Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
50. Aan een jongeren tijdgenoot, no. 4Ga naar voetnoot1.Amice,
Hoe bevalt het jou tegenwoordig onder de Afgescheidenen? Nee, ik bedoel natuurlijk niet een kerkelijke titulatuur je op te dringen, want je kent waarschijnlijk geen A meer voor een B.Ga naar voetnoot2. Je hebt begrepen, dat ik, als ik jou onder de Afgescheidenen reken, je positie in het nederlandsche volk op 't oog heb. Want man, je wordt meer en meer afgescheiden, tegen wil en dank. Ik las in ‘De Standaard’ een artikel over de rechtspositie van een bezet land;Ga naar voetnoot3. misschien heb jij er ook wel op gelet. De positie is maar niet aan de willekeur van den vijand overgelaten, wel neen man, daar hebben we verdragen voor; ‘De Standaard’ herinnert er aan. Weet je, welke bepaling mij bizonder trof? Deze: wanneer het gezag van de wettelijke overheid feitelijk is overgegaan in handen van dengene, die het gebied heeft bezet, neemt deze alle maatregelen, die in zijn vermogen staan, teneinde voor zooveel mogelijk de openbare orde en het openbaar leven te herstellen en te verzekeren en zulks, behoudens volstrekte verhindering, met eerbiediging van de in ‘het land geldende wetten’. Je kunt dat lezen op de voorpagina van ‘De Standaard’ van 18 Juni j.l.Ga naar voetnoot4. Behoudens volstrekte verhindering moeten dus, volgens plechtig verdrag, de in ons land geldende wetten worden ontzien. Behoudens volstrekte verhindering moet dus door de vijandige mogendheid onze persvrijheid worden ontzien, en onze parlementaire staatsinrichting, en onze godsdienstvrijheid, en onze radiovereeniging, en ons recht van vergaderen, en onze christelijke school, en zoo heel veel meer. Werd er anders gehandeld. dan zou dat tegen het volkenrecht ingaan, - zooveel heb ik er van begrepen. En dat volkenrecht, daar wordt terdege mee gerekend; - dat merk je wel, als een vijandige vliegmachine of mijnenlegger op de helling genomen wordt. Het zou dan ook tegen dat volkenrecht ingaan, indien behoudens volstrekte verhindering in het burgerlijke leven het Führer-principe werd toegepast hier in Nederland. Of indien onze staatsvorm werd veranderd. Nu ben jij allicht geen hooge oome, zoodat je wel niet in staat zult zijn, precies de streep te zetten, waar die volstrekte verhindering optreedt. In buitengewone tijden wordt er nog al eens met de rekenmachine gewerkt: rikketikketik, en je krijgt de einduitkomst erg vlug op een briefje. En voordat | |
[pagina 309]
| |
jij op je deftige manier je potlood uit je vestjeszak gehaald hebt, om met breed gebaar den vluggen rekenmeester eens ná te rekenen, tikt zijn machine al weer verder: hij kijkt niet eens meer naar je om. Maar er zijn er nog anderen dan die vlugge rekenmeester, die je zijn briefjes op tafel legt. Je hebt ook nog je eigen volksgenooten. Ze zijn van allerlei slag. De meesten voelen, dat ze maar eens wachten moeten op later. Ze morren niet, ze maken geen praatjes en geen heibel. Ze probeeren ook niet hun zin door te drijven. Anderen daarentegen nemen wèl de kans waar. Om zoo te zeggen: ze plunderen. O nee, heelemaal niet met die plundering, die opvalt. Ze halen geen perzische tapijten uit den desolaten boedel weg, die na het duitsche bombardement van Rotterdam is achtergebleven, en ze bestelen de villa's van den Grebbeberg niet, noch snijden ze de koffers open, waarvan de eigenaars zoek zijn. En toch plunderen ze. Ze probeeren een stukje van je volksvrijheden af te nemen. Ze maken misbruik van den critieken toestand. Ze dringen naar voren en trachten gedaan te krijgen wat hun niet lukken zou in normale tijden waarin naar alle kanten de ‘in het land geldende wetten’ worden geëerbiedigd. Ze doen dik tegen de Joden, want er zijn duitsche autoriteiten in de buurt, - alsof die heeren zouden vergeten, dat het hier Nederland is, waar behoudens volstrekte verhindering, de wettelijke positie der Joden te eerbiedigen valt. Of, ze probeeren een bepaalden radio-omroep een voorrangspositie te bezorgen,Ga naar voetnoot5. want er zijn duitsche autoriteiten in de buurt, - alsof die heeren zouden vergeten, dat het hier Nederland is, waar behoudens volstrekte verhindering de omroepvereenigingen gelijke rechten houden moeten. Of, ze probeeren hagesprakenGa naar voetnoot6. te promoveeren, en andere politieke vergaderingen tegen te werken, en de pers te dwingen in de richting van hùn allerspeciaalste inzichten,Ga naar voetnoot7. want er zijn duitsche autoriteiten in de buurt, - alsof die heeren vergeten zouden, dat het hier Nederland is, waar behoudens volstrekte verhindering alle politieke partijen en bladen mogen staan op hun wettelijke rechten. Deze plunderaars in smoking, of in het nog veel mooiere hemd,Ga naar voetnoot8. willen jou en mij in òns hemd laten staan. En inderdaad, dat hemd van ons is maar uniform, en dus geen uniform, waarmee we de straat op kunnen. En alzoo willen zij ons afscheiden. Niet wij scheiden ons van hen af, doch zij scheiden ons van zich af. Zij hoopen brandstof op, en God geve, amice, dat er geen ongelukken van komen, als de generale revisie komt. Als je ze hóórt, dan gebeuren er wel ongelukken: ze praten nog al eens over het uur der wraak, dat komt. En ze vertellen ons nu al, alsof zij Europa in mekaar moesten zetten, dat we heelemaal duitsch zullen worden, tenzij we het groote uur begrijpen. Ik dacht in mijn verdragsgetrouwe onnoozelheid, dat het groote uur alleen | |
[pagina 310]
| |
begrepen werd, indien naar het Verdrag, dat ‘De Standaard’ afdrukte, behoudens volstrekte verhindering onze nederlandsche landswetten geëerbiedigd werden. Vooral door nederlanders zelf. Wie dat niet doet, doet on-nederlandsche handelingen, en ook on-duitsche, volgens het Verdrag. Ik denk, dat, nu minister De GeerGa naar voetnoot9. afwezig is, minister Seyss Inquart hun dat wel aan 't verstand zal moeten brengen. Intusschen, mijn beste, vergeet niet, waar je staat, jij met je belijdende christelijke overtuiging. Je wordt afgescheiden, man. Je hebt 't goed gehad: een paar ministers op je bondsdag,Ga naar voetnoot10. kamerleden in je verre familie allicht, en een eigen dagblad. En je dominee schreef allicht in de grootere pers. Een lintje allicht ook nog. Maar ik heb 't gevoel, dat, tenzij God wonderen doet, wij wel eens weer van onderen op zouden kunnen moeten beginnen. Net als De Cock, maar dan over heel de linie: De Cock had alleen maar kerkelijke conflicten, al lag daar ook achter een zekere gelijkschakelingspolitiek van den toenmaligen koning Willem I.Ga naar voetnoot11. In zijn ‘De God der Wereld’ laat Benson een figuur optreden, die de trekken van den antichrist vertoont, - naar schrijver's inzicht.Ga naar voetnoot12. 't Is Julian Felsenburgh. Hij preekt de eenheid van het Menschdom, de Moeder van allen. Duitsche, engelsche, en italiaansche hoofdsteden hadden tegelijk voor dat ideaal gebukt, en eenstemmig, enthusiast vanwege het Nieuwe Geloof, hadden ze, vereend van zin, afgescheiden, tot terdoodbrenging toe, wie er niet voor bukten. Want dezen waren de sectariërs, de onwilligen, de onvruchtbaren. Dat zal nog een andere oorlog worden, dan de tegenwoordige, amice: kijk maar naar dat stedenlijstje. Die oorlog is er nog niet, maar hij komt op ons af. En alle leer, die van jou en mij verklaart, dat wij den dronkenmakenden droom der Humaniteit niet mee droomen, en dus Afgescheidenen zijn, rotte plekken, die men uit het lichaam der Menschheid maar uitsnijden moet, brengt ons, hagespraak of geen hagespraak, naar die toekomst heen. Zeg, ben jij klaar? En wil je wel offeren voor je Koning, die op een ezelsveulen reed? Denk er eens over, en laten we samen bidden. Je
Adolphus Venator. |
|