Schriftoverdenkingen. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling II)
(1957)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe Schrift in den uitersten nood.Ga naar voetnoot1)Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Christus in de nederdaling ter helle, dat is de nood. Het is de uiterste nood. In dien uitersten nood heeft de Christus gebeden. Het uiterste gebed; omvattende de grootste tegenstellingen in één roep, waarin uit de diepten der hel gegrepen wordt naar de hoogten van den hemel. En naar het binnenste van den hemel: God en zijn troon. Welnu, in dien uitersten nood is de tekst van het uiterste gebed een bijbeltekst. | |
[pagina 23]
| |
Hier is de Schrift in het centrum van de aandacht van de kerk geplaatst, als staande in het centrum van de aandacht in den Groten Bidder, toen Hij tot God komen moest met niets, dat enkel ‘steun-van-buiten’ wezen zou. Want alle ‘steun-van-buiten’ wordt onthouden, zover 't ‘steun-van-buiten’ is, aan Hem, die neergestoten is onder Gods toorn in helse pijn. Toen Christus in die helse pijn zich neergestoten wist, toen had Hij niet het gevoel, dat Hem met bijbelteksten steun geboden werd. Geen dienst des Woords kwam tot Hem in enige gemeenschap, die tot dezen dienst op aarde is geroepen en gesteld. Al wat nog dienst kon heten, dat werd Hem ontzegd. Geen dienst van de natuur; geen dienst van de gemeenschap; geen dienst meer van de kerk. Hem werd geen lichtstraal meer gezonden; geen lichtstraal van de zon, geen lichtstraal van de Schrift. En toen, toen heel de dienst des Woords aan Christus Jezus werd onthouden, ja, toen de officiële dienaars van dat Woord dat Woord voor Hem verkeren gingen in zijn tegendeel, tóén greep Hij zelf naar de Schrift. En sprak een gebed. En die tekst van zijn gebed was toen een bijbeltekst. En toen de gemeenschap, die tot dienst des Woords geroepen was. Hem uitgestoten had, en uit bleef stoten, toen schakelde Hij zich zelf in die gemeenschap in, en ging op dien weg staan, waar ook de dichter van Psalm 22 had gestaan, in het verbond, en in den nood, dien men slechts zien kan in 't verbond. Toen is de Christus door die geweldige krachtsdaad, en die puurste gehoorzaamheid, en dat sterkste geloof geworden tot den Heer van allen. Hij werd de Koning van de kerk, die in de kerk den dienst des Woords verovert als zijn recht, zijn recht. Want waar Hem niemand dezen dienst meer doet, daar doet Hij zelf zichzelf dien dienst, en doet dat in gehoorzaamheid, los van aanschouwing, enkel in geloof. En Hij houdt door dat Woord, gesproken in geloof, en in de aanspraak van den God des bijbels als zijn God, zijn God met alle krachten vast, met heel zijn ziel, en heel zijn verstand, en heel zijn hart, en heel zijn kracht. Dus mag Hij nu Profeet ons worden, uit den hemel, als de bedienaar van het Woord, die enkel dienaar is, en niet meer bediend wordt. Bedienaar uit den hemel. Dus mag Hij ook de Priester worden, uit den hemel; als inschake- | |
[pagina 24]
| |
laar in het verbond, die enkel inschakelaar is, niet langer ingeschakeld in de bediening der vertroosting. Inschakelaar van uit den hemel. Dus mag Hij nu de Koning voor ons worden. Koning uit den hemel. Hij heeft zijn volksgemeenschap hem zien uitstoten; en kon daar niets meer tegen doen. Maar in dat uur grijpt Hij naar David, en het Woord van David maakt Hij tot zijn Woord. Zo maakt Hij de aanvangen van het theocratisch koningschap de zijne; en doet dit tevens in vervulling van die aanvangen. Hij is dus Koning, in volstrekten zin; want over de schouders van niet één der burgers komt Hij tot zijn troon; Hij gaat op den troon van David zitten, daar waar het ganse rijk van David Hem verstoot, en zelf daardoor uiteenvalt. Nu kan Hij Koning zijn vanuit den hemel; Koning, die volstrekte Souverein is, wijl Hij niet opkomt uit gemeenschap, niet eens zelfs met gemeenschap, doch enkel als de Maker van zijn eigenste gemeenschap. Dit alles weten wij, indien wij ernst gemaakt hebben met het woord: de hel. En in die helse pijn den Christus hoorden bidden het Woord, van het verbond, en van den ingeschakelden Koning in het verbond. |
|