Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |
63. Studenten, opgepast.
| |
[pagina 354]
| |
zullen ‘aangorden en brengen werwaarts gij niet wilt’.Ga naar voetnoot4. c. Ge zult tegenwerpen: als wij niet meewerken komt er toch zoo iets, en daarom moeten we als de kippen er bij zijn, opdat ook onze stem kan worden gehoord bij de overheidsinstanties; doen we niets, dan staan we ook overal buiten. Daar is ongetwijfeld iets van aan. Maar het volgende worde niet vergeten: 1o. Indien bij de vredessluiting de bepalingen voor Nederland dusdanig zouden worden, dat er ook politieke veranderingen ons zouden worden opgelegd, en een staats- en maatschappijinrichting, welke van de bestaande Grondwet niets overlaat, dan wat het Führerprincipe gebruiken wil, dan hebt ge met al uw goedbedoelde zelfbeveiligingsmaatregelen toch niemendal bereikt; gij zult dan regelingen hebben te accepteeren, die ge nu nog nauwelijks kunt aanduiden, laat staan: u voorstellen. 2o. Zou het komende vredestractaat anders uitvallen, dan hebt ge, door in het interimstijdperk tegemoet te komen aan de speciale verlangens van een klein groepje nederlanders, die blijkens de stembusGa naar voetnoot5. uw corporaties niet vertegenwoordigen kunnen, u zelf den terugkeer naar wat gij tot op heden gewild hebt, bemoeilijkt. 3o. Ge hebt dan bovendien onbedoeld, gij op uw terrein, gelijk anderen weer op het hunne de interimsdagen mee laten misbruiken voor niet-interimaire maatregelen; en dat schijnt net precies het verlangen van bovenbedoeld klein groepje nederlanders te zijn. De academici apart behandelen; de sociale organisaties ook weer achter een eigen loketje samenbrengen; de pers eveneens apart bewerken; de kerk ook, en zoo voort, en zoo voort, en dan straks zeggen: het is allemaal vanzelf en vrijwillig gebeurd. En de uitkijktoren, vanwaar het geheel overzien wordt, dien hebt gij niet betreden. Dáár staan ànderen op, maar de toren staat in een wolkgordijn. Wijl dit beeld verwarring stichten kan, als zouden n.l. zij, die op den uitkijktoren staan, vandaar ook zelf geen uitzicht hebben, wil ik liever een andere vergelijking zoeken. Er zijn ziekenhuizen, inrichtingen voor krankzinnigen of zenuwpatiënten, waar een breede gang in 't midden loopt, terwijl rechts en links zalen zijn gebouwd, waar zich de patiënten bevinden. In de deur van elke zaal is een glasopening aangebracht, en het glas heeft de eigenaardigheid, dat wel de directeur en zijn staf in alle zalen kijken kan, van buiten naar binnen, maar dat niemand onder de patiënten kan zien van binnen naar buiten. De directeur kan alle patiënten controleeren, en ook - alle ondergeschikten van het personeel, dat in de zaal maatregelen neemt...! Zóó ongeveer gaat het toe, waar bedoelde volksgenooten hun zin krijgen. Gij wordt in de zaal der academici bewerkt. Ge zijt patiënt, volgens de logica van den corridor. En uw leider, dien gij hebt aangewezen als uw repraesentant, is tenslotte ook weer ondergeschikt personeel. Anderen worden bewerkt in de zaal voor de pers. Derden in die van sociale aangelegenheden. Elke zaal apart. En de centrale leiding is er wel, maar gij krijgt die niet te zien. Zij is in den breeden gang, waarop alle zalen uitkomen. Zonder het te weten, is uw ‘ja’, in zaal A van beteekenis voor de lieden in zaal B en C en D, enz. | |
[pagina 355]
| |
d. Dus: niets doen? Dát is niet beweerd. Rondweg berichten, dat gij in een interimstijd niet aan niet-interimaire maatregelen vrijwillig meehelpt, is al een positief getuigenis. Het is ‘positief meewerken’ in den geest van serieuzen werkelijkheidszin. Laat dáárop het conflict eventueel aankomen. Op dézen werkelijkheidszin. Interim is interim. Dat kan geen mensch u kwalijk nemen. En gaan dan de menschen, die het interim misbruiken, toch verder, dan verraden ze daarmee, dat ze meer op het hart hebben, dan ze u zeggen willen. Gaat in dat geval een nood-verband vormen, dat àllen omvat, die niet van plan zijn, bepaalde lievelingsdenkbeelden van een klein groepje, u bekend, te volgen. Dat is dàn positief; en het resultaat zal even duidelijk zijn als de stembus der laatste jaren. Geeft gij toe, of trekt gij de scheidslijn onzuiver, dan zal men later zeggen: de stembus heeft niets te beteekenen gehad. En, laat geen enkel verband, zelfs geen nood-verband, zóó zijn ingericht, dat voor de theoretische en practische erkenning der principiëele tegenstellingen van geloof en ongeloof, geen plaats meer zou zijn. Studenten, opgepast! Eer gij het weet, zijt ge in een bootje gestapt, dat, eenmaal afgevaren, u brengt waar ge niet wilt. Bedenkt, dat tegenwoordig niet iedereen u precies zegt, wat hij eigenlijk voor heeft. De bekoring van het studentenleven is juist, dat in de studentenrepubliek men daaraan gruwelijk het land heeft, - als 't kwaad ontdekt is. Maar soms is 't dan al te laat. |
|