Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 411]
| |
76. ‘Scheeve voorstelling’Ga naar voetnoot1.‘De Rotterdammer’ van 10 Aug. j.l. schrijft, dat wij een scheeve voorstelling hebben gegeven omtrent de christelijke pers, en ook ten opzicht van ‘De Rotterdammer’, toen wij n.l. klaagden, dat een deel van onze pers, onder inwerking van de mededeelingen van den z.g. ‘Raad van Voorlichting’, de brochure-dr Colijn had doodgezwegen. Hoewel we opmerkten, uit de beste bron te citeeren,Ga naar voetnoot2. we hadden n.l. wat we thans wel móeten zeggen, een schrijven gelezen, dat we bereid zijn door te zenden, onderteekend ‘Red. Rotterdammer’, en gedateerd 13-7-'40, meent het blad, dat we ons vergissen, en dat het ‘verhaal’ - zoo was 't niet bedoeld - ‘in geen enkel opzicht op ons blad slaat’. We willen hier graag vermelden, dat in het ‘Rotterdammer’-nummer van 2 Juli een overzicht van den inhoud van dr Colijn's brochure is te vinden. Maar dàt vinden we, men houde het ons ten goede, in deze dagen niet genoeg als bijdrage van de christelijke, antirevolutionaire pers. Zulk een uitvoerig overzicht hebben we óók aangetroffen in ‘De Telegraaf’ (of het ‘Handelsblad’, misschien in beide, in één van die twee zéker).Ga naar voetnoot3. Voorzoover de uitdrukking ‘doodzwijgen’ misverstand kan wekken, willen wij dat graag achterhalen. Maar we vermoeden, dat het meerendeel van onze lezers ons niet heeft misverstaan: onze opmerking over het ‘niet hòeven’ doodzwijgenGa naar voetnoot4. sloeg blijkbaar op het z.g. verbod, dat door den ‘Raad van Voorlichting’ heette uitgegeven te zijn. Wat ‘De Rotterdammer’ schreef op 2 Juli was vóór dit ‘verbod’. Immers, op 5 Juli werd door dezen ‘Raad’ uitgegeven mededeeling nr. 16: ‘Medegedeeld wordt, dat verhandelingen en polemieken over de onlangs bij “De Standaard” uitgegeven brochure van Dr H. Colijn vanaf heden uit de kolommen der pers moeten worden geweerd’. Dat was op denzelfden dag, waarop deze heeren beweerden, dat ‘De Reformatie’ door de duitsche autoriteiten verboden was. En nu biechten we eerlijk op: we hebben vaak geschreven, dat onze lezers de positie van onze christelijke pers goed moesten verstaan, en dat ze het zwaarder had, dan menigeen zich kon indenken. We hebben ook ‘De Rotterdammer’ niet willen treffen, want we voelen met het blad, dat strijd in eigen kringen zooveel mogelijk thans wijken moet. Maar dan vóór het ‘gezamenlijk den Filistijnen op den schouder vliegen’.Ga naar voetnoot5. En eerlijk gezegd, we hadden wèl gehoopt, dat onze pers, nu ze eenmaal aan òns blad kon zien, dat de ‘Raad van Voorlichting’ zich tegen de duitsche autoriteiten had bezondigd, en dat zijn decreten en dreigementen vrijuit konden worden onderscheiden van door duitsche hand onder- | |
[pagina 412]
| |
teekende verordeningen, dan ook zou hebben gebruik gemaakt van de vrijheid, die slechts ten onrechte haar was ontzegd. Na 5 Juli troffen wij geen bespreking, geen ondersteuning van dr Colijn's brochure in een deel van onze pers, die toch daarmee een goeden dienst had kunnen bewijzen aan ons volk. Ik weet, dat ook uit eigen kring met de beste bedoelingen menschen aanvankelijk zich aansloten bij de Nederlandsche Unie. Een bespreking van Colijn's brochure tegenover de in andere bladen druk gepromoveerde actie Linthorst Homan zou meer hebben moeten behelzen dan een objectief verslag, dat ook de niet-christelijke bladen gaven. Ideaal had tegen ideaal gesteld kunnen worden. Laat deze opmerking geen kwaad bloed zetten: ook wij zoeken leniging van den nood van ons christenvolk. Wij zijn overtuigd, dat elke vrijwillig prijsgegeven vierkante centimeter grond een schadepost beteekent voor de zaak van Christus in dit land. Hoe meer wij het hoofd in den schoot leggen, hoe eerder als volkswil zal worden uitgeroepen, mee door ons stilzwijgen en toezien, wat geen volkswil is. Laat men niet denken, dat ons volk zijn christelijk dagblad afvalt, als het in omvang achteruit gaat, of zelfs verboden wordt. Er zullen er zijn, die zoo doen, maar zulke broeders waren toch geen kracht. Maar ons christelijk volk verlangt dan ook, dat onze pers een klaar geluid zal laten hooren, zoolang dit mogelijk is. Als intimidatie een strijdwapen is van sommige bloed- en volks-, of stamgenooten, dan moet juist voor dit wapen niet worden gecapituleerd. Wij vinden het dan ook, eerlijk gezegd, een beetje een versleten term uit den slechtsten tijd en niet uit den besten hoek der kerkelijke debatten, als ‘De Rotterdammer’ in dit verband het heeft over het ‘onnoodig twistpunten opwerpen onder elkaar’. Heeft men dan niets er van gevoeld, dat we juist riepen om een sàmen vechten tegen verraders van de zaak van onzen Koning? Laten we elkaar toch goed begrijpen, en niet doen, alsof het hier een zaakje was van vliegen afvangen. Dáárvoor hebben we veel te groot gevoel van oprechte deernis met ‘De Rotterdammer’, welks mooi gebouw te Rotterdam verwoest is. |
|