Verzamelde werken 1917-1919
(2004)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |
24. ‘Pro Rege’Ga naar voetnoot1.Dinsdagavond hield de afdeeling alhier van ‘Pro Rege’ in de nieuwe kerk der Ned. Herv. Gemeente aan den Binnensingel een propaganda-vergadering waarin als sprekers optraden Ds. Crousaz van Maassluis en Ds. Schilder van Gorcum. De kerk was goed bezet. Ds. J.D. de Stoppelaar opende de vergadering op de gebruikelijke wijze en sprak een kort woord ter inleiding, waarin hij de activiteit van het bestuur van ‘Pro Rege’ prees en den wensch uitsprak, dat dit samenzijn recht vruchtbaar mocht worden. Daarna verkreeg Ds. Crousaz het woord. In zijn inleiding herinnerde spreker aan de laatst in Maassluis gehouden zendingsvergadering, waar o.a. het woord gevoerd werd door zendeling Maan en den bekeerden neger Slijngard. Deze vergadering heeft op spreker een bijzonderen indruk gemaakt omdat spr. de tegenstelling opmerkte tusschen die twee sprekers. Aan de eene zijde toch hoorde hij hoe zendeling Maan, uitgezonden door de Christenen in Europa, als 't ware rekenschap kwam geven van zijn arbeid onder de heidenen, terwijl daar die neger Slijngard het Christelijk Europa moest komen aanzeggen, bekeert u, bekeert u. Dat vond spr. een ontroerende gebeurtenis. Ook dat deze vergadering vanavond moest plaats hebben, vindt spr. ontroerend. Pro Rege moest geen bestaansgrond hebben in ons land. Alles moest hier opkomen voor koning Jezus. Hoe geheel anders is het echter. Ons volk zinkt weg in allerlei zonden en ongerechtigheden en steeds moeten wij blijven aandringen om toch op te komen voor de eere Gods, ook in het Ned. leger, zegt spr. Daarom heeft hij zijn onderwerp getiteld: ‘Een goeden raad van den Spreukendichter’, Spreuken 24:21: ‘Mijn zoon, vrees den Heere en den koning, vermeng u niet met hen die naar verandering staan’. Achtereenvolgens ontwikkelt spr. dan zijn tekst in 3 punten, n.l. 1. Vreest den Heere; 2. Vreest den koning (in dit geval de koningin); en 3. Vreest de ordinantiën Gods. Het is een moeilijke taak, zegt spr. in dezen tijd uit te spreken het gebod ‘Vreest den Heere’. Niet in uw midden, maar in de wereld, die steeds meer zich van God afkeert. Niet dat onze tijd niet godsdienstig is, o ja, er is een zoeken en tasten, maar het is niet naar den God, die in Christus is geopenbaard, dat men zoekt. Het is naar den God van den dichter dat men zoekt, waar hij zegt: ‘Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten’. Prof. Slotemaker de Bruine heeft ook zoo juist gezegd: ‘Er is geen plaats meer voor God in de tegenwoordige levensbeschouwing’. En toch past de vreeze des Heeren, voor alle klassen en standen in de maatschappij en ook in het leger. Vooral in het leger ontbreekt daaraan nog heel wat. Voor alles is daar plaats en gelegenheid, maar niet om God te dienen. Het heeft dan ook heel wat moeite gekost het beginsel van de vreeze Gods in het leger te doen doordringen en van hooger hand is niet eer medewerking gekomen voor dat het duidelijjk werd, dat met de verdwijning van dat beginsel ook de weerkracht | |
[pagina 482]
| |
en de betrouwbaarheid van het leger verdween. Spr. vertelt tal van voorvallen uit zijn ervaring, om te doen uitkomen hoeveel er op dat gebied nog te doen is. Daarom is het een lang verwaarloosde roeping der gemeente het aankweeken van de vreeze des Heeren in het leger en daardoor heeft zij den strijd der jonge mannen zeer verzwaard. Pro Rege heeft die taak ter hand genomen en nu is het de roeping der gemeente dat werk te steunen, met gebed en gaven. Bij het vreest den Heere staat ook het vreest de(n) koning(in). En al is in onze liefde tot de Koningin veel dankbaarheid voor hetgeen het Oranjehuis voor Nederland gedaan heeft, toch is het niet daarom, dat men haar moet vreezen. Het moet zijn, omdat zij regeert bij de gratie Gods en de Schrift zegt het ons uitdrukkelijk. Dit blijkt wel sterk uit het gesprek van Jezus met de Farizeërs, waar zij Hem vroegen of zij den keizer schatting moesten geven. Jezus zeide geef den keizer wat des keizers en Gode wat Gods is. Ten slotte is daar het derde punt. De soldaten beschikken over een zee van tijd, zegt spr. en dezen tijd gebruiken zij om ‘zwaar te boomen’ over alles en nog wat. En het zijn vaak zeer verkeerde theorieën, die daar verkondigd worden. Velen worden daar vergiftigd door den geest uit den afgrond. Daarom wil spr. nadrukkelijk de aandacht vestigen op den goeden raad van den Spreukendichter: ‘Vermengt U niet met hen die naar verandering staan’. Nu is het de vereeniging Pro Rege, die de vreeze des Heeren zoekt te verbreiden en door de bestrijding van den geest uit den afgrond waakt voor koningin en vaderland. Dit is een heerlijk werk; een schoone taak en daarom eindigt spr. met de krachtige opwekking, die vereeniging met alle gaven en krachten te steunen. Vervolgens bekomt Ds. Schilder het woord voor de behandeling van zijn onderwerp: ‘Niet door Beëlzebul’. Gij hebt gehoord, zegt spr., van de nadering van de revolutie en van het ‘Godzijn’ der menschheid, maar wat moeten wij zeggen tot hen die zijn in het huis van Beëlzebul en spreken de taal van Bëëlzebul, als de zwarte machten door onze stille straten trekken, overal verwoesting brengend? Wat moeten wij dan zeggen? Dit: Niet door Beëlzebul! Niet den duivel uitwerpen door Beëlzebul, den oversten der duivelen! Niet zonde met zonde bestrijden! Dit leert ons Matth. 12. Daar lezen wij, hoe de liefde van Jezus een door den duivel bezetene van zijn blindheid en stomheid genad en hoe toen de haat der Farizeën deze liefdedaad uit den duivel verklaarde. Immers zij zeiden: Hij werpt de duivelen uit door Beëlzebul! Hoe komt hier de liefde van Jezus uit tegen de haat der Farizeërs. Ook toen was het volk tegen den duivel, maar evenals nu de massa zich vergaat aan het uiterlijke, zoo was het ook toen. Men haat den duivel in zijn naakten vorm. Niet als hij opgedirkt is, niet als hij is de schijnbaar mooie man. Daarom anti-militarisme, daarom sociale gerechtigheid. Het moet nu maar eens uit zijn met het moorden, het moet nu maar eens uit zijn met het uitzuig-systeem van de patroons. Zijn dat geloovigen, zijn dat kinderen Gods die zoo roepen? Willen die Satan uitbranden met heilig vuur? Och neen. Het is er mee als met de Farizeën, die geloofden zelf niet wat ze zeiden. Het was maar een partijkwestie. Het ging om de macht. En daarom wil men door de revolutie den duivel met den duivel verdrijven en sommigen denken dat men zonde met zonde moet bestrijden. Al kan het misschien een tijd succes hebben, toch noemt spr. het spelen met vuur en wie een minderen duivel uitwerpt door een sterkeren speelt met de hel. Men verwart zich steeds meer in het net. Tegen de zelfzucht van den patroon stelt men de zelfzucht van al de arbeiders en tegen de zelfzucht van de keizers en koningen de zelfzucht van heel het volk. Dat is | |
[pagina 483]
| |
spelen met vuur en den duivel uitdrijven door Beëlzebul, want als de revolutie komt gaan de gevangenissen open maar de kerken op slot. Zoo worden de harten der duizenden arbeiders en ook der soldaten vergiftigd. Men denkt uit de chaos een kosmos te bouwen en uit de hel een paradijs te vormen, men noemt al de verschrikkingen maar tijdelijk; het eind is goed, doch spr. noemt dat een verschrikkelijke dwaling. Alleen door den Heiligen Geest kan men de zonde bestrijden. De wedergeboorte van de maatschappij kan slechts komen ná de wedergeboorte van den persoon. De duivel moet uitgebannen worden door Gods Geest, maar dan eerst uit eigen hart. Daarom moeten de soldaten weer eens hooren wat zonde is. Dat is zeer noodig en het is verblijdend, dat de Vereeniging Pro Rege dat werk heeft ter hand genomen, daarom moet deze arbeid gesteund worden. De wereld wil overwinnen, door het recht van den sterke, maar wij moeten overwinnen door de sterkte van het recht. Satan is het sterkst als wij niets van hem zien, als wij denken, dat alles goed gaat, maar alleen uit Gods Woord leeren wij hem uitgebreid kennen. Daarom moet de kennis van dat Woord uitgebreid worden. Daarom zeggen wij: ‘vóór Pro Rege, vóór Christus Jezus, den Koning der Eeuwen’. Op de gebruikelijke wijze werd daarna door spreker gesloten. |
|