veren kreeg en een snaveltje en twee vlerkjes in plaats
van armpjes.
‘Mijn kind!’ schreeuwde de koningin en rende op haar dochtertje toe.
Maar Spikkeltje vloog weg met de andere vogels. Ze was geen prinses meer. Ze
was een lijster.
Schreiend liep de koningin naar haar gemaal en vertelde hem wat er
gebeurd was.
‘We moeten dadelijk naar die heks,’ zei de koning en greep zijn
hermelijnen pet.
‘Zal ík niet liever gaan?’ vroeg de koningin.
‘Nee,’ zei de koning, ‘Dit wil ik zelf doen.’ Hij draafde de tuin
door tot bij de grote pereboom en riep: ‘Akkeba!’
Het hoofd van de heks kwam te voorschijn. ‘Wie wou daar wat?’ vroeg
ze.
‘Mijn dochter is weggevlogen,’ riep de koning.
‘Kom wat hoger, ik versta je niet!’ riep de heks.
De koning klom hijgend naar boven tot aan de hoogste tak, waar het
huisje van de heks was.
‘Mijn dochter is weggevlogen,’ zei hij.
‘Jullie eigen schuld,’ zei de heks. ‘Had je haar maar binnen moeten
houden.’
‘Ja maar luister nou eens,’ zei de koning. ‘Hoe krijgen we haar
terug?’
‘Wacht maar tot het voorjaar wordt,’ zei de heks.
‘Hoor eens,’ zei de koning boos, ‘ik beveel jou om ogenblikkelijk
mijn dochter terug te brengen. En als je dat niet doet, laat ik je hoofd
afslaan.’
‘Wat?’ riep Akkeba met een schrille stem. ‘Wou je