Verzamelde werken 1917-1919
(2004)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
7. ‘Dat zij menschen zijn’Ga naar voetnoot1.Ds. K. Schilder, van Vlaardingen, sprak, nadat gezongen was Psalm 118 vs. 8 en 11, over: ‘Dat zij menschen zijn’. Deze woorden waren door Spr. ontleend aan Psalm 9 vs. 21b: ‘O Heere, laat de heidenen weten, dat zij menschen zijn’. De grondtekst, aldus Spr., bezigt voor ‘mensch’ een woord, dat hem in zijn zwakheid en onbeduidendheid teekent (ènoosj). Herinnerd wordt aan Psalm 8 vs. 5, Job 25 vs. 6, Psalm 90 vs. 3, 2 Kron. 14 vs. 11 en ook aan den naam Enos (Enoosj) van den zoon van Seth, Gen. 4 vs. 26. Dat de mensch zwak is van huis uit, dàt moet de prediking aan de heidenen zijn. Wel te verstaan: niet, dat hij zwak is in vergelijking met den medemensch. Als dit door ons gepredikt werd, dan zou Multatuli gelijk krijgen in zijn hatelijke caricatuur van Ds. Wawelaar, wiens zendingspreek in Max Havelaar den Christene n aanraadt den Javaan maar ‘klein te houden’ door de prediking. (Vroeger is ook Nederland in dezen wel schuldig geweest, vooral in de dagen der O.-I. Comp.). Niet tegenover den medemensch, maar tegenover God moet de heiden zich 'n zwakke weten. En dat ontbreekt hem nog. De heiden schijnt wel diep doordrongen van de souvereiniteit der sterke goden (offers, slaafsche angst), maar toch is de heiden brutaal, eigenwillig, omdat hij zelf bepalen wil, hoe hij verlost moet worden (dat moet de Zending hem anders leeren). Ook valt b.v. de tegenstelling op tusschen den dichter van Psalm 8, die zon, maan en sterren bewonderend, tot den Heere zegt: Wat is de mensch (enoosj)? - èn den heiden, die ook denzelfden uitroep overneemt, maar...niet den Heere, doch zon, maan en sterren zelf aanbidt. Hij haalt dus zijn goden in den kring van het stoffelijke, eigenlijk staan ze dus met den mensch op één lijn; derhalve beseft hij eigen zwakheid minder sterk dan den Christen. Als de Zending nu maar 's menschen zwakheid predikt, blijft de prediking getrouw. God, de Sterke, boven den zwakken mensch: dat is de leer van de Schrift tegenover de Wetenschap, van de reformatie tegenover de revolutie, van Calvijn tegenover Nietzsche, van Seth tegenover Lamech. Die prediking is ook weldadig. Want de mensch is toch 'n zwakke; evenwel: hij weet het niet. En onbewuste zwakheid doet ondergaan, maar bewustzijn van zwakheid redt. ‘Laat ze 't weten’, vraagt Psalm 9. Die prediking is ook vruchtbaar. Het bewustzijn van eigen zwakheid leerde in Enos' dagen reeds den Naam des Heeren aanroepen (Genesis 4 vs. 26); die zelfde werking zal 't nog hebben onder de heidenen. En - ze zal ook het Christendom zelf ten goede komen. Want gelijk Psalm 9 en 10 (één geheel) klagen over den overmoed en den overlast der heidenen, zoo zal het ‘Christelijk’ Europa straks zuchten onder den overmoed van 't tegenwoordig heidendom. De oorlog leidt ook daarheen. Zoo zal ook het Christendom onderdrukt worden door het ein eigen sterkte roemend heidendom, dat de zwakheidsprediking verwierp. Zóó wordt de bede van Psalm 9 een noodkreet vóór den strijd. Vorme de Zending | |
[pagina 446]
| |
dan uit het heidendom toekomstige medestrijders tegen het heidendom van de dagen van den Antichrist. En als dan die laatste worsteling komt, zullen door deze zwakheidsprediking velen uit Enos' geslacht naar Kaïn overloopen, maar ook velen van Kaïn zich voegen bij Enos, die 's Heeren Naam aanroept. |
|