Verzamelde werken 1944-1945
(2001)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |
75. Toespraak namens de praeadviseursGa naar voetnoot1.Broeder praeses,
Een oude, goede en niet geheel ongevaarlijke gewoonte, vordert dat tot den praeses een woord gericht wordt ook namens de praeadviseerende leden der synode bij het in art. 35 K.O. aangeduide, en onzerzijds steeds meer in het gezichtsveld der kerken betrokken canonisch bepaalde moment van het ‘scheiden van de samenkomst’. Gaarne nu bij deze gewoonte mij aansluitende, moge ik mede namens prof. dr. S. Greijdanus enkele dingen opmerken. Het aantal der synodeleden-praeadviseurs, namens wie een afsluitend woord als dit gesproken werd, is naar ik meen te weten nog nimmer zóó gering geweest als thans. Het zijn er ditmaal slechts twee. Noch in de vereenigde Gereformeerde Kerken, noch in die der Scheiding of Doleantie is, zoover ik weet, het aantal zóó klein geweest. Aanstonds evenwel mag hier naast worden gesteld, dat de kerkelijke en confessioneele gemeenschapsband tusschen een generale synode en haar praeadviseurs nimmer zóó innig heeft kunnen zijn. Want ons verbindt een gemeenschappelijk lijden; en vooral: een tezamen ondervonden genadebetoon van Hem, die ons in velerlei verzoeking trouw deed blijven aan den grondslag en de accoorden van het leven van De Gereformeerde Kerken in Nederland in kerkverband. Het is ditzelfde genadebetoon, dat u in staat gesteld heeft, reeds in deze eerste synode na de vrijmaking in alle aan onze Theologische Hoogeschool bestaande vacatures te voorzien.Ga naar voetnoot2. Stond het aantal der praeadviseurs ditmaal buiten onze discussie-mogelijkheden, de waarde van het instituut kwam wèl even de aandacht vragen.Ga naar voetnoot3. Men kan niet zeggen, dat zijn papieren in waarde zijn gestegen. Misschien is het zelfs een praeadviseur echter veroorloofd, te vragen, of niet de papieren van het instituut der synodeleden-met-keurstem in waarde gedaald zijn. Bijvoorbeeld doordat de algemeene inzinking van het leven in de Gereformeerde Kerken haar weerspiegeling vond in de afgevaardigden ter generale synode; of doordat de afgevaardigden al te gemakkelijk de zaken van de kerken door eigen keurstem tot beslissing brachten zonder voorafgaande toetsing van de adviezen der praeadviseerende synodeleden; of doordat synodeleden onder velerlei aspect vooringenomen bleken in betrekking tot de onder de praeadviseurs in andere qualiteit levende of door hen opgeworpen geschilpunten. In het algemeen kan gezegd worden, dat de zwakheden der kerk ook die der praeadviseurs zijn, alsmede die | |
[pagina 362]
| |
der andere synodeleden. En waar naar ons aller overtuiging de Geest Gods in ons verjongde kerkelijke leven ons een reformatie heeft doen zien, die over heel de linie ons inschakelde in den vreugdevollen arbeid eener hernieuwde en verdiepte bezinning, en reeds nu - getuige ook het ‘klimaat’ van deze synode zelf - ons in vreeze en beven doelbewust tegen velerlei verzoeking in dezen heeft leeren strijden, daar zal ongetwijfeld een rustige bespreking van de verhouding tusschen synode en praeadviseurs weer mogelijk zijn, zonder dat zij gedrukt wordt door de bezwaren die zonder de aanvankelijk reeds verkregen geestelijke winst zulk een bespreking bij voorbaat zouden drukken. Voor de eerste maal sinds een lange reeks van jaren werd voorts de tafel der praeadviseurs door geen andere hoogleeraar bezet dan die, welke rechtstreeks in dienst der kerken stonden. Al de praeadviseurs der Vrije Universiteit hebben openlijk zich geplaatst vóór en achter de droeve besluiten, welke de thans in synodocratisch verband levende kerken en groepen hebben afgevoerd van den grondslag, waarop sedert vele eeuwen de Gereformeerde Kerken in Nederland hebben gestaan, de thans aan uw synode gebleven praeadviseurs kwalijk hebben bejegend onder algeheele schending van de geldende kerkenordening, en de hoogeschool der kerken, inclusief haar curatoren, in een sectarische richting hebben gedrongen, zóó jammerlijk dat onder haar exegetische hoogleeraren Greijdanus werd verhinderd bepaalde openbare bijdragen van Lindeboom en Noordtzij tot den vrede en den opbouw der kerken te eeren, als welkome hulpverleening óók aan de kennis der gereformeerde theologie, en dat, voor wat haar dogmatische hoogleeraren betreft, de vierde werd uitgebannen, niet in de laatste plaats omdat hij niet den eersten wilde gedesavoueerd zien en helpen desavoueeren, zij het ook helaas postuum, in diens positief beroep op de gereformeerde belijdenis tegenover dr. A. Kuyper in een theologische polemiek, die door laatstgenoemde nimmer werd gewonnen, en dit terzake van een theologoumenon,Ga naar voetnoot4. waarvan de derde Kamper dogmaticus in een, tijdens zijn emeritaat geschreven dogmatisch handboek had opgemerkt, dat dr. A. Kuyper de aanvankelijk door hem ter zake gebezigde wetenschappelijke terminologie in lateren tijd niet meer gebruikt had en dat het niet fair was, hem nu nog daaraan te houden.Ga naar voetnoot5. Niet wij hebben dus deze praeadviseurs van ons gestooten, doch zij deden het ons. Wij als uw praeadviseurs zijn den Koning der kerk, die tevens haar hoogste Leeraar is, ootmoedig dankbaar, dat Hij ons met u andermaal heeft saamgebracht, in een vergadering als deze, die zoo klaar getoond heeft, niet maar een vorm van ‘sunousia’, doch oefening van ‘koinoonia’Ga naar voetnoot6. te zijn. Zoo kan ik u, broeder praeses, en in u heel het moderamen, en ook heel deze synode onder eerbiedige erkentenis van Hem, die ons weder samenbond, thans van heeler harte danken niet alleen voor de tot ons gekomen uitnoodiging tot bijwoning uwer synode, doch ook voor de ontvangst, die ons bereid is. Voor uw leiding zeggen we, ook voor wat onszelf betreft, van harte u dank. Gij hebt | |
[pagina 363]
| |
zelf in de vergaderingen der ons uitbannende ‘synode’ gevoeld, wat wij, de u gebleven adviseurs, reeds gedurende vele jaren hebben moeten ondervinden: de vermoeienis van het voortdurend oproeien tegen een stroom, die niet wil verlegd worden. In deze synode is van zulke vermoeienis geen oogenblik voor u sprake geweest. Voor ons evenmin. Ook wij hebben dezen zegen genoten van een gereinigd leven, van een versterkt onderling vertrouwen, van een willen luisteren naar elkander in diep respect voor elke schakeering, die zich onder ons vertoonde in bereidheid tot verantwoording jegens het Woord van God. Laat ons u, en in u heel deze vergadering mogen verzekeren, dat het ons na deze vergadering des te grooter lust zal zijn, onze door u wel zeer verzwaarde roeping - en ik denk hierbij niet het minst aan het promotierecht der hoogeschool - wederom of voor het eerst ter hand te nemen, vrijgemaakt van onschriftuurlijke bindingen, maar dan ook des te meer gebonden aan de goddelijke, waarvan wij met u ook thans belijdenis doen met mond en hart. |
|