Het fluitketeltje en andere versjes(1992)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Voor het portret van opa Kraai Dit was jullie dierbare opa nou, zei vader Kraai tot zijn kinderen. Hij was toch zo nobel, hij was toch zo trouw. hij was toch zo ijverig, altijd in touw, hij was toch zo goed voor zijn minderen. Toen grootvader oud was, zo'n jaar of drie, toen roofde hij zilveren dingen. Toen kreeg hij het stelen wel onder de knie, hij roofde een zilveren naai-etui en, als hij de kans kreeg, ringen. Een zilveren lepeltje iedere dag, hij had er wel negenentachtig. Hij hield zo van blinkende lepeltjes, ach, de mensen zeggen wel dat het niet mag, wij kraaien vinden het prachtig! Soms ving hij een muis voor je grootmama, dan gaf zij een deftig dineetje. Je grootvader hield dan een toespraak, ja, hij had een geweldige stem, krá, krá! Wij werden er stil van, weet je. Dus kinderen, kijk naar het schilderij, je opa, wist, hoe het hoorde. Bedenk, wat je opa telkens weer zei: Blijf Kraai, blijf altijd Kraai, zei hij, en dat waren wijze woorden. Vorige Volgende