar naar huis terug en drinken thee met rum.
| |
[pagina 52]
| |
[pagina 53]
| |
Pas op, juffrouw schaap Veronica,
als u uw wolletje uitlaat,
wordt u ziek!
| |
[pagina 54]
| |
w-w-w, zei het schaap Veronica, ik voel mijn staartje rillen
en al mijn voetjes beven en ruggetje zegt: piep!
Ach, zeiden toen de dames Groen, dat komt van de bacillen,
ach juffrouw schaap Veronica, u hebt natuurlijk griep.
Wat moeten we nu doen? We zullen gorgelen en pappen...
Hee, wacht eens, zei de dominee, u weet niet wat het is!
Laat mij eens even snuffelen in 't Boek der Wetenschappen.
Mij dunkt, het zijn de mazelen, als ik mij niet vergis.
Heeft zij al rooie vlekjes? Nee? Dan komen die wel later,
geeft u haar eerst abdijsiroop en dan kamillethee.
W-w-w, zei het schaap Veronica, ik wil een slokje w-w-water.
Aha, dan zijn het waterpokken, zei de dominee.
Ssst, zeiden toen de dames Groen, hier is de thermometer.
O kijk, ze heeft geen koorts en ze is daad'lijk weer gezond.
Als zij maar lekker slapen kan, dan is ze morgen beter...
Ik heb het, zei de dominee, het schaap heeft rode hond.
Nee, jammerden de dames Groen, niet zulke nare dingen,
wij zingen nu het wiegelied van: Slaap, schaapje, slaap.
Hoe zou dat liedje verder gaan, wat moeten wij nu zingen:
Daar buiten loopt een kindje? of: Hier binnen ligt een schaap?
Toen zongen zij heel zachtjes en driestemmig: Slapedoe...
Mmm, zei het schaap Veronica, mijn oogjes... vallen... toe...
| |
[pagina 55]
| |
[pagina 56]
| |
[pagina 57]
| |
En nu is het december
en we drinken bisschopswijn
en we eten speculaas
en 't is bijna sinterklaas.
| |
[pagina 58]
| |
zie, zei het schaap Veronica, de maan schijnt door de bomen!
Hoezo, de maan? Ik zie geen maan, zo sprak de dominee.
Wel, zeiden toen de dames Groen, de Sint moet immers komen?
Kom, zet uw schoentje bij de haard en zing maar met ons mee.
Ik heb geen eens een schoentje, zei het schaap, maar zou u denken
dat Schimmel ook wel winterpeentjes uit mijn sokje lust?
Natuurlijk, zei de dominee, dat paard zal u niet krenken,
hij eet het uit beleefdheid, maar hij eet het, wees gerust.
Hee, zei de ene dame Groen, waar is mijn hooi gebleven?
Het hooi, dat in mijn schoentje zat. Het is verdwenen, hee...
Het hooi is weg! Het hooi is weg! Wel heb ik van m'n leven!
Ik pleeg geen hooi te nuttigen, zo sprak de dominee.
Hik, zei het schaap Veronica, en hield haar hoofd gebogen.
O, juffrouw schaap Veronica, zeiden de dames Groen,
o, juffrouw schaap Veronica, kijk ons eens in de ogen!
Het hooi voor 't lieve paard! Hoe hebt u dát nu kunnen doen.
| |
[pagina 59]
| |
Búúúú... snikte 't schaap Veronica, ik heb het opgegeten...
Ik ben zo vrees'lijk dol op hooi, en 'k krijg hier altijd lof.
Ach, zeiden toen de dames Groen, hoe konden we dat weten?
We eten voortaan 's maandags hooi. Nu, reken maar en of!
Toen deden zij een hele grote suikerbiet in 't schoentje
en zongen uren-, urenlang van Sinterklaas Kapoentje.
| |
[pagina 60]
| |
[pagina 61]
| |
Ik was even buiten...
maar ik ging
weer gauw naar binnen!
| |
[pagina 62]
| |
fijn, zei het schaap Veronica, nu gaan de kaarsjes branden!
Wacht even, zei de dominee, de kerstkrans hangt nog niet...
Ik zal hem wel bevestigen, zo met mijn eigen handen,
waar is de trap, de keukentrap, 't gaat best, zoals u ziet.
Kom, zeiden toen de dames Groen, wij zullen het u wijzen,
kijk, ginder naast de lamp, daar moet-ie hangen, dominee!
Maar zult u erg voorzichtig zijn? Hier hebt u een puneize,
en als u strakjes moe bent, mag u op de canapee.
Au, riep het schaap Veronica, daar valt iets naar beneden!
Ik ben het, zei de dominee benauwd. Ik ben het maar!
Help, riepen toen de dames Groen, och lieve help, och heden,
pas op, u valt meteen nog in de bak met engelenhaar.
Wat Hoedjes! riep de dominee, moet ik hier blijven hangen?
Dit is geen kerstfeest meer, dit is een ijselijke ramp!
Hi... snikten toen de dames Groen met tranen op haar wangen,
toen haakten zij de dominee voorzichtig van de lamp.
| |
[pagina 63]
| |
Een hele emmer dennegroen werd van hem afgeborsteld.
Hij legde zich tevreden op de pluchen canapee.
Toen werd het schaap Veronica nog uit de krans geworsteld...
He, he, zeiden de dames Groen, nu eerst een kopje thee.
De kerstkrans zullen wij dus maar beneden laten staan.
Ja, zei het schaap Veronica, en nu de kaarsjes aan.
| |
[pagina 64]
| |
[pagina 65]
| |
kijk, zei het schaap Veronica, hoe mooi ik al kan rijden!
Het gaat zo hard, het gaat zo hard, veel vlugger dan de wind!
Kom, dominee, nu rijden wij naar Alkmaar of naar Leiden.
Komaan dan, lieve dames Groen, wat denkt u van een sprint?
Oei! jammerden de dames Groen, wij hebben koude oren.
O, waarom kan er nu ook nooit eens ijs zijn zonder vorst?
Pas op, juffrouw Veronica, uw staartje is bevroren,
en dominee, o, dominee, u hebt zo'n tere borst...
Waarom doet u nou niet een hele warme wollen doek an?
Poeh, zei het schaap Veronica, mijn staart is gloeiend heet.
De dominee riep: Kijk, ik ben veel beter dan Kees Broekman,
't is enkel maar zo jammer, dat geen sterveling het weet.
Ja, zeiden toen de dames, Groen, maar denkt u aan de scheuren?
Het ijs is hier en daar misschien nog wel een beetje zwak.
Aááách, zei het schaap Veronica, wat kán ons nou gebeuren...
Daar gaat ie! riep de dominee en reed ploem! in een wak.
Ho! gilde 't schaap Veronica en hielp hem op het droge.
Daar stond hij aan de wallekant te bibb'ren van de kou.
Ik ben geheel doorweekt, zo sprak hij. Heb toch mededogen...
Het was zó koud, de dames Groen die zagen hemelsblauw!
Toen bonden zij de schaatsen af en klommen over 't hek,
en aten thuis drie grote borden erwtensoep met spek.
| |
[pagina 66]
| |
eilieve, riep de dominee, wat is het hier een rommel!
Bent u de koffers aan het pakken? Kijk nu toch eens aan!
Ja, zeiden toen de dames Groen, het schaap gaat naar Zaltbommel,
zij gaat een week logeren in het huis van Ome Daan.
Daar zullen ze ons schaapje wel eens lekkertjes verwennen,
ze ziet zo wit de laatste tijd, dan krijgt ze weer wat kleur.
Kom, riep het schaap Veronica, vooruit! We moeten rennen,
't is over tienen en de taxi staat al voor de deur.
O, zeiden toen de dames Groen, u maakt ons zenuwachtig!
Ze reden naar 't station en namen kaartjes bij 't loket.
O, kijk eens, zei de dominee, de chef! Wat is die prachtig!
Als ik stationschef was geworden, had ik ook zo'n pet...
Zo, zeiden toen de dames Groen, en doe vooral de groeten,
en altijd met twee woorden spreken tegen Ome Daan!
En denk erom: Niet uit het raampje hangen met uw voeten!
En neem nooit van een vreemde heer een pepermuntje aan!
Goed, zei het schaap Veronica, 'k geloof dat hij gaat rijen.
De dames Groen die werden al een heel klein tikje bleek.
Vaarwel dan, zei de dominee en hij begon te schreien.
Kom, zeiden toen de dames Groen, het is maar voor een week.
Zij wuifden en de trein reed weg. Het schaapje werd heel klein.
O, snikten toen de dames Groen, wat zal het eenzaam zijn.
| |
[pagina 67]
| |
|