Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
82. Schilder aan E.D. Kraan d.d. 7 augustus 1944Ga naar voetnoot1.Kampen, 7 augustus 1944
Weleerwaarde zeergeleerde heer, Voor de goede orde deel ik u het volgende mede: a) Op 3 augustus 1944 is aan mijn broer, A. Schilder, Javastraat 2c, Den Haag, een brief bezorgd per bode; die brief bevatte geen adres, was gedateerd op 8 augustus 1944, en onderteekend door drie van de vier leden van het moderamen der vergadering, die volgens dezen brief een hoogleeraar der Theologische Hoogeschool ontslag heeft verleend en verklaard heeft, hem te ontzetten uit zijn ambtelijke bediening als dienaar des Woords. Deze brief kwam in mijn bezit. b) Op 7 augustus kwam in mijn bezit door toezending per post een ‘rapport inzake de verdere behandeling van prof. dr. K. Schilder’, benevens een tweetal brieven, door u onderteekend. c) Den onder a) al genoemden brief zal ik dus maar houden voor een officieele acte van ontslag en ontzetting-uit-den-dienst. Dat deze acte al even slordig is als wat ik voorts van uw vergadering ontving, zij daargelaten. Dat zij even slécht is, en even schandelijk voor de kerk, die uw vergadering zegt te vertegenwoordigen, behoef ik niet meer vast te stellen; het feit, dat het rapport, onder b) bedoeld, elke materieele in-rekening-brenging van mijn onverkorte brieven aan uw moderamen q.q. zorgvuldig vermijdt, zegt reeds genoeg. d) De handhaving in uw stukken van de doorzichtige leugen, als ware ik metterdaad gehoord vóór de dusgenaamde ‘straf’ - een bewering, waarvan de onwaarheid duidelijk aangetoond werd in mijn tot nu toe verschenen verweerschriften - zet op uw schandelijke daad de daarbij behoorende ‘kroon’. Dat ik uw schorsing en a fortiori uw ontslag als overtreding van Gods Woord aanmerk, en dat ze als zoodanig bewezen zijn, is u bekend. Voor vast en bondig houd ik ze, overeenkomstig art. 31 K.O., dan ook niet. Anderen wezen u voorts reeds aan, dat ook in ander opzicht door u de Kerkenordening werd geschonden te dezer zake, en Gods Woord overtreden. e) Het besluit der z.g. schorsing in beide qualiteiten werd destijds ‘gegrond’ op de artikelen 79-80 der K.O., zoowel àls op de ‘Regelen betreffende de beëindiging van de schorsing in, en het verleenen (?) onderwijs geven’. De onder a) genoemde, als officieel aan te merken brief-van-ontslag-en-ontzetting noemt als ‘grond’ alleen de beide artikelen uit de K.O., zwijgt algeheel van eenigen ‘grond’ voor het ontslag als hoogleeraar, en laat de beide artikelen der K.O. | |
[pagina 288]
| |
gelden als ‘grond’ alleen voor de ontzetting, naar u het noemt, uit den dienst als dienaar des Woords. Daarentegen wordt in het afschrift van het desbetreffende rapport het ontslag in qualiteit van hoogleeraar wél weer voorzien van een ‘grond’; dit is dan ditmaal niet het tweetal, dat bij de schorsing diende als ‘grond’, doch alleen de ‘Regelen’, bovengenoemd. De Kerkenordening ken ik; deze Regelen niet. Met het oog op mogelijk onvermijdelijke rechtshandeling verzoek ik toezending van een exemplaar van bovenbedoelde ‘Regelen’. f) [......]Ga naar voetnoot2.
Met verschuldigde gevoelens, w.g. |
|