Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
46. Schilder aan H. Meijering te Leiden d.d. 12 april 1944Ga naar voetnoot1.12 april 1944
Weleerwaarden zeergeleerden heer ds H. Meyering, Leiden
Weleerwaarde zeergeleerde heer,
Een mede door u onderteekende brief van curatoren, gedagteekend 1 april 1944, is door mij beantwoord na ontvangst op 7 april, op dienzelfden dag. Ik verzond het antwoord aan ds. F.C. Meijster, scriba. Het feit evenwel, dat een brief van mij, bestemd voor curatoren, in hun vergadering van 31 augustus 1942 (en met het oog op de toekomstige verslagen van die vergadering actueel) eerst maanden later werd....voorgelezen, terwijl ds. F.C. Meijster, ondanks herhaalde navraag, naliet mij te zeggen, wie voor de weglating van dezen brief uit de 31 aug. '42 te lezen stukken verantwoordelijk is of zijn, brengt mij ertoe, u afzonderlijk op de hoogte te brengen van het feit dat ik dezen scriba een antwoord zond. Niet, dat ik geloof, dat uw moderamen aan dit kort antwoord een vergadering zal wijden, nadat het gemeend heeft, mij te mogen schrijven, zooals het deed. Maar ik wil alleen voor de toekomst vastleggen, dat ook al uw curatorium naliet mij te hooren, en thans naliet, dit gehoord-worden voor mij op te eischen als een recht van Christus' wege. Op dit element legde ik even den nadruk; indien het dan pas over acht maanden tot u doordringt (zooals met mijn voorgaanden brief het geval was), nadat (ook nu weer) álles wat voorgenomen werd ten einde is gebracht, heb ik, door tijdige mededeeling aan u, althans voorkomen, dat men mij kan verwijten, dat ik, gelet op den tragen gang van spoedeischende brieven eertijds, niet daaraan redenen ontleen, en ook den praeses van de aankomst van een brief met bescheiden verwijzing naar een grondregel van het recht te verwittigen. Overigens heb ik, vrees ik, u niet meer te zeggen, dan dat ik uw ‘Gode bevelend’ niet kan rijmen met uw thans passieve houding. Hoogachtend, w.g. |
|