Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 416]
| |
90. Gereformeerde MeisjesbondGa naar voetnoot1.17 october - historische datum in de geschiedenis van den Geref. Meisjesbond Het was te begrijpen, dat de kerkelijke strijd, die in 1942 zeer scherpe vormen aannam, niet buiten den bond om zou kunnen gaan. Het bondsbestuur achtte het dan ook niet ondenkbaar, dat, wanneer de strijd tot kerkscheuring zou leiden, dit ook voor onzen bond zeer zware gevolgen zou en moest hebben. En dit is inderdaad een feit geworden. Na de bevrijding van ons land kwam het bondsbestuur zoo spoedig mogelijk bijeen om te spreken over vele dingen betreffende den bond, in 't bijzonder over de kerkelijke moeilijkheden ten opzichte van onzen bond. Het bondsbestuur kon en mocht de oogen niet sluiten voor de groote moeilijkheden door te komen met een advies, dat geen oplossing voor beide partijen bracht. Dat zou struisvogelpolitiek geweest zijn, wat zeker niet geoorloofd was tegenover onze jeugd, die toch leiding mocht verwachten in dezen. Dat er naar een basis gezocht werd om te blijven samengaan spreekt vanzelf. Het bondsbestuur wilde er in 't begin niet aan denken de eenheid te breken. Maar - deze basis werd niet gevonden, hoe pijnlijk dit ook was. De verschillen waren te groot en wortelden te diep. Prof. Den Hartogh evenals prof. Schilder gaven het advies tot uiteen gaan. Samenwerking was van nu voortaan onmogelijk. Voorlichting door personen van beide kerken kon niet. Toch bleef de eisch de jeugd op te voeden voor kerk, staat en maatschappij. Hoe zou het nu mogelijk zijn de jeugd op te voeden voor de taak in de kerk, wanneer van beide kerken hieraan gewerkt zou worden? Wanneer het bondsbestuur tot deze oplossing gekomen zou zijn zou het bondsbestuur het bewijs geleverd hebben, niet de taak te verstaan bij de opvoeding van de leden van den bond. Dit alles zou leiden tot een hopelooze verwarring, waarvan onze jeugd de dupe zou worden. Na veel vergaderingen waarin al deze moeilijkheden van alle kanten bekeken waren, kwam het bondsbestuur eenparig tot het besluit, den bond voorstellen te doen tot uiteengaan. Dit kon ook niet anders. Beide groepen hadden dezelfde rechten op den bond, voerden dezelfde pretentie. Het was dan ook de zuiverste weg, eerst een voorstel te doen tot uiteengaan, omdat samenwerking niet meer mogelijk was. Daarna werd in het volgende voorstel gelegenheid gegeven zich uit te spreken hoe men de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken, genoemd in art. 2 der statuten zou willen verstaan, òf volgens de verklaring daarvan door de generale synode 1942 en 1943-1945, òf volgens de opvatting van de Gereformeerde Kerken, vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O. Dit voorstel werd niet met eenparigheid van stemmen genomen. Het eerste deel van dit voorstel werd ondersteund door de dames Jansen van Beek, Admiraal, Wolters, Francke en Akkerhuis. Het tweede deel door de dames Parmen- | |
[pagina 417]
| |
tier, Van den Berg, Jonkhoff, Kok en Elgersma.Ga naar voetnoot2. Als logisch gevolg werd in het volgende voorstel gevraagd aan de bestuursleden van de minderheid ontheffing te verleenen uit de bestuursfunctie en het overblijvende deel opgedragen de bestuurszaken zoo goed mogelijk te behartigen en in de vacatures te voorzien. Het vierde voorstel hield in, de bezittingen van den bond te verdeelen, zoodat de meerderheid 2/3 en de minderheid 1/3 deel zou ontvangen. Zoo werd 17 october voorbereid door het bondsbestuur.Ga naar voetnoot3. Met groote spanning en weemoed werd die dag tegemoet gezien. Het was dan ook niet de vreugde van andere bondsdagen. De bondspresidente zag zich geplaatst voor een zware taak. Aan het verzoek, dogmatische en theologische kwesties buiten bespreking te laten, werd veelal voldaan. Al waren sommige opmerkingen niet prettig om aan te hooren, zooals b.v. ‘die het er niet mee eens is gaat er maar uit’ - ‘er is niets veranderd’ - ‘beslissing uitstellen tot 1946’, toch moet gezegd dat de toon over 't gemeen goed was. Na de discussie over het eerste voorstel zette de pres. nog eens duidelijk het standpunt van het bestuur uiteen, evenals prof. Den Hartogh. Met groote meerderheid, waaronder 190 stemmen onder protest, werd dit voorstel aangenomen. Na hoofdelijke stemming stelden 731 vereenigingen zich achter de synode van 1942-1943-1945 en 117 vereenigingen achter de vrijgemaakte kerken, terwijl 49 vereenigingen blanco stemden. Op dit oogenblik was dus de bond in tweeën uiteengegaan en legden de dames Parmentier, Van den Berg, Jonkhoff, Elgersma en Kok hun functies neer, nadat voorstel 3 aangenomen was. De vergadering werd nu verder geleid door mej. Jansen van Beek. Het volgende voorstel, n.l. de verdeeling der bondsgoederen werd niet aangenomen, hoewel mej. Admiraal nog een korte toelichting gaf, waarin zij uiteenzette, dat het bestuur de geestelijke goederen boven de stoffelijke stelt. Nu zij in het bezit van de geestelijke goederen gebleven waren, wilde zij gaarne een deel van de stoffelijke goederen aan de vrijgemaakten afstaan. De vergadering kon echter niet op die hoogte gebracht worden, mede ten gevolge van een uiteenzetting van mr. Eling Visser, die moeilijkheden voorzag, wanneer het voorstel zooals het er lag zou aangenomen worden. Mej. Jansen van Beek kwam hier echter wel tegen op. Het bestuur zal nu met een nieuw voorstel komen. Ten slotte werden er dankbetuigingen gesproken, waarin uitkwam de sympathie die men voor elkander had en het respecteeren van elkaars standpunt. Hoe moeilijk en zwaar deze vergadering ook was, toch was er aan het eind van den dag naast de droefheid, de vreugde van de gehoorzaamheid aan den koning der kerk. De vreugde, die niet altijd zetelt in getalsterkte. Na afloop kwam de vrijgemaakte bond bijeen in een bovenzaal van de kerk. Spontaan werd uiting gegeven aan aller gevoelen van eensgezindheid door het bestuur een hand te geven. Enkele huishoudelijke zaken werden besproken, waarna ds. RijneveldGa naar voetnoot4. van Bunschoten, de eerste spreker voor den vrijgemaakten bond, sprak over Op. 2:25. Het was een weldaad na een dag van zooveel | |
[pagina 418]
| |
moeite en strijd, de sterkende maar ook de waarschuwende woorden te hooren. Na het dankgebed ging de vergadering uiteen.
Het bovenstaande is op mijn verzoek geschreven door mejuffrouw B.v.d. Berg te Kampen, die in het bestuur van den bond secretaresse was, en dus in staat, een betrouwbaar verslag te geven van hetgeen geschied is. We zullen niet ingaan op enkele onprettige détails in hetgeen vóór en na de definitieve vergadering gebeurd is, noch op hetgeen op die vergadering zelf onaangenaam trof. Wel verblijden we ons, dat het tot scheiding gekomen is; we gaven reeds aan,Ga naar voetnoot5. waarom dit ons het eenige antwoord leek op de scheur, die getrokken is door de ‘synode’ dergenen, die meenen, Gode een dienst te doen door binding, uitwerping, en wat dies meer zij. Wie weet, hoe sterk de wet der traagheid is in haar werking, zal niet anders dan dankbaar kunnen zijn, dat zoo groot aantal zich uitsprak vóór de waarheid, dat de vrijgemaakte kerken de voortzetting van de gereformeerde kerken zijn. Bij andere reformaties waren de verhoudingen veelal ongunstiger. Er is heel wat noodig, om de menschen op te doen staan uit de houding, die den minsten weerstand vraagt, en het nemen van een sprekende beslissing uitstelt of terzijde stelt. Bij elke reformatie behoudt de partij, die haar menschen kan ‘troosten’ met de gedachte, dat zij niets hebben te doen (ook al is het hier een hersenschim, omdat in de kerk iedereen wat doet) de grootste getallen. Ze zal daardoor het nadeel van de innerlijke verzwakking lijden, terwijl de anderen de sterke figuren meenemen. Maar omdat het getal haar denkvormen bepaalt, daarom is deze groep gauw ‘getroost’. Wij voor ons staan verbaasd, dat ondanks zooveel dat tegenwerkte, en ondanks zooveel misleidende propaganda en tactisch voorbereide vergaderings-suggestie, toch zooveel vereenigingen den moed getoond hebben om ‘neen’ te zeggen tot wat ongerechtigheid is in hart en nieren. Het fatale van heel den kerkstrijd is, dat we nu eenmaal geen zier respect kùnnen hebben voor het doen der uitwerpende ‘synode’. Mogen de vereenigingen, die haar karakter bewaard hebben, zich voortaan vrij ontwikkelen, en zich troosten, dat juist in de leidende bondsinstanties het aantal vrijgemaakten zoo groot was. Dat zegt ons meer troostends, dan de getallenbecijfering ter zake van de vergadering, bovenbedoeld. |
|