Verzamelde werken 1917-1919
(2004)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 471]
| |
20. Afscheid Ds. SchilderGa naar voetnoot1.In de Zondagavondgodsdienstoefening in het kerkgebouw Landstraat nam Ds. K. Schilder, predikant bij de Geref. Kerk A alhier, afscheid van zijne gemeente wegens vertrek naar Gorinchem. Hij hield bij deze gelegenheid voor een zéér talrijk en aandachtig gehoor een schoone rede naar aanleiding van Openbaring 22:17a: ‘En de Geest en de Bruid zeggen: kom!’ De uitgestelde hoop krenkt het hart zegt de Spreukendichter, alzoo begint spr. zijn inleiding en zoo is ook ons hart dezen avond gekrenkt. Wanneer onze hoop echter op menschen is gericht, dan is dat zonde. Spr. heeft nu bijna drie jaar in deze gemeente het Woord Gods mogen bedienen, en daarin heeft altijd Jezus komst het middelpunt geweest. Daarom wil hij ook nu van de bediening des Woords alle persoonlijke dingen verwijderd houden. Als dan de hoop, dat Jezus nóóg niet gekomen is, ons hart krenkt, dan is het geen zonde. Van die hoop spreekt het tekstwoord, dat spr. het laatste adventsgebed wil noemen. Het woord advent beteekent aankomst, nadering, in dit geval, nadering van God, van Christus, zooals de tijd tegen Kerstmis advent genoemd wordt, omdat Christus komst verwacht wordt. Het heele Oude Testament is één adventshymne en ook in het Nieuwe Testament, vooral als Christus gestorven is, komen vele adventsgebeden voor. Dit is het laatste adventsgebed en de inhoud is in dit ééne woord samen te vatten: ‘Kom’! Spr. gaat daar verder op in en wijst op de tweeërlei beteekenis, die aan dat woord in den grondtekst kan gegeven worden, n.l. dat er daarin gesproken wordt van een komen in één moment en een komen voortdurend. Nu spreekt volgens den tekst vers 17 van een komen in één moment en vers 20 van een voortdurend komen. Daarom is ook in het gebed van vers 17 een teleurstelling gelegen: een ‘uitgestelde hoop, die het hart krenkt, maar de begeerte die komt, is een boom des levens.’ (Spr. 13:12). De gemeente, in de verdrukking (en spr. schildert uitnemend de stemming waarmede door de eerste Christenen in de catacomben te Rome deze verzen moeten gelezen zijn) bidt om een komst in één moment van glorie. Christus zegt, ik kom haastelijk, maar op mijn tijd. Spreker wenscht de gemeente de warmte toe van vers 17 en de verwachting van vers 20, want die begeerte is een boom des levens. De Geest en de bruid bidden dit gebed volgens den tekst en die beide worden vereenigd in Christus. Daarom is dit voor God en voor den mensch een advent, omdat in Christus de mensch tot God komt en God tot den mensch. Dat dus dit adventsgebed maar steeds door de gemeente mag gebeden worden, is spr.'s laatste wensch. Spr. richt dan eenige hartelijke woorden tot Ds. W. Sieders, waarbij hij met dankbaarheid gedenkt, hoe er nooit één wanklank tusschen hen geweest is, spreekt den Kerkeraad toe, zoowel als de afgevaardigden van den Kerkeraad van de Ger. Kerk B, waarbij hij zijn spijt uitdrukt, dat A en B nog niet één is geworden, wendt zich ook nog tot den afgevaardigden van de classis-Schiedam en ten slotte nog eenmaal tot de gemeente. Ds. Sieders spreekt daarna den scheidenden leeraar, ook namens den Kerke- | |
[pagina 472]
| |
raad, toe. Hij herinnert daarbij aan de voorbereidingen tot het beroep indertijd voor Ds. Schilder, de blijdschap der eerste kennismaking en de innige vriendschap, die tusschen hen ontstond in het vervolg. Dat nam niet weg dat zij wel eens verschilden van meening, maar al praatten zij elkander niet naar den mond, er is nooit eenige verbittering door ontstaan. Spreker dankt hem voor zijn arbeid en de vriendschap en hoopt Ds. Schilder nog menigmaal hier te zien. Hij eindigt met dezen wensch: God zij met U en de Uwen en Hij zegene uwen arbeid te Gorinchem. Wanneer Ds. Akkerhuis, van Maassluis, afgevaardigde van de classis Schiedam nog het woord gevoerd heeft, dankt Ds. Schilder allen voor hun hartelijke woorden, waarna de gemeente hem toezingt Ps. 121:4: ‘De Heer zal u steeds gadeslaan.’ |
|