Een schriftgeleerde aan het Woord. Deel 2
(1996)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 285]
| |
12. Een aantal gebedenGebedGa naar eind1.Heilige Vader, wij komen tot U vanmorgen, en wij komen U eerst hartelijk danken daarvoor, dat wij hier zijn en dat wij hier zijn. Dat wij hier zijn, in een vergadering van Uw kerk, die ongestoord is, die haar rijkdom kent, welke in Christus haar geschonken is, en die weet, dat ze daarin genoeg heeft, dat zij ook het lichaam van Christus is in zichzelf, niet een deel van dat lichaam, dat over het vaderland of over heel de wereld zou verspreid zijn en hier en daar kerkjes had; maar lichaam van Christus, dat hier openbaar wordt, hier grijpbaar is en een adres heeft, bekend bij de mensen, bekend bij de engelen en bekend bij God-zelf. En ook, dat wij hier zijn, willen we dankend erkennen; dat wij hier zijn, leden van Uw kerk, die hun blijdschap vinden in Uw dienst en die hun eigen zonden kennen en voor U belijden en nochtans weten, dat het besef van eigen zonden alleen dan pas echt kan zijn, wanneer het samengaat in hetzelfde ogenblik en in voortduur met den vasten wil, om in getrouwheid te doen, wat Gij van ons eist en te houden de beloften, die Gij ons hebt toe, gezegd. En ook hij, die thans in dezen dienst mag voorgaan, dankt U, dat hij voor de eerste maal na geruimen tijd daartoe opnieuw gelegenheid ontvangt; en door U ook aan deze plaats, die herinneringen opwekt, opnieuw mag worden gezet in het midden van Uw volk. Wij bidden U, geef ons al die dingen recht te zien en er voor kinderlijk te danken. En laten wij ook ten aanzien van den critie- | |
[pagina 286]
| |
ken tijd, waarin we in kerkelijk opzicht allen door Uw wijs bestel gewikkeld zijn, voorzichtig mogen handelen, dat wil zeggen: handelen alleen op grond van hetgeen geschreven is, afwijzend elke boven-schriftuurlijke binding en ook afwijzend elk boven-schriftuurlijk oordeel, omdat zich reeds in de binding boven het Woord uit, het bovenschriftuurlijke laat zien als onschriftuurlijk. Want Uw Woord zegt ons, niet te denken boven hetgeen geschreven staat en niet te oordelen boven hetgeen geschreven staat en niet te binden boven hetgeen geschreven staat. En moeten wij vervolging lijden, maak Gij ons getrouw; moet om de handhaving hiervan de scheur getrokken worden, waar wij liever geen scheur zagen, maar samenbinding op grond van dien regel, laat ons niet op zij gaan, maar Uw Woord vasthouden, ook in onze dagen, nu in de kerken, die wij zolang hebben gezien als van U gezegend, veel onrust is. Och, laat de toekomst van alle kerken aan U zijn opgedragen door haar ambtsdragers en leden; en laat ons teruggaan, niet naar dezen of genen, maar teruggaan naar het fundament der Apostelen en Profeten, waarvan de uiterste hoeksteen is: JEZUS CHRISTUS. Opdat zo Uw volk zich vergaderen moge in Uw naam, want waar twee of drie, het kleinst mogelijke meervoud, in Uw naam, dat is: in het grote verband, in het sterke recht van Uw aanwezigheid, Jezus Christus, vergaderd zijn, daar zijt Gij reeds in het midden van hen en wilt daar de lijn volgen, die Gij hebt getrokken voor hun ogen met de pen van Uw eigen Schrift; de lijn, aangewezen door de Apostelen en Profeten. Het is een groot ding te belijden, dat wij op deze lijn staan; dat wij bouwen op dat fundament, dat eenmaal gelegd is en niemand anders leggen kan of mag. Laat ons die taak niet aanvaarden in gemakkelijkheid, maar doen alles wat we doen, en nu gedaan hebben in beginsel, in vreze en beving, U erkennende als Rechter, ook over deze dingen, en als | |
[pagina 287]
| |
Trooster, in de zorgen die optreden, als Koning van ons gevreesd, als Heerschappijvoerder over alle kudden, die onder haar énen Herder vergaderd worden. Wil den dienst des Woords heden zegenen, hier en elders. Wil bekering schenken, ook en juist in kerkelijk opzicht, waar bekering nodig is. Laat er een terugkeer mogen zijn naar Uw eigen Woord, ook waar naar onze mening gedwaald wordt door de Synode der Gereformeerde Kerken, die toesluit, waar Gij niet sluit; die opent naar eigen wil, niet alleen naar Uw bevel; die verbiedt, waar Gij toelaat; en die thans heeft gemaakt knecht, wie in Christus Jezus vrij gemaakt werd. Heere, gedenk aan die vergadering, waar ze ook samenkomt en wanneer ook, en laat het nog zijn mogen, dat de orde terugkeert en hersteld wordt hetgeen gebroken is. Heere, zo Uw wil anders is, laat ons rechts noch links zien, maar voortgaan in Uw kracht, Uw kracht in onze zwakheid volbracht wetende. En maak ieder van ons, ook in den kerkeraad hier, en ieder, die het ambt der gelovigen draagt, getrouw; ieder in het zijne, opdat Uw naam erkend zij; opdat de kansel door Uw Woord en daardoor alleen beheerst worde; opdat het doopvont het opschrift drage van Uw geschreven Woord; opdat de tafel van het Heilig Avondmaal de spreuk voere, die Gijzelf geleerd hebt, deze spreuk en dit zegel, dit vaste fundament van God: dat de Heere kent degenen, die de Zijnen zijn, en dat een ieder, die den naam van Christus noemt, heeft af te staan van alle, ook van kerkelijke, ongerechtigheid. Hoor ons in ons bidden, Vader, en doe er alles aan toe, ook voor ons land en volk, onze koningin en haar huis, onze regering, om Christus Jezus, wil, Dien wij belijden en eren als Koning, Profeet en Priester naar Uw eigen zalving. Amen. | |
[pagina 288]
| |
GebedGa naar eind2.Barmhartige Vader, In den naam van onzen Heiland roepen wij U aan, want Gij zijt de God van ons heil en Gij zijt de God van Uw eigen mogendheid. U looft d'Apostelschaar, U zingen de engelen, U prijst al wat leeft, zover het een ambt heeft en tot bediening daarvan geroepen is en bekwaamd door Uzelf. En ook wij willen heden onze stem voegen in het koor van Uw lofprijzing en tot U zeggen, dat Gij groot zijt en zeer genadig, dat Uw kracht zonder maat en einde is. Laten wij ook daarom juist tot U alleen gaan met de schuld, die wij hebben, waarvan Gij zelf ons de grootte hebt aangewezen, toen Gij elke meetroede hebt terzijde gelegd, wijl hier niets te meten was, die wij ook alleen van U mogen zien als vergeeflijk en ook door U mogen weten als vergeven, zo dikwijls wij de schuld brengen tot Uzelf in den naam van Christus, onzen Heere. Laat ons ook vandaag dan op Hem en Zijn offerande gelovig leggen onze hand en daarin blijmoedig zijn en zeer verzekerd, dat geen enkele schaduw valt in het paleis van Uw licht, waar het licht genade-licht heet; en zover er schaduwen vallen hier beneden, dat het tenslotte daar weer is de schuld der wereld en van onszelf, die dat durft bestaan, maar dat Gij van Uw kant alleen maar licht geeft, onverduisterd, onverminderd, onverzwakt, oneindig en onvoorwaardelijk, in dien zin, dat wij niets hebben te doen om de opening van Uw licht mogelijk te maken en om er uit te leven uit de kracht van onszelf. Wil ons ook zo bekwamen tot den dienst des Woords, tot heel den rijken arbeid, dien Gij vraagt van Uw volk in deze wereld, en geef, dat Uw vrede, die alle verstand te boven gaat, ons hart en onze zinnen moge vol-maken, vervullen, tot op den dag van Christus Jezus, onzen Heere. | |
[pagina 289]
| |
Wij bidden U ook, zegen de samenkomst van U met Uw volk op dezen dag. Wil Gij alles wat verhinderen kan, dat Uw Woord Zijn eigen loop nemen zou, wegnemen en ons vreugde geven hierin, dat wij altijd zien Christus Jezus met Zijn vast bestand van genade, den Heiland, die nooit aflaat van Zijn eigen bondswerk. Wil Gij ook onze kerken zegenen, dat zij blijven bij de zuiverheid des Woords en der samenleving als kerken onderling, en geef, dat, waar er zoveel onwaarheid is, Uw naam door ons erkend worde met vrees en beving, dat wij zelf zuiver staan tegenover elkaar en rechtvaardig, dat is: handelend tegenover U en tegenover onszelf naar Uw wet. Wil ook ons volksleven herstellen; gedenk de Koningin en haar huis en wil de regering geven, dat zij het recht moge handhaven, het beschreven recht moge eerbiedigen, een goed voorbeeld alzo moge zijn; en dat ook, wanneer straks in ons Indië wederom de mist is opgetrokken, zij, gelijk ook nu reeds aanstonds, moge vinden de goede wegen, om niet alleen het juiste pad te effenen, maar ook om voor Uw koninkrijk, dat ginds ook in verdrukking komt, wederom te doen, wat een overheid verplicht is te doen, n.l. bescherming geven aan den dienst des Woords en der sacramenten en daar een ruime plaats voor open houden met al de middelen, die haar ten dienste staan. Laat ook zij, die vandaag ziek zijn en verhinderd met ons mee te gaan, een dag van vreugde mogen hebben in U, met ons gesterkt in één Geest en in één kracht en in één naam verenigd. Wil Gij de opleiding tot den Dienst des Woords in onze vrijgemaakte kerken gedenken. Laat die opleiding steeds mogen hebben de warme liefde van Uw volk, en laat zo alle dingen naar Uw rijke genade in Christus Jezus ons mogen toekomen, naar Uw eigen belofte, die van geen wankelen weet. Amen. | |
[pagina 290]
| |
GebedGa naar eind3.Genadige Vader, Uw gemeente plaatst zich voor Uw troon; ze doet dat in de gemeenschap van heel de kerk over heel de wereld en legt op dien troon de hand, omdat ze weet, dat er ook een mens op den troon zit, dat mensenvlees daar reeds erkend is, doordat Christus Jezus, de verhoogde Heiland daar is; dat Hij gezet is en is gaan zitten reeds op den troon, die troon van God is. Daarom durft ons vlees nabij komen; dat vlees is aan dien troon verwant. Daarom durven ook wij gaan staan voor den troon onder de engelen Gods en zeggen: U looft de engelen-schaar, en ook: U looft de apostelschaar, U looft al wat adem heeft, o God, om te zeggen, dat Gij heerlijk zijt en dat er geen maat en grens is aan Uw glorie. Laten ook wij vanmiddag rustig en vertrouwend tot U gaan zeggen, dat Gij zeer schoon zijt en zeer goed en oneindig rijk in de uitdelging der zonden, in het uitgieten van Uw Geest en in het verbinden van hemel en aarde door de kracht van Uw Woord, zodat de engelen boven en de mensen beneden Uw wil gaan volbrengen en op aarde gebeden wordt: Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op aarde. Geef ons dat gebed te doen voor ons persoonlijk en intieme leven, voor ons eigen publieke leven, met name ook voor ons kerk-leven, opdat Uw kerk in handel en wandel, in belijdenis en tucht, in het gebruik van de sleutelen van het rijk der hemelen, Uw wil volbrengen, gelijk in den hemel, alzo ook op aarde; dat zij hierin ook versterkt moge zijn in het vaste geloof, dat, wat zij beneden bindt op aarde, in de hemelen is gebonden en dat die vastheid onmiddellijk verdwijnt wanneer Uw kerk zich niet houdt aan den maatstaf van Uw Woord. Wil ons ook vanmiddag bij de opening van Uw Woord genadig | |
[pagina 291]
| |
zijn, ons den vrede schenken, die alle verstand te boven gaat en die in Christus Jezus vastligt; een vrede; die daar ligt in Christus' offerande, die klaar is, waaraan niets ontbreekt, doch dien wij door het geloof hebben aan te nemen, zullen we hem onzen vrede kunnen noemen. Hemelse Vader, laat ons dan kunnen zeggen, dat wij, rechtvaardig zijnde uit het geloof, vrede hebben bij God door onzen Heere Jezus Christus. En wil ons alles afnemen, wat den loop van Uw Woord zou kunnen hinderen. Wil ons ook schenken een goede consciëntie in het erkennen van Uw naam en Uw gezag en in het herkennen van Uw beeld in ons eigen leven en laat alzo alle dingen mogen zijn tot verheuging van uw volk, tot zijn zuivering en vervolmaking en tot opwekking van de spanning van de engelen, die begerig zijn in te zien in wat Gij werkt hier beneden aan Goddelijke heilgeheimen. Hoor ons, o Vader, om Christus' wil. Amen. | |
GebedGa naar eind4.Hemelse Vader, In den naam van onzen Heiland, die voor ons Zijn leven gaf en daarin Uw recht erkende en daaraan voldaan heeft, willen wij hedenmorgen ons voor U neerbuigen en belijden, dat wij, stof en as zijnde, dien God mogen kennen, die weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. Wij zelf vergeten dat zo vaak, en wat om ons heen is weet het ook niet of wil het niet bedenken. En ons eigen geweten en ook Uw wet klaagt ons aan, dat wij nooit te verontschuldigen zijn en geen verontschuldiging kunnen vinden in het feit, dat wij maar stof en as zijn. Maar wanneer Gij ons tevoren gezegd hebt, dat er geen verontschuldiging is, als wij daar staan als verantwoordelijke mensen, wien toegerekend wordt, wat in den aanvang der tijden geschied is en | |
[pagina 292]
| |
ook wat wij vandaag hebben gedaan en dat die toerekening geschiedt aan onszelf ten dode, tenzij wij Hem geloven, die de toerekening voor Zich nam, dan komt Gij ons, die Uw naam belijden en die weer voortgaan met zondigen en die ons dagelijks moeten bekeren en verootmoedigen, daarna zeggen: Ik weet, dat Gij zulk maaksel zijt en stof zijt. En Gij, Heere, Gij, die alle dagen leeft om voor ons te bidden, hebt gezegd, dat Gij het doen zoudt, opdat de vastheid van Uw offerande en de verzoenende kracht van Uw verworven recht ons voor ogen zou staan in elk ogenblik van ons leven. Laat ons in dezen zin schuld voor U belijden mogen en daar niet om heen redeneren, want Gij blaast toch heen door alle drogredenen buiten de kerk en vooral ook in de kerk. Leer ons oprecht met U omgaan en vrijuit spreken, alles zeggen, wat er is en laat ons tot U mogen gaan met een eenvoudig hart, dat niet wil samengesteld zijn en niets achter houdt, wanneer het spreekt tot U en de mensen. Leer ons alzo onze dagen tellen, opdat wij een wijs hart bekomen binnen de kerk. Wij vragen ook Uw zegen over den dienst des Woords, opdat wij den Heilige mogen zien in Zijn heiligheid en te vaster aan Hem verbonden worden. Wil ook den Geest der heiligmaking en der gebeden geven, die uitzuivert in ons hart en in de kerk wat niet is naar Uw wil, die ons ook in de toekomst doet gaan op het pad van Uw recht en waarheid. Laat ons daarin elkander vasthouden, opdat, ook waar wij soms niet weten allen tegelijkertijd hoe het moet in vele opzichten, wij elkaar vasthouden mogen in den wil om voor Uw Woord te bukken, in het gebed om kennis daarvan te nemen en meer te verwerven, om elkaar zo vast te houden, daar, waar alleen broeders elkaar kunnen vasthouden, dat is voor den troon van Uw majesteit. Gedenk Gij allen, die verhinderd zijn om met ons mee te gaan, ouden, zwakken, soldaten, zeevarenden. Wil Gij alles, wat af mocht dwalen, terecht brengen en vasthouden door Uw genade. | |
[pagina 293]
| |
Gedenk onze koningin met haar huis en haar moeder; wil de regering geven, dat zij den rechten weg moge vinden en gaan om het onrecht te breken en om het gezag, dat toch ook in de wereld wordt aangetroffen, zijn klem te bezorgen. Laat ook in deze week Uw zegen mogen zijn op de bijeenkomsten, die gehouden zullen worden rondom onze Theologische Hogeschool, die ook vandaag onze offerande vraagt hier in deze kerk, en geef, dat in die vergaderingen de Geest van Christus moge heersen in het spreken en zwijgen, dat de band der eenheid moge worden versterkt en wij allen tezamen zien mogen, welken zegen Gij geeft ook in dit opzicht. Wil Gij ook de aanstaande synode van onze kerken door Uw genade leiden en ons allen geven mee te leven met ons gebed. En laat alzo Uw heilige wil ons leven regeren, opdat wij geen ogenblik vergeten, welken rijkdom Gij geeft door Uw trouwmakende genade ook in de vrijmaking der kerken. Houd ons dicht bij U en wil onze schuld ons vergeven om Jezus Christus' wil. Amen. | |
GebedGa naar eind5.Onze Vader, die in de hemelen zijt, Laat ook dit uur mogen zijn een uur, dat geheiligd wordt door het Woord Gods en door het gebed. Spreek Gij tot ons, gelijk Gij reeds hebt gedaan; laat ons spreken tot U, gelijk wij bezig zijn te doen en laat in die ontmoeting tussen U en ons de dingen, die ons voorgesteld zijn, in het licht komen te staan van het verbond van Uw genade en van Uw vrede, opdat het zo alles dienstbaar moge zijn aan Uw verheerlijking, aan de vrijmaking van ons geweten, aan de verheerlijking van Uw naam en aan de consolidering van de gereformeerde kerk. Elken dag hebben wij dat allemaal nodig, ook het laatste. Heere, schenk het ons door Uw rijke gunst en maak ons oprecht in het zeggen van wat zo vaak | |
[pagina 294]
| |
over onze lippen komt, dat die genade niet verdiend is en zelfs verbeurd. Dan zullen we ook het wonder zien, dat Gij de kerk stevig maakt, een kerk uit één stuk. En als we daarom bidden als een onverdiende genade, dan zullen we ook zelf ons inspannen om de solidariteit te dienen; om allen tegenstand te helpen overwinnen en alle moeite; en daarin zelf een aandeel te nemen naar Uw trouw en goedheid voor Uw volk, die telkens weer tegen alle wonderen der wereld in, 't wonder ons schenkt van een solide kerk; een kerk, die - wonder der wonderen - er blijven zal, steeds weer onderduikend en boven komend, voortdurend in een procedure gewikkeld tegen de zonde en ongeloof en ongehoorzaamheid en ondanks haar eigen zonde toch weer vrijgemaakt door den Zoon des mensen. Geef ons ook vandaag, dat wij, Uw Woord aanhorende, deze dingen zien mogen in grote blijdschap, die Uw volk hebben mag en hebben blijft, over Uw eigen wonderen, die zich dagelijks voltrekken. En neem van ons weg wat het vrije uitzicht op Uw genadetroon zou verhinderen. Onze zonden willen wij U belijden, Vader; wil ze ons genadig vergeven en daarvan getuigenis aan ons schenken diep in ons binnenste door het indringende Woord, want daarmee alleen dringt de Geest in, in de binnenste delen van ons hart. Wil onze kinderen houden bij de kerk van Christus en ze door ons voorbeeld laten zien, hoe prachtig het voor een mens is als hij lid van de kerk mag wezen. En laat niet onze zonde en slapheid en onze on-solidariteit de oorzaak of aanleiding zijn, dat het bederf in de kerk bij het jongere geslacht zich weer inzet. En voorzover ook wijzelf tot het einde der dagen toe reformatie nodig hebben, juist in het wezen der kerk en er pas bredere reformatie komen kan bij die voortgaande van de kerk, laat het dan in beide opzichten zijn een reformatie van het kerkelijk leven en van kerkelijke mensen over heel de linie van het leven; maar dan ook alleen met voortdurende verdieping naar beneden | |
[pagina 295]
| |
toe. En laat zó de vrede van Uw genade ons hart vervullen mogen met blijdschap en met christelijken ernst. Leer ons Jezus Christus zien, den Profeet en Priester en Koning, met Zijn voortdurenden consecratie-dienst. Laten ook wij vanmiddag daarvan spreken mogen in vreugde en spanning, door Uw Geest daarin geleid en bewaard van de zonde. Wij gedenken allen, die ons toebehoren en hier niet kunnen zijn, ook onze soldaten en mensen op zee. Houd Gij ze vast en verbind ze door Uw Geest aan ons en aan Uzelf in de eerste plaats. Zegen den arbeid van de zending en evangelisatie en ook van de opleiding tot den dienst des Woords. Geef ons ook vandaag aan die opleiding en haar behoeften te denken, als onze gave gevraagd wordt. Zegen ons koningshuis en ons volk, dat uitééngeslagen ligt en zijn plaats in de volkerenwereld bij den dag meer verliest. En geef ons, waar ons volksleven achteruit gaat, de profetische vlam te mogen laten branden, en aanblazen, maar in zuiverheid en gehoorzaamheid. En wil ons elken Zondag daartoe opleiden tot bediening van de ambten, die Gij ons allen schenkt. Doe het alles om Christus' wil, hemelse Vader. Amen. | |
GebedGa naar eind6.Heere God, Vader van onzen Heere Jezus Christus! Wij danken U, dat wij een Heiland hebben. Die weet, dat Gij Hem altijd hoort, maar Die dat zegt om der schare wil, die rondom staat. Vandaag zijn wij die schare. Het waren eenmaal de Joden, die waren toen de kerk. Vandaag zijn wij de kinderen Abrahams en zijn wij de kerk. De Heiland van toen staat in ons midden. En als wij dan zeggen: zou Hij het wel kunnen, zou Hij een kans hebben? dan wordt Hij zeer grimmig in den geest om onze zonden en dan dankt Hij hardop, dat de Vader Hem altijd hoort. | |
[pagina 296]
| |
En Hij zegt dit tot den Vader om der schare wil met luide stem, opdat wij eindelijk zouden zien, dat Hij de heerlijkheid Gods laat verschijnen op het gebed en dat de heerlijkheid daar is, waar Hij was voor ons. Laat ons zien vandaag de heerlijkheid, die niet alleen zich vertoont in een blinkend wonder, maar die hierin uitkomt, dat wat er nodig is, ook gebeurt. En wanneer wij er in betrokken zijn en wanneer wij doden zijn, die weer gaan leven en als wij niet verder kijken dan dat, dan gaat Hij, Die Profeet is, verder schrijden; dan is de H. Geest in Hem gegeven, als de kerkmensen nog niet weten, wat dood-zijn eigenlijk is. En als wij dan kinderen mogen zijn des levens, uit de doden opgetrokken, allemaal Lazarussen, dan kan geen mens dat zijn zonder wederom geboren te worden door de stem van het Woord, dan zullen we lachen om de vreugde des heils en Zijn Naam vertellen aan wie het horen wil en ook hardop gaan zeggen om der schare wil, dat Gij ons waarlijk in Hem altijd hoort. En de stem van den een zal gepaard zijn aan die van den ander. Heere, laat ons zo vanmiddag hier zijn, dat wij zo verkwikt worden naar den geest, dat wij blij zijn, omdat dit hier gebeurt in de kerk. Wij bidden dat, Vader, om Jezus' wil. Amen. | |
GebedGa naar eind7.Heere, wij danken U, dat wij elkaar mogen ontmoeten op dezen Zondag als diegenen, die van Uzelf ontmoet zijn en nu U mogen vinden, daar waar Gij te spreken zijt, waar ook wij moeten komen voor Uw aangezicht, gebonden en onderworpen aan Uw Woord. Wij bidden U om genade om, waar Gij ons hebt samengebracht aan deze plaats, hier zó te kunnen wezen, dat wij het Woord Gods niet maar aanhoren, maar ook meenemen en dat wij de vrucht daarvan mogen ontwaren in ons eigen bestaan, zodat wij uit de vruchten van ons geloof, als een oprecht geloof, | |
[pagina 297]
| |
mogen zijn verzekerd. Onze zonden klagen ons aan en de oren stoppen mogen we niet. Gij komt juist vandaag hier met ons samen om hetgeen de oren zou stoppen weg te nemen, opdat ze scherp mogen horen vandaag. Scherp horen moeten we vandaag uit Uw mond hoe groot onze zonde en vervloeking is, opdat wij onszelf mishagen en ons voor U verootmoedigen. Scherp horen moeten we ook vandaag, hoe rijk Uw genade is, opdat wij nooit U beledigen door van Uw barmhartigheid klein en aards te denken en te menen, dat onze zonde een last is die U te groot is. Scherp horen moeten wij ook, dat Gij ons voorhoudt den regel der dankbaarheid om Uw wijngaard te zijn, met liefde, welbewust, waarvan Gij de vruchten wacht. Heere, leer ons vruchten dragen tot Uw verheerlijking en laten wij niet leven naar eigen goeddunken, brutaalweg U negérend met Uw Woord, maar aandachtig naar U luisterend, de oren wijd open doen en ons hart verenigd vinden door Uzelf tot de vreze van Uw naam. En wat in de kerk is en niet van de kerk, wijl niet uit Uw Woord geboren, wilt Gij dat uit ons midden weg doen of bekeren door Uw rijke genade en Uw almachtig Woord. Wij bidden als kerk voor de wereld, waarin wij geplaatst zijn, opdat zij niet van ons tekort kome. Wij bidden voor de koningin en allen die haar bijstaan in het regeren, en vragen of Gij leren wilt aan ons allen, en dus ook aan hen die leiding geven aan het volksleven, dat Gij de Koning der koningen zijt en dat Uw wet alleen de gezondheid van volk en van wereld kan betekenen; dat in die wet ook voor het volksbestaan alles geoordeeld ligt, wat er tegen in gaat, (dat maakt de wereld ongezond) en dat in die wet is aangewezen hoe een mensenkind, van U gegrepen zijnde in Christus, ook als burger leven kan als een zoutend zout, een lichtend licht, als een wijngaard, die vruchten oplevert. Leer ons niet bang zijn in dezen benauwden tijd, waarin wij el- | |
[pagina 298]
| |
ken dag horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen en van aardbevingen op verschillende plaatsen. Want ofschoon Gij gezegd hebt, dat al die dingen een teken zijn van de nadering van Uw komst, Gij hebt ons niet gegeven een rekenboek om Uw komst te bepalen op zekeren datum; en bovenal hebt Gij gezegd, dat Uw genade over al Uw volk rijk is en onvergankelijk; dat zij ook vastligt en vastlegt wat op haar steunt en door haar gebouwd is. Leer ons zó verstaan in het horen naar de radioberichten en het lezen van de krant. Wil ons ook vanmorgen schenken den nooddruft voor lijf en ziel in den dienst des Woords. Wil onze kerken bouwen in liefde en blijdschap en in tucht over zichzelf naar Uw Woord in enigheid des geloofs; wil alle raadslagen, plomp en fijn, die tegen haar leven bedacht worden, breken en kapot maken door Uw genade, en onszelf doen gebukt gaan over onze eigen zonden in de belijdenis, dat alleen bij U de zonde een weg vindt om te verdwijnen. Breek zo af, Vader, in ons eigen leven de zonde, opdat zo Uw genade voortga ons te bekeren en de wereld moge bekennen, dat Christus Jezus geen avontuur begonnen is maar van den Vader in deze wereld gezonden is. In zijn naam bidden we ook dit alles van U. Amen. |
|