passen, zei ze tegen haar neef. Er is iets met die hoed. Hij is al honderd jaar oud en er is iets heel raars mee. Maar ik ben vergeten wat.
Nu, het was zo, die hoed was een toverhoed. Als je die opzette, dan werd je opeens vrolijk en gezellig en zonnig en blij, in plaats van knorrig en humeurig.
De rechter nam de hoed, draaide hem tussen zijn vingers en zette hem op Nu moet je weten, dat die rechter een streng, knorrig, humeurig, somber gezicht had, maar meteen, toen hij die hoed opzette, veranderde dat gezicht Het werd opeens olijk en jolig en kwajongensachtig. Hij danste door de kamer en riep: Hatsjee!
Daar heb je het nu al, zei tante. Zie je wel, neef, dat komt door die hoed. Zet hem asjeblieft dadelijk af, want je hele waardigheid verdwijnt met die hoed.
Maar de rechter dacht er eenvoudig niet aan. Hij pakte tante Keetje beet, danste met haar door de kamer, en zong van O, Suzanne!
Toen liep hij dansend het huis uit en holde opgewekt naar de rechtszaal waar alle raadsheren en advocaten plechtig zaten te wachten in hun zwarte toga's en waar de oude dief angstig op zijn strafbankje zat.
Daar kwam de rechter binnen. Holderijee, riep hij, dag jongens, dag dief, hoe gaat het met jullie?
Goeie hemel, wat schrokken al die deftige heren. Zo iets hadden ze nog nooit meegemaakt, die oude knorrige, humeurige, strenge, sombere rechter had ineens iets jofels gekregen. Hij was heel anders geworden. Zal ik uw hoed aanpakken, zei de bode schuchter.
Wis en deksels niet, zei de rechter. Ik hou hem op.
Toen ging hij zitten, keek de dief met een knipoogje aan, en zei: Heb jij een koe gestolen?
Jawel, edelachtbare, zei de dief.
Wat onaardig van je, zei de rechter. Wij mensen