Het schaap in de dierentuin
Ha, die mus, zei het schaap in de wei.
Ha, dat schaap, zei de mus op het hek. Ik ben weer zó ver geweest vandaag!
Waar ben je dan geweest, vroeg het schaap.
In de dierentuin in de stad, zei de mus. En vol, dat het er was. Er waren wel duizend kinderen.
Is een dierentuin dan een tuin met kinderen, vroeg het schaap.
Welnee, dommerd die je bent, zei de mus. Een dierentuin zit vol met beesten, beesten in hokken en de kinderen, wel die komen om ernaar te kijken.
Zijn er ook schapen in de dierentuin, vroeg het schaap.
Ja-a-a, zei de mus weifelend. Ik heb er wel schapen gezien, maar ik geloof dat het geen gewone waren, ze hadden allemaal iets bijzonders.
Zouden ze niet eens 'n gewoon schaap willen hebben daar, vroeg het schaap. Ik zou het best interessant vinden om in een hok te zitten in de stad en door kinderen bekeken te worden. Probeer het dan maar eens, zei de mus. Nou, gegroet, en toen vloog hij weg.
Het schaap piekerde een poosje en toen opeens nam hij een besluit. Hij sprong over het hek van de wei en liep naar de stad.
Hij moest heel ver lopen en toen hij eindelijk in de stad was, viel het nog lang niet mee om de dierentuin te vinden. Hij vroeg de weg aan een stelletje kinderen, maar omdat hij alleen maar ‘beeh’ kon zeggen, verstonden ze hem niet en riepen ‘beeh’ terug.