De vos en de kat
Een vos ontmoette een keer een kat, tegen wie hij zei: ‘Mijn vriend, God geve u een goede dag.’ En de kat antwoordde: ‘Mijnheer, God geve u eveneens een goed leven.’ Toen vroeg de vos hem: ‘Mijn vriend, wat kunt u zoal?’ ‘Niet meer dan ratten en muizen vangen, en in bomen klimmen,’ antwoordde de kat. Waarop de vos zei: ‘Werkelijk, u bent het niet waard te leven, omdat u geen andere dingen kunt!’ De kat werd erg kwaad om de woorden van de vos en vroeg hem: ‘En u, mijn kameraad? Wat kunt u doen?’ Waarop de vos antwoordde: ‘Duizend trucjes, want ik heb een zak vol goochelkunsten en ben zo groot en sterk dat niemand mij kan bedriegen.’
Terwijl ze daar zo samen praatten, zag de kat een jager met honden aankomen. Toen zei hij tegen de vos: ‘Mijn vriend, ik zie een jager met zijn honden op ons afkomen, die - zoals u weet - oude vijanden van ons zijn.’ Waarop de vos zei: ‘Mijn kameraad, u spreekt als iemand die laf en bang is; laat ze maar komen en sla er geen acht op.’ En zodra de honden de kat en de vos in de gaten kregen, kwamen ze op hen af gerend. Toen de vos ze zag komen, zei hij tegen de kat: ‘Laten we vluchten, zonder enig uitstel!’ Waarop de kat antwoordde: ‘Echt, dat is niet nodig.’ Maar de vos geloofde de kat niet en vluchtte om zichzelf te redden. En de kat klom in een boom, terwijl hij zei: ‘Nu zullen we meteen zien wie zich beter redt!’ En toen hij in de boom zat en zag dat de honden de vos bij zijn keel grepen, zei hij tegen hem: ‘Ha ha, vriend Reintje! Laat nu eens een van die duizend kunstjes zien die u kunt en doe die zak vol trucjes open, want op dit moment heb je die wel nodig!’ En zo doodden de honden de vos, en de kat redde zichzelf.