Verzamelde werken 1942-1944

[p. 193]

41. Raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen aan Schilder d.d. 29 maart 1944^1.

Kampen, 29 maart 1944

Den weleerwaarde hooggeleerde heer.

Prof. dr. K. Schilder te.....

Weleerwaarde hooggeleerde heer & broeder,

Het navolgende zij u medegedeeld:

De kerkeraad van de Gereformeerde Kerk te Kampen, vergaderd 28 maart 1944;

de uitspraak der synode over prof. dr. K. Schilder nog slechts door de pers kennende;^2.

uit dat persverslag vernomen hebbende, dat het vonnis mede berust op een gewaarmerkt afschrift van een brief van prof. Schilder aan den kerkeraad van Kampen;

1. Origineel in Archief-Schilder.
De brief d.d. 29 maart bevat een verklaring van de kerkenraad over een ‘gewaarmerkt afschrift’ van een schrijven van Schilder aan de kerkenraad, dat door de synode gebruikt werd onder meer als schorsingsgrond. Het was een afschrift van de brief die Schilder januari-februari 1944 aan de kerkenraad te Kampen zond en die niet door de kerkenraad zelf op de synodetafel was gelegd. Blijkens art. 392 van de Acta nam de synode hiervan kennis op 25 februari 1944. In het Archief-Schilder is hierover een briefwisseling tussen Schilder en ds. C.B. Bavinck (1907-1989); sinds 1939 gereformeerd predikant te Kampen. Deze deelde mee dat de betreffende brief was vermenigvuldigd voor de ouderlingen met het oog op de bespreking.
Via prof. dr. G.M. den Hartogh kreeg ds. Bavinck dit afschrift in handen. Hij schreef op 6 april 1944 aan Schilder: ‘Ik stel er prijs op te verklaren, zooals ik het ook op den kerkeraad deed, dat het allerminst mijn bedoeling was, om deze zaak bij de synode aanhangig te maken, nog minder om u daardoor “een hak te zetten”.’
Wel had hij het feit van de uitreiking van dit afschrift vermeld en met zijn handtekening bekrachtigd. En blijkbaar had prof. Den Hartogh dit afschrift aan de synode overhandigd.

2. Op 23 maart 1944 besloot de generale synode Schilder voor de tijd van drie maanden te schorsen als hoogleeraar aan de Theologische Hoogeschool en als emeritus-predikant van de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Delfshaven, omdat ‘hij zich schuldig gemaakt heeft aan de in art. LXXX K.O. genoemde zonde van scheurmaking’ (Acta 1943-1945, art. 392). Op 24 maart werd dit officieel aan diens broer A. Schilder meegedeeld, daar de synode - aldus dit schrijven - Schilder noch telegrafisch noch telefonisch kon bereiken.

[p. 194]

verklaart, dat de kerkeraad nooit een gewaarmerkt afschrift van eenigen brief in deze aangelegenheid heeft afgegeven;

en besluit hiervan mededeeling te doen aan de synode, aan prof. dr. K. Schilder, en aan de pers.

Hoogachtend

w.g. C.B. Bavinck, h.t. voorzitter

G.C. van Gelder, scriba