Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
22. Schilder aan de raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen d.d. 20 maart 1943Ga naar voetnoot1.20-3-1943
Den eerwaarden raad der Gereformeerde Kerk te Kampen, Burgwal 59
Weleerwaarde en eerwaarde broeders,
Heden trof ik in een ‘Mededeelingenblad’ onder het hoofd ‘Mededeelingen van de Generale Synode’ een beschouwing aan, welke ‘krachtens opdracht van de Generale Synode’ door deputaten dr. D. Nauta, dr. J. Hoek, ds. P. de Jong, dr. J. Ridderbos onder de aandacht van de lezers van het restant der kerkelijke pers was gebracht. Als ik in dezen brief hier enkele opmerkingen tegen over plaats, geschiedt dit ongeveer onder gelijke motiveering als in mijn vorigen brief werd aangegeven. Zonder hierop terug te komen, moge ik dan ook uw aandacht vragen voor het onderstaande, temeer, omdat het blijkens een praecedent niet uitgesloten te achten is, dat ook de leden van de kerk van Kampen bovenbedoelde beschouwing ter overweging zich zullen zien voorgelegd. 1. De publicatie van dit nieuwe stuk stelt de vreemdsoortigheid van den gang, die ons kerkelijk leven thans neemt, wederom in het licht. Terwijl de vergadering krachtens welker ‘opdracht’ het stuk geschreven wordt, nog steeds ‘zit’, en de kerkelijke pers die voor eigen thetische beschouwing geen plaats krijgt grootendeels met haar ‘Mededeelingen’ vult, is reeds een nieuwe synode aangekondigd. Stukken voor het agendum worden ingewacht. Maar hoe zal men dat agendum behoorlijk opstellen? Voorzoover tegen de beslissingen dezer ‘synode’ bij de aanstaande synode bezwaren in te dienen zijn, wordt het plaatsen van die bezwaren op het agendum zoo goed als onmogelijk gemaakt. Men verwees ons naar artikel 46 der K.O., waar het pad der instructies wordt aangewezen. Bezwaren zullen dus van kerkeraad naar classis en naar particuliere en zoo naar generale synode moeten komen. De classes zullen reeds spoedig voor het laatst bijeenkomen. Maar inmiddels ontvangen de kerkelijke organen nog artikelen ‘in opdracht’ van deze ‘synode’. Het jongste artikel sluit | |
[pagina 118]
| |
met de woorden ‘hierover een volgende maal nader’. Er komt dus nog meer. Vele bladen zullen - gelijk de vorige maal - slechts bij gedeelten kunnen plaatsen, wat haar wordt aangeboden. Terwijl dus de kerkeraden en classes etc. zich nog bezinnen, wordt nog gewacht op vervolgartikelen ten aanzien van de zaken, waarover zij zich bezinnen. En dan zijn die vervolgartikelen, ook al heeten ze ‘mededeelingen’, feitelijk beschouwingen; het ontbreekt imnmers nog steeds aan de ‘mededeelingen’? Wie weet, wat voor ‘deputaten’ dit zijn? Welke hun opdracht is? Hoever hun machtiging gaat? Wie las in aan de verdediging der besluiten voorafgaande publicaties den inhoud van de betreffende besluiten over heel de linie? Waar zijn de Acta? De gang van zaken bevestigt tot mijn spijt de juistheid van wat ik in mijn vorigen brief opmerkte: de weg van art. 46 K.O. wordt ons aangeprezen, doch factisch tegelijkertijd geblokkeerd. 2. Tot het nieuwe artikel zelf komende, laat ik den aanhef rusten. Daarin wordt gezegd, hoe naar de meening van deze deputaten ‘sommigen onder ons’ redeneeren over art. 31. Wie die ‘sommigen’ zijn, weten we niet. Of hun meening juist wordt weergegeven, nog minder. Het is de vraag, of een vergadering, die zich als generale synode erkend wil zien, goed doet, beschouwingen te praesenteeren naar aanleiding van oncontroleerbare opvattingen van sommigen onder ons. Waren we op de hoogte van de feiten, en kregen we dus eerder mededeelingen dan beschouwingen, dan konden we nagaan, of er ook kerkelijke aanleiding was voor beschouwingen als de onderhavige. 3. Op één punt evenwel kunnen we het artikel der ‘deputaten’ in zijn teekening van de kerkelijke situatie wél toetsen. We lezen toch: dat ‘hier’ (bedoeld zal wel zijn: in het kader der huidige bezwaren tegen de jongste handelingen der zich continueerende synode) ‘door niemand beweerd is en ook moeilijk beweerd kan worden’ dat de besluiten ‘met Gods Woord in strijd zijn’. Maar deze situatieteekening is onjuist. Er is op gewezen, dat ons kerkrecht op beginselen rust, die aan Gods Woord ontleend zijn; principieele afwijking van de Kerkenordening geldt dus voor wie zoo denkt als afwijking van Gods Woord. Bovendien - tot Gods Woord behoort ook Gods wet. Is machtsmisbruik, is het heerschen van dienaren der kerken over de kerken niet tegen Gods Woord? Dat broeder A trouwt met zuster B kan ‘op zichzelf’ geoorloofd schijnen; maar als A. er toe overgaat B. te ‘schaken’, of te trouwen, terwijl ze nog aan een anderen man verbonden is, dan is er in de concrete situatie wel degelijk strijd met Gods Woord. Vergeten we niet, dat allereerst de zelfcontinueering cum annexis in geding is. En als van twee hoogleeraren b.v. geëischt wordt, dat ze aan de ‘besluiten zich de facto conformeeren’, ja, aan de uitvoering ervan zullen meewerken, dan is het verlangde tegen Gods Woord. Want tot die besluiten (meervoud) behoort allereerst die zelfcontinueering en bevoegdheids-annexatie. Voornamelijk daartegen hebben zoowel prof. dr. S. Greijdanus als ondergeteekende tegen 1 sept. '42 bezwaren ingebracht. |
|