[Woord vooraf]
Ondergeteekende voelt zich gedrongen, het oor, en zoo het hart, van ons Gereformeerde volk te zoeken. Nog steeds in verband met de bekende zaak tusschen de Generale Synode en Prof. Dr K. Schilder. Reeds heeft deze zich in dezen gericht tot den kerkeraad van zijn eigen plaatselijke kerk. Maar ook naar buiten blijft het noodig, de aandacht te vragen voor deze benauwende zaak, waarmee immers vragen van zoo groot en zoo essentieel belang voor ons kerkelijke leven gemoeid zijn.
Een der eerste vragen is in dergelijke dingen altijd: wordt er nauwkeurig recht gedaan? Psalm 82, dien we allen kennen, begint als volgt:
God staat in den goddelijken raad;
in het midden der goden houdt Hij gericht.
Prof. Dr A. Noordtzij, van wien we de vertaling van dit psalmwoord aanhaalden, geeft de bedoeling ervan als volgt weer:
‘Evenals de koning van een der groote wereldrijken zijne stadhouders, door hem over de gewesten van zijn uitgestrekt gebied aangesteld, rondom zich verzamelt, zoo heeft ook de Heere allen bij zich ontboden, die door Hem met de handhaving van het goddelijke recht op aarde zijn belast. Een “goddelijke raad” wordt gehouden, en de “goden” zijn ter vergadering opgeroepen’.
Wij willen uitdrukkelijk uitspreken, dat wij verder niet gaan met de aanhaling, om niet zelf te haastig te werk te gaan.
Slechts één ding bedoelen wij aan de gewetens onzer menschen aan te dringen: is het niet waar, en moet men niet zich diep ervan doordringen, dat alle rechtspraak, met name in de kerk van onzen Heere Christus, heeft te staan onder de spanning van dit geweldige psalmwoord? Van deze profetische teekening van de onder ‘hoogdruk’ staande rechtshandeling?
Welnu, één van de eerste vragen, die men juist vanwege die hoogspanning niet màg voorbijgaan, is deze: wordt er nauwkeurig recht gesproken? Worden de feiten haarscherp omschreven en gewaardeerd?
We hebben van synodale zijde herhaalde malen iets vernomen, schriftelijk, voor een klein gedeelte, en mondeling, door allerlei spreekbeurt, waarin duizenden menschen worden bereikt, maar... waarin niemand iets vernam van den persoon in kwestie zelf.
Daarmede rekening houdende, acht ik het een gelukkige omstandigheid, dat ik op een enkel punt ons gereformeerde volk kan dienen van nadere informatie. Ik kreeg inzage van een brief, die door den beschuldigde is geschreven, o.a. aan den kerkeraad van Kampen. Wat daarin gezegd wordt, en dat, zooals men zal zien, op officieele stukken teruggaat, wil ik, met gebruikmaking van de daarin verwerkte gegevens, aan de lezers bekend maken.