Een schriftgeleerde aan het Woord. Deel 2
(1996)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
12. Een zestal KerstprekenGedurende de Kerstdagen van 1937 en 1938 werden er door Schilder te Utrecht een zestal Kerstpreken gehouden, waarvan verslagen bewaard gebleven zijn. Over de heilsfeiten en de heilsfeesten heeft Schilder veel geschreven. In al die artikelen en overdenkingen heeft hij getracht Gods grote feiten en feesten in een verband te plaatsen. Want elke prediking heeft te zoeken, zo zegt hij, naar de eigenlijke, werkelijke, messiaanse elementen die elke geschiedenis in de Schrift tot een verhaal der Godsopenbaring in Jezus Christus maken. Evenals bij andere historische stoffen zal ook op het Kerstfeest de christologische openbaringslijn gezocht en gepredikt moeten worden. ‘Heel de adventsprediking komt bij de Kerstprediking tot haar recht, en vindt daar haar volheid. Alle draden, die we in de openbaringsgeschiedenis in de periode van het Oude Testament zien loopen als christologische, messiaansche, komen in de Kersttijd samen. Analyseren, uiteen-leggen voor de gemeente kan ze slechts diegene, die weet, hoe ze geloopen hebben, voordat ze in het feit van Bethlehem in een punt samenkwamen.’Ga naar eind85.
Daarbij komt, zegt Schilder, dat het Kerstfeest niet het einde is van de weg, maar een vervolg. Alle draden komen wel in een punt samen, maar dat punt is het eindpunt niet. Op Kerstfeest volgt Goede Vrijdag, voorafgegaan door het leven van de tweede Adam. Op de Paasmorgen volgt de Pinksterdag. Kortom, de overgang van Oude naar Nieuwe Testament is niet in een punt des tijds voltrokken. De Kerstprediking moet daarom laten zien, aldus Schilder, dat we er nog lang niet zijn. ‘Wat we op het Kerstfeest steeds weer noodig hebben, dat zijn predikers en hoorders, die de repetitie van het Kerstfeest even vermoeiend vinden als de man, die Prediker geschreven heeft. Uit deze keur- | |
[pagina 84]
| |
bende zullen ze opstaan, die het Kerstwonder zetten in verband met heel de heilshistorie. Zij hebben met den Prediker vernomen het hijgen van den tijd, die nu waarlijk al weer Kerstfeest inluidt, en ach, nog is het einde niet. En alleen dan zullen zij zingen; want de zon der natuur gaat op en gaat onder over onze kerstemoties, elk jaar weer van voren af aan; maar - de Zon der gerechtigheid is opgegaan, doch gaat in eeuwigheid niet onder. En dat weet en doorleeft slechts, wie de heilsfeiten kent uit de heilsgeschiedenis. Zing uw morgenlied, maar doe het alleen, omdat ge leeft uit den middag. En sla niet de verzenen tegen de prikkels, alsof dat zoo feestelijk is. Dat is te zeggen: zeg tot Gods klok niet: sta stil, en tot Gods zon niet: laat me even de oogen dicht doen. Kom Heere Jezus, ja kom haastelijk, want Maria met het Kind, dat is veel - Maria zonder het Kind, alleen in de pinksterzaal, dat is meer. Het Kind, voleindigd, is het meest. En alles - dat is God.’
In de preek ‘Het meetsnoer van keizer Augustus overwonnen door dat van David’ laat Schilder zien, hoe God zijn werk doet in de wereldhistorie. Het lijkt alsof de macht over de gehele wereld in handen ligt van keizer Augustus. Maar terwijl Rome de wereld beschrijft en aan haar voeten legt, werkt God in het verborgene om de eigenlijke macht terug te geven aan het huis van David. Terwijl de Romeinse keizer slechts een wereldlijk rijk heeft, is God bezig zijn geestelijk rijk te vestigen. Augustus, Jozef en Maria zijn instrumenten in zijn hand en staan in zijn dienst. Dat moet in het geloof gezien worden: alle meetsnoeren zijn in Gods hand, het zichtbare en het onzichtbare, het wereldlijke en het geestelijke. Dat is ook de boodschap van deze preek: alle macht is aan Davids Zoon, zij het nu nog in het geloof. Hij ‘heeft’ de wereld nog niet, maar het gaat aan op zijn toekomst! | |
[pagina 85]
| |
In de preek ‘De geboorte van de Christus Gods en Zijn komst in deze wereld’ combineert Schilder op treffende wijze Lucas 2 en Openbaring 12. Sprekend over de afkomst, de opkomst en de toekomst van Christus legt hij steeds Lucas 2 en Openbaring 12 naast elkaar. Christus werd weliswaar geboren uit Maria, zijn aardse moeder. Maar deze geboorte is opgenomen in het grote geheel van de kerk, die de Messias voortbrengt, hetgeen al in Genesis 3 begint. De geboorte in Bethlehem is in dat grote verband opgenomen en moet daarin ook worden gezien. In Lucas 2 is sprake van Maria die haar eerstgeboren Zoon baart. Alles wijst hier op zwakheid, op een verlaten troon en op vergane glorie. Maar Openbaring 12 spreekt over een mannelijke Zoon en dan wordt de blik gericht op het wereld-beheersende en het verpletterende (Genesis 3) van Christus' komst in deze wereld. Lucas 2 doet vooral het hulpeloze en het zwakke van Christus zien, Openbaring 12 spreekt over het hoeden van de heidenen met een ijzeren staf. Christus is de Christus die geweld moet oefenen: in het bekeren van het hart, in het formeren van de kerk, in het doden van de antichrist, in het binden van de satan, in het leggen van de wereld onder de macht van God. In Hem zijn onze afkomst, onze opkomst en onze toekomst gegarandeerd, zo besluit Schilder deze preek.
In de preek ‘Het lied der engelen bij de geboorte van Jezus Christus’ wijst Schilder er eerst op, hoe God ook de tijd, waarop door engelen gesproken wordt, in zijn hand heeft. Zijn boden spreken op zijn bevel! De eerste engel spreekt in bijzonderheden en geeft de herders concrete aanwijzingen omtrent de geboren Koning. De menigte van engelen wijst op de grote lijnen en op God die boven alle aardse verhoudingen uitgaat. De eerste engel past zich in zijn spreken aan de hoorders en aan hun bevattingsvermogen aan. De menigte van engelen - strijders in uniform! - | |
[pagina 86]
| |
komt met groot geweld, met een geweldige eis. Al is, zo zegt Schilder, het horen van het evangelie in de kerk door de mens, wiens hart wedergeboren is, groter dan het optreden van de menigte hemelse engelen in de Kerstnacht. Want, zo vraagt hij, treden de engelen in Gods openbaring niet steeds verder terug? En wat betreft de inhoud van het engelenlied stelt Schilder, dat dit lied twee kanten uitwijst. Naar boven, naar de heerlijkheid van God, een heerlijkheid die er ongeacht de schepping en het schepsel altijd is. En naar beneden, waar aan het komen tot de vrede en het deel hebben aan de vrede de uitverkiezing, het welbehagen Gods, ten grondslag ligt. Het Kerstfeest hangt niet af van ons gevoel, maar van Gods beschikking.
In de preek ‘Het zoeken van de laatste psalmdichter naar de vervulling van alle psalmen’ treft men een voor Schilders prediking kenmerkende gedachte aan. Het gaat van de aanvang via de vervulling naar de vervuldheid. Alle psalmen, zo zegt Schilder, hebben gezocht naar de Messias en vinden pas in de Messias hun zin. De lofzang van Simeon is de laatste psalm van het Oude Verbond. De laatste psalmdichter, Simeon, komt in de tempel. Hij ziet de Christus. Maar wie vandaag in de kerk Christus ziet in het Woord is meer dan Simeon. Als de Geest Simeon naar de tempel drijft, luidt hij in het einde van alle psalmen, het einde van het Oude Verbond en ook zijn eigen einde. Maar de Geest, die Simeon de Christus deed aanschouwen, doet ons zien op Christus in de hemel; en dat is meer. Simeon mocht de Christus zien in de tempel. Wie de Christus ontmoeten wil, wordt niet verwezen naar een binnenkamer, maar naar de kerk. Zo doet de Geest bij Simeon in de tempel en bij ons in de kerk hetzelfde werk, aldus Schilder; maar bij ieder op eigen datum. Simeon vormt met zijn lofzang de vervulling van de psalmen van het Oude Verbond. Wij staan in de vervuldheid. Zowel voor Simeon | |
[pagina 87]
| |
als voor ons geldt dezelfde belofte van doortocht naar het eeuwige leven.
In de preek ‘De Kerstzegen van moeder Maria’ laat Schilder zien, dat men geen deel aan Christus kan hebben, tenzij het gaat langs de weg van verdrukking. Bij de aankondiging van de geboorte van Jezus is Jozef het zwaard al aangezegd, maar Maria moet de boodschap nog horen: ook voor haar het zwaard. In haar hele leven, dat aan Christus ondergeschikt is geweest, heeft zij dat ervaren. De zegen, waarover Simeon haar spreekt, komt langs een weg vol verdrukking. Zo is het nu nog, aldus Schilder. Jezus is door ons in zijn eenzaamheid en smart niet te imiteren. Jozef en Maria moeten wij ook niet willen imiteren. Maar wel geldt ook voor ons de regel: het kruis op ons nemen, trouw zijn, blijven staan voor de waarheid van God. Wie zo het zwaard draagt, heet moeder, broeder en zuster van de Here Jezus.
In de preek ‘De Wijzen uit het Oosten, getrokken en beheerst door het Woord van God’ laat Schilder de bijzondere voortgang van Gods wijze van openbaren zien. In de eerste plaats wijst Schilder aan, hoe God via het teken aan de hemel, een lichtende ster, in Babel weer de Messias-verwachting doet gloren. En God doet dat door zich aan te passen aan het begripsvermogen van de Wijzen: Gods Woord spreekt in de natuur; zo lokt God hen. In de tweede plaats - en hier is de voortgang van de openbaring - spreekt God de Wijzen toe in zijn Woord: het Woord wijst hen naar Bethlehem en de ster is daar weer als teken. In de derde plaats - en hier is Gods openbaring op dat moment het meest ver voortgeschreden - openbaart God zich in het vleesgeworden Woord. Schilder trekt in deze preek twee lijnen. De ene lijn is de lijn van de voortgang van de openbaring. De tweede lijn is de lijn van de scheiding die het knielen voor Jezus met zich mee- | |
[pagina 88]
| |
brengt. Joden en heidenen en ieder die de boodschap hoort moet kiezen of delen. Nog steeds gaat het om de vraag of we roemen in Gods soevereine genade en verkiezing. |
|