De spin Sebastiaan(1966)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] De knolleknol Het paard van de groenteman stond voor de kar te snikken, hij huilde dikke tranen en hij huilde emmers vol, en als je zei: Wat scheelt eraan, heb je soms niets te bikken? dan zei hij: Ach, ze noemen mij - snik, snik - de knolleknol! Omdat ik met rabarber rij, met knolletjes en met prei... daarom ben ik de knolleknol, dat zeggen ze tegen mij. Ik wil niet langer rijden met die volle groentewagen, ik heb genoeg van worteltjes, van peultjes en van sla, ik heb een ideaal! Ik wil zo graag de Koning dragen. Ik wil de Koning dragen op mijn rug, van hupsasa. Ik wil geen knolleknol meer zijn, o, mensen, laat me los, ik ben te goed voor knolletjes, ik ben een edel ros! Dat paard van de groenteman, hij wou de Koning dragen! Hij ging er stiekempjes van door en draafde door de stad, en achter hem de wagen - dat was jammer van die wagen... daar kon hij niet van af, omdat die wagen aan hem zat. Daar kwam hij voor de gouden stoep, de stoep van het paleis, daar stond hij met zijn wagen vol rabarber en radijs. [pagina 91] [p. 91] Wie is dat? riep de Koning, want hij zat juist voor de ruiten. Wat is dat voor een paard, daar met die grote wagen vol? O, zeiden de ministers en ze keken ook naar buiten, O, sire, nee, dat is geen paard, dat is de knolleknol, die staat daar met zijn wagen vol andijvie en radijs, dat is toch geen gezicht hier voor het koninklijk paleis! Dat vond de Koning grappig en hij moest er heus om grinniken, hij liep meteen naar buiten in zijn jas van hermelijn, het paard van de groenteman begon direct te hinniken, en riep: Ik ben een paard, ik wil geen knolleknol meer zijn. Toen steeg de Koning statig op de knolleknol zijn rug en reed met hem een straatje om, en deftig weer terug. [pagina 92] [p. 92] Het paard van de groenteman rijdt nu weer voor de wagen, maar niemand roept meer: Knolleknol... nee, niemand die dat doet, ze zeggen: Kijk, dat paard, dat heeft de Koning mogen dragen. Dan nemen ze hun pet af of ze tikken aan hun hoed. Nu rijdt hij weer met sla, met bieten en met lof. Maar is hij nu tevreden? Nou, reken maar, en óf! Vorige Volgende