zélfs dán wordt het toch nietig verklaard, indien achteraf kan worden aangetoond, dat de ‘weergave’ van het belastende feitenmateriaal ondeugdelijk is geweest.
Handelt men zóó in kringen, die sommigen tot een dusgenaamd ‘terrein der gemeene gratie’ rekenen, hoeveel te meer behoort de kérk, die naar hun zegswijze op ‘het terrein der particuliere genade’ staat er op bedacht te zijn, haar ‘vonnissen’ te vrijwaren tegen ook maar de mógelijkheid van onbetrouwbaarheid in de reconstructie der feiten? Reeds uit een oogpunt van zelfonderzoek is zij in dezen tot uiterste waakzaamheid geroepen.
In dezen brief spreek ik niet bepaald over de vraag, of de synodale ‘waardering’ der feiten juist te achten is. Alleen de ‘weergave’ daarvan is nu direct aan de orde. |
-
voetnoot1.
- Van deze brochure van de hand van K. Schilder is er meer dan een editie verschenen. In een door hemzelf gebundelde verzameling van geschriften uit de vrijmakingstijd zijn al drie afzonderlijke uitgaven te vinden. Omdat het aan Schilder opgelegde schrijfverbod door de Duitse instanties hem elke schriftelijke publicatie onmogelijk maakte, werd deze omvangrijke brochure uitgegeven onder de naam K.C. van Spronsen. Maar feitelijk is de inhoud helemaal van de hand van Schilder. Wij gebruiken hier de laatste editie, waarin de aanduiding ‘Noot van den corrector’ op Schilder zelf slaat. Hij tekent aan dat hierin enkele (deels nieuwe) verbeteringen en aanvullingen zijn aangebracht en ook spatiëringen.
Waar Schilder dit deed of iets vet liet drukken hebben wij in deze uitgave cursief gebruikt.
Volledigheidshalve laten we de inleidende tekst van de hand van K.C. van Spronsen hier volgen:
Ondergeteekende voelt zich gedrongen, het oor, en zoo het hart, van ons gereformeerde volk te zoeken. Nog steeds in verband met de bekende zaak tusschen de generale synode en prof. dr. K. Schilder. Reeds heeft deze zich in dezen gericht tot den kerkeraad van zijn eigen plaatselijke kerk. Maar ook naar buiten blijft het noodig, de aandacht te vragen voor deze benauwende zaak, waarmee immers vragen van zoo groot en zoo essentieel belang voor ons kerkelijk leven gemoeid zijn.
Een der eerste vragen is in dergelijke dingen altijd: wordt er nauwkeurig recht gedaan? Psalm 82, dien we allemaal kennen, begint als volgt:
God staat in den goddelijken raad;
in het midden der goden houdt Hij gericht.
Prof. dr. A. Noordtzij, van wien we de vertaling van dit psalmwoord aanhaalden, geeft de bedoeling ervan als volgt weer:
‘Evenals de koning van een der groote wereldrijken zijne stadhouders, door hem over de gewesten van zijn uitgestrekt gebied aangesteld, rondom zich verzamelt, zoo heeft ook de Heere allen bij zich geboden, die door Hem met de handhaving van het goddelijke recht op aarde zijn belast. Een “goddelijke raad” wordt gehouden, en de “goden” zijn ter vergadering opgeroepen.’
Wij willen uitdrukkelijk uitspreken, dat wij verder niet gaan met de aanhaling, om niet zelf te haastig te werk te gaan.
Slechts één ding bedoelen wij aan de gewetens onzer menschen aan te dringen: is het niet waar, en moet men niet zich diep ervan doordringen, dat alle rechtspraak, met name in de kerk van onzen Heere Christus, heeft te staan onder de spanning van dit geweldige psalmwoord? Van deze profetische teekening van een onder ‘hoogdruk’ staande rechtshandeling?
Welnu, één van de eerste vragen, die men juist vanwege die hoogspanning niet mág voorbijgaan, is deze: wordt er nauwkeurig recht gesproken? Worden de feiten haarscherp omschreven en gewaardeerd?
We hebben van synodale zijde herhaalde malen iets vernomen, schriftelijk, voor een heel klein gedeelte mondeling, door allerlei spreekbeurt, waarin duizenden menschen worden bereikt, maar...waarin niemand iets vernam van den persoon in kwestie zelf.
Daarmee rekening houdende, acht ik het een gelukkige omstandigheid, dat ik op een enkel punt ons gereformeerde volk kan dienen van nadere informatie. Ik kreeg inzage van een brief, die door den beschuldigde is geschreven, o.a. aan de kerkeraad van Kampen. Wat daarin gezegd wordt, en dat, zooals men zal zien, op officieele stukken teruggaat, wil ik, met gebruikmaking van de daarin verwerkte gegevens aan de lezers bekend maken.
K.C. van Spronsen (1897-1979) was auteur van enkele romans en van een vierdelig werk over Dichterschap en profetie (Goes 1954 e.v.j.) Hij was werkzaam bij uitgeverij Oosterbaan & Le Cointre te Goes. Met name droeg hij de verantwoordelijkheid voor het blad De Reformatie.
Hij stond in intens contact met Schilder en gaf zijn naam aan de brochure De waarheid luistert nauw, die door Schilder zelf geschreven was en hier gepubliceerd wordt. Dit vanwege het schrijfverbod dat door de Duitsers aan Schilder was opgelegd.
-
voetnoota.
- De eerste hier bedoelde brief is naar den zakelijken inhoud verwerkt in de brochure van Dr. S. Greijdanus: ‘Zijn dan deze dingen alzoo?’; de tweede in de brochure van den heer A. Vegter: ‘Opwekking of ophitsing?’. K.C. v.S.
|