Verzamelde werken 1940-1941
(1995)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
InleidingDe artikelen en lezingen, in dit deel van de Verzamelde werken van prof. dr. K. Schilder bijeengebracht, zijn geschreven in 1940 en 1941 en, op een enkele uitzondering na, ook in die jaren gepubliceerd. De teksten zijn hoofdzakelijk afkomstig uit het door Schilder geredigeerde kerkelijk-gereformeerde weekblad De Reformatie, uit het Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, en uit het Archief-C. Veenhof, dat berust bij het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
De publikaties van Schilder in de jaren 1940 en 1941 zijn te verdelen in drie perioden. De eerste periode loopt van januari tot 10 mei 1940, toen Duitse legers ons land binnen vielen. In deze periode onderscheidde zijn werkzaamheid zich niet van de daaraan voorafgaande jaren. Hij publiceerde wekelijks in De Reformatie, plaatste artikelen in andere organen, die verschenen binnen de kring van de Gereformeerde Kerken en hield voor verschillende gezelschappen in het land lezingen over theologische en (beginsel-) politieke onderwerpen. Aan deze gang van zaken kwam ten gevolge van de Duitse inval een abrupt einde. Na vijf dagen oorlog capituleerde het Nederlandse leger op 15 mei 1940 voor de Duitse overmacht en werd ons land bezet. Het duurde tot eind mei voor de door oorlogsschade verbroken verbindingen zover hersteld waren, dat Schilder in zijn woonplaats Kampen weer contact had met de uitgever van De Reformatie te Goes. Vanaf 4 juni verschenen in het weekblad weer artikelen van zijn hand; daarmee ving de tweede periode aan. Hij stelde nu in De Reformatie nauwelijks meer strikt kerkelijke en theologische onderwerpen aan de orde, maar schreef vrijwel uitsluitend over de nationale problematiek onder de Duitse bezetting, met name over de zozeer bedreigde geestelijke vrijheid. In de zomer van 1940 ging er van deze artikelen op het lezerspubliek, om met dr. L. de Jong te spreken, ‘een bevrijdende werking uit’.Ga naar voetnoot1. De lezers, overweldigd door de gebeurtenissen van die meimaand, vonden in De Reformatie geestelijk houvast. Schilders krachtige pleidooien voor de verdediging van de geestelijke vrijheid en zelfstandigheid onder vreemde macht trokken de aandacht, ook van de nationaal-socialistische ‘leiders’, die zich allen achter de Duitse bezettende macht schaarden. Zij aanvaardden, tegen veler verwachting in, het nieuwe Europa onder Hitler met vreugde en beschouwden Schilders persartikelen als een hinderlijke tegenkracht. Na enkele geruchten over het verbod van De Reformatie, die Schilder overigens niet van koers deden veranderen, greep de Duitse bezetter in. Onder het voorwendsel dat Schilder in het nummer van 16 augustus een gebed om de | |
[pagina 12]
| |
overwinning van Engeland had neergeschreven, werd hij gearresteerd en zijn weekblad verboden. De lezers van De Reformatie, die na juni in aantal waren toegenomen, en ook vele andere gereformeerden waren geschokt door deze daad van de Duitse bezetter. Hoezeer Schilder in de eerste bezettingsmaanden woorden naar hun hart had geschreven, bleek uit het vers, dat Hein van Oranje (pseudoniem van A. van Atten (1901-1976)) naar aanleiding van diens gevangenneming schreef. Hij verspreidde het in zijn omgeving, en het werd bekend in grote delen van het land; zelfs Schilder kreeg het op 17 oktober in zijn cel onder ogen: Gebed voor prof. dr. K. SchilderGa naar voetnoot2.
Verlaat hem niet, o Heer, blijf aan zijn zijde
Wees met uw gunst en liefde in zijn cel.
Wees Gij zijn steun en kracht, maak alles wel,
Nu hij voor uwe naam en uwe eer moet lijden.
Hij was voor u steeds een geharnast strijder.
Hij vreesde niets en niemand en hield fier
Als vaandrig Gods omhoog uw kruisbanier,
En toonde zich uw dappere belijder.
Nu wordt zijn stem gesmoord door grauwe kerkermuren.
Wij horen niet zijn woord, doch weten: Gij
Hoort ieder woord, hoort elke zucht, die hij
tot zijnen Koning zendt, in stille bange uren...
Verlaat hem niet, o Heer, verlaat hem niet, o Koning,
Bestuur zijn gang, zijn weg, zijn mond, zijn lot.
Vervul zijn cel met uw nabijheid, God.
Dat die een Bethel zij, een Goddelijke woning.
Geef als het moet hem kracht om te getuigen,
En laat een elk, die bidden heeft geleerd,
En uw bestuur en leiding obediëert,
Om hulpe voor uw knecht zich biddend voor u buigen.
Niet vruchtloos zullen wij uw hulp en bijstand vragen,
Wij weten - en uw dienstknecht weet het mee - :
Hoe ook de wereld woedt, Gij geeft het hart uw vree,
En Gij schikt alles naar uw Godd'lijk welbehagen.
De derde periode van Schilders publikaties vangt aan met zijn vrijlating uit het Huis van Bewaring te Arnhem op 6 december 1940. Hem werd bij zijn ontslag | |
[pagina 13]
| |
door de Duitsers te verstaan gegeven, dat aan de bezettende macht onwelgevallige publikaties Schilder zouden komen te staan op wegvoering naar en opsluiting in een concentratiekamp op eigen kosten. Wat hij na zijn vrijlating in 1940 en 1941 schreef was weinig, vergeleken met de wekelijkse produktie van de voorgaande jaren. Begrijpelijk, want zonder publikatiemogelijkheid viel de prikkel tot schrijven weg. Hij publiceerde zijn herdenkingsrede naar aanleiding van het overlijden van prof. dr. A.G. Honig, zijn voorganger als dogmaticus aan de Theologische Hogeschool te Kampen, maar hield andere toespraken, in academische kring uitgesproken, in portefeuille tot na de oorlog. Behalve deze teksten zijn in dit deel ook opgenomen enkele stenografische verslagen van redevoeringen, gehouden binnen kerkelijke kring. Afgezien van deze toespraken, het geven van colleges en het wekelijks preken overal in het land had Schilder in deze jaren geen gelegenheid zich publiek te uiten.
De contrasten tussen de uiterlijke omstandigheden in de drie aangegeven periodes zijn groot en dit geldt ook de inhoud van de teksten. Uit de laatste periode zijn alleen teksten over onderwerpen van kerkelijke en theologische aard aanwezig. Het zijn in de meeste gevallen betogen, waarin het polemisch element, dat Schilders beschouwingen vaak zo verlevendigde, minder op de voorgrond staat. Dit was in de eerste periode geheel anders. Hij stond toen nog midden in het kerkelijke leven en kon rekenen op brede aandacht en veel reacties op wat hij schreef. De teksten van de middenperiode, de zomermaanden van 1940 - die de verontwaardiging wekten van de N.S.B.-ers die ze lazen -, vormen vanwege hun nationale thematiek een uniek onderdeel binnen het geheel van Schilders oeuvre, en zelfs binnen het gehele kerkelijke leven in Nederland. Prof. dr. K.H. Miskotte omschreef Schilders persartikelen na de oorlog als een ‘daad van dapperheid’.Ga naar voetnoot3. Het was moedig van Schilder om ondanks het dreigend optreden van de Duitse bezettende macht te blijven polemiseren zoals hij gewoon was en zijn eigen standpunt zo lang hij kon uit te dragen. Velen heeft hij in de eerste oorlogsweken daarmee de weg gewezen om tot een meer besliste houding te komen, overeenkomend met de beleden christelijke overtuiging en de liefde voor het vaderland.Ga naar voetnoot4.
George Harinck Leiden, oktober 1994 |
|