De spin Sebastiaan(1966)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Drie meneren in het woud Er waren eens drie meneren heel deftig en heel oud, die wilden gaan kamperen, kamperen in het woud. Ze lazen om te beginnen alvast het weerbericht. Ze kochten een tent van linnen en helemaal waterdicht. Zij vonden een woud vol bomen, het was er guur en koud, de regen viel in stromen, het was een heel woest woud. Ze zaten te rillen daarbinnen, daarbinnen in die tent. Je moet zo iets nooit beginnen als je oud en deftig bent. De drie oude meneren werden verkouden en hees. Toen kwamen er drie beren, die roken mensenvlees. De beren waren schrander en trokken meteen van leer. Ze zeiden tegen elkander: Zeg, lust jij oude-meneer? Ze gooiden met boze snuiten de hele tent opzij. De meneren kropen naar buiten en riepen: Heb medelij! O, beren, hebt genade, [pagina 22] [p. 22] wij zijn zo deftig en oud! Wij doen hier toch geen schade? Wij zitten gewoon in het woud. De beren zeiden: Ach, vrinden, zo erg was het niet bedoeld! Wij zullen u niet verslinden. Wij zijn alweer bekoeld. Toen zaten ze met z'n zessen gezellig onder een boom en dronken een glaasje bessen, en noemden elkander: Oom. De deftige, oude meneren zijn weer terug, alle drie. Zij denken nog vaak aan de beren, met liefde en sympathie. [pagina 23] [p. 23] Vorige Volgende