Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
42. Schilder aan de raden van de Gereformeerde Kerken te Kampen en Rotterdam-Delfshaven d.d. 29 maart 1944Ga naar voetnoot1.Prof. dr. K. Schilder (tijdelijk) Boelestraat 26 Kampen
29 maart 1944
Aan de raden der Gereformeerde Kerken van Kampen en van Rotterdam-Delfshaven
Weleerwaarde en eerwaarde broeders,
Tot u, die van Christus' wege belast zijt met opzicht en tucht over de kerken, waarvan ik respectievelijk belijdend lid en emeritus-predikant ben, wend ik mij met een dringende bede, om bescherming tegen groven laster, De door mij bedoelde laster is, naar vaststaat, verbreid door de vergadering, welke ook thans nog optreedt als generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zij heeft laten bekend maken, mij geschorst te hebben voor den tijd van drie maanden als hoogleeraar en als emeritus dienaar des Woords. Tot op dit oogenblik ontving ik dienaangaande geen enkele behoorlijke directe mededeeling; wel ontving iemand, dien ik overigens gaarne als tusschenpersoonGa naar voetnoot2. erken, een aan hem, doch niet aan mij geadresseerden brief met korte kennisgeving. Eenige dagen later ontving dezelfde een...afdruk van een stencil, inhoudende (volgens mededeeling) den tekst van het besluit. Doch tot op dit oogenblik toe ontbreekt mij het rapport, ontbreekt mij een directe mededeeling der conclusies, ontbreekt mij iedere officieele aan mij geadresseerde kennisgeving. Niettemin heeft de tekst dier conclusies eerder in allerlei bladen gestaan, dan hij in bovenbedoelden stencil-afdruk mijn tusschenpersoon, laat staan mijzelf, bereikte. Blijkbaar betracht deze vergadering bekwa- | |
[pagina 196]
| |
men spoed in verbreiding van haar laster naar buiten, mede met gebruikmaking van allerlei persorganen, doch laat ze mij dagen aaneen zonder officieel direct bericht. Hetgeen voor mij den tijd van eventueel gewenschte handeling met u of andere instanties bekort. Intusschen doet begrijpelijkerwijze die laster zijn werking. Reeds gaat er een jubel op ‘in Askalon's straten’. Ook hebben jongstleden zondag onderscheidene dienaren des Woords in het openbaar den Heere gebeden om bekeering van ondergeteekende ter zake van handelingen, waarin hij meent gehoorzaam te zijn geweest. Niet vreemd aan dit gebed zal zijn geweest, een gedrukte brief van bovenbedoelde vergadering, gericht tot alle kerkeraden, en verspreid tot verre buiten den kring van geadresseerden.Ga naar voetnoot3. Een brief, die wemelt van onjuistheden en tendentieuze voorstellingen. Hoogte- en tevens dieptepunten van den laster ligt hierin, dat bedoelde vergadering volgens de bladen en het mij toegezonden gestencild stuk, dd. 23 maart jl. heeft uitgesproken, dat ik mij schuldig heb gemaakt aan de in art. 80 K.O. genoemde zonde van scheurmaking. En dit niet alleen. Zij heeft ook uitgesproken, dat haar schorsingsbesluit is genomen op grond van de artt. 79 en 80 K.O..Hiermee sprak zij openlijk uit, dat er een ‘openbare grove zonde’ bedreven is, ‘die der kerk schandelijk of ook bij de overheid strafwaardig is’ (art. 79), één van die ‘zonden en grove feiten die den bedrijver voor de wereld eerloos maken, en in een ander gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden’ (art. 80). | |
[pagina 197]
| |
Over deze uitspraak, dien ik openbaren laster noem, vraag ik uw oordeel. En ik verzoek u, mij er tegen te beschermen. Ook opdat, stel, dat God mij tot het aanzitten daaraan eindelijk weder de gelegenheid zou schenken, de tafel des Heeren niet veracht, of ook verontreinigd worde. Veracht - ingeval deze laster, zooals ik hem noem, onvervolgd blijft. Verontreinigd - indien ik aan de tafel zou toegaan, en daarbij ten onrechte van laster zou hebben gesproken. Geen enkele klacht is tegen mij bij eene kerkelijke vergadering voordien ingekomen; tot nu toe was er dan ook met geen woord sprake van afsnijding of van het deze waardig zijn. Mede daarom vraag ik van u een besluit, ten aanzien van de aan dezen laster te verbinden rechtsgevolgen. Protest dient er tegen op te gaan, dat een vergadering, welke voor drie maanden meent te mogen schorsen, van dezen korten tijd reeds een week voorbij liet gaan, waarin zij naliet, mij behoorlijk bericht te zenden. Het is mede ter afwering van de gevolgen van ook deze rechtsverkrachting, dat ik mij reeds thans tot u richt. U des Geestes leiding toebiddende, verblijf ik, hoogachtend,
Uw broeder, w.g. |
|