Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Kerkhof-profetie tegen kerkhofprotest.Ga naar voetnoot1)......Tot een begrafenis voor de vreemden......Vele lichamen der heiligen werden opgewekt. Laat het waar zijn, dat de dodenakker door Golgotha's stormwind nog niet is omgeploegd, en dat de scheidslijn tussen de kinderen der aanneming en die der verwerping niet staat afgetekend bij de graven, - toch heeft één keer óók het kerkhof de sporen van Goeden Vrijdag en Pasen vertoond, duidelijk en sprekend. Op Jezus' sterfdag is er een teken geschied tussen de graven. De aarde beefde, de graven werden losgewoeld en kwamen bloot te liggen. En daarin stuitte Jeruzalem op een wonder. In het algemeen werden ‘DE’ graven blootgelegd, ‘DE’ graven, zonder onderscheid. Maar toen men ging zien, bleek bij bepaalde graven iets bizonders gebeurd: die waren leeg. En het waren juist de graven, waarin ‘heiligen’ waren weggelegd. God zelf signaleerde bepaalde typen van vroomheid: heiligen wekte Hij op. Hoor, toen profeteerde God. Uit het oude kerkhof klinkt een profetie tegen het nieuwe, dat men nog wil aanleggen: tegen Akeldama. Immers, Akeldama is een ontwerp van de kerkhoftheologie der Joden. Het is bestemd voor de ‘vreemden’; d.w.z. heidenen, of ook proselieten van buiten, maar in elk geval: vreemden. Het Sanhedrin handhaaft de antithese tussen Israël en de andere volkeren op ‘vleselijke’ wijze; zij houden zich vast aan een vleselijk, uitwendig Israël. Maar dwars door hun koppig betoog heen roept God uit het losgewoelde kerkhof hun reeds thema en verdeling van de komende pinksterpreek toe. God vestigt de aandacht niet op natuurlijke, doch op geestelijke scheidslijnen. Israël zegt: wij zullen het verschil handhaven tussen Israël en de vreemden, het heilig erf is in de natie besloten. God zegt: Ik zal het verschil handhaven tussen Israël en de gelovigen; het heilig erf is voortaan niet vleselijk, maar geestelijk te onderscheiden. Er is een geestelijke antithese tussen heiligen en onheiligen; en ook binnen Israëls en Jeruzalems muren loopt die scheidslijn door. Dat is Gods kerkhof-profetie tegen Akeldama's kerkhof-ironie. Deze profetie van tussen de doden breekt het protest bij voorbaat, dat in Akeldama tegen Gods werk in Christus klinken zal. God is Akeldama vóór geweest. De onheiligen, die zijn de ‘vreemden’. En nu - het is waar, dat de dodenakker van gister en eergister | |
[pagina 210]
| |
en heden de antithese tussen Gods verkorenen en verworpenen niet uitroept. Maar toen Jezus stierf, toen is het toch ook daar gebeurd. Toen sprak zelfs het kerkhof nieuwtestamentisch. Wie de antithese horen wil, moet niet naar ‘een’ graf, maar wel naar het graf. Rondom Golgotha heeft zelfs het kerkhof zichtbaar gemaakt, dat Gods doden ‘wel zijn geoordeeld naar den mens in het vlees, maar dat ze toch leven naar God in den geest’. De waarheid getuigt ván Golgotha. Tegen Akeldama's protest van vleselijke grafgravers klinkt de profetie van Christus' begrafenisdag: kerkhofprofetie tegen kerkhofprotest. Niet het vlees, maar de Geest trekt de scheidslijn tussen de huisgenoten Gods, en de ‘vreemden’ in dat huis. |
|