Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |||||||||
36. Schilder aan Berkouwer d.d. 7 februari 1944Ga naar voetnoot1.7 febr. 1944
Weleerw. hooggel. heer prof. dr. G.C. Berkouwer Amsterdam
Hooggeachte heer en br.,
Voor uw beantwoording van mijn u als praeses der synode van 1943 gestelde vragen dank ik u. Ik leid uit uw antwoord dus af:
Dat de willekeur opnieuw vrij spel gekregen heeft, en de afgevaardigden naar de synode van 1943 wederom zichzelf mandaat gegeven hebben, is wel mijn meening, maar deze doet verder hier niet ter zake. Voor het slot van uw brief dank ik u. Ik deel uw meening, dat een ‘momenteel’ ‘anders zien’ van ‘de dingen in onze kerken’ allerminst een rem mag zijn voor het elkander wenschen van Gods zegen. Daarnaast staat mijn overtuiging, dat het conflict in onze kerken nu al enkele jaren lang begeleid wordt en grootendeels beheerscht door afwijking van zedelijke en den christelijken omgang betreffende normen. Volharding daarin kan wel een rem zijn in het aanvaarden van goede wenschen; vooral als men ziet, dat van de verlegenheid, waarin de poging om ons volk trouw te blijven in revolutie- en oorlogstijd iemand bracht, misbruik gemaakt wordt, o.a. in het rondreizen, nu reeds jaren lang, van bepaalde collega's, die zich ertoe laten verleiden te spreken over een afwezige, die zich niet verdedigen kan tegen hun door hem betwiste voorstelling van zijn houding en gevoelen; en die, niet alleen in de volksattentie, doch ook in notulen en verslagen een aantal onjuistheden achterlaten. Zooeven werd mij gemeld, dat de classis Den Haag enkele examinatoren in | |||||||||
[pagina 155]
| |||||||||
de dogmatiek heeft geschorst. Is dit bericht juist, dan teekent het wel de situatie, die - wat me oprecht spijt - door uw praesidium niet veranderd is.
Met vr. gr., uw dw.
P.S. Laat me, nu ik toch u als voorzitter schrijf, u tegelijk nog mogen melden, dat ik een (zoo spoedig mogelijk me nagezonden) convocatie tot de jongste door u gepraesideerde zittingen van het in 1943 opgetreden lichaam in handen kreeg, toen zij al enkele uren aan het vergaderen was. Ook al zou ik hebben kunnen komen, wat de ‘omstandigheden’ betreft, ik zou toch niet hebben kunnen komen wegens het te laat vernemen van den oproep. De convocatie bevatte voorts ook ditmaal geen enkele verwijzing naar een punt van het agendum, zooals dit b.v. zoo zorgvuldig was ingevuld (letter en cijfer) in den jongsten mij toegezonden brief. Ik kon dus ook niet nagaan, voor welk agendumpunt van deze zelfde reeks (letter en cijfer) ik was opgeroepen; en evenmin, of er wederom sprake was van een eigenmachtig als bij blanco mandaat aan de agenda van 1943 toegevoegd punt. K.S. |
|