Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdHet eerste woord.Ga naar voetnoot1)En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen. Reeds het eerste kruiswoord predikt den Messias. Terwijl het lichaam, dat van den Heiligen Geest ontvangen is, en toch waarachtig menselijk is, door het Beest en toch ook door mensen wordt | |
[pagina 194]
| |
doodgemarteld, bidt Jezus voor zijn vijanden. Vader, zegt Hij, vergeef het hun; want zij weten niet, wat ze doen. Sommigen omstrikken dit woord met vele redeneringen. Zij zeggen ons, dat wij heel goed moeten onderscheiden tussen de bizondere genade der schuldvergeving, die Christus aan de gelovigen schenkt, en de algemene genade, waartoe dan deze voorbede zich alleen beperken zou. Nu is het waar, dat men, ook als de stem van Jezus bidt, scherp onderscheiden moet, om goed te weten, wat Hij bidt. Maar wij moeten uitgaan van de gedachte, dat Christus zelf, die immers altijd zuiver waarneemt, scherp onderscheidt, zelfs in dit uur van storm en rumoer, als zijn bloed spat naar alle zijden en zijn geest tot God zich rekt, die Hem verlaten gaat. Christus neemt alles waar met de klaarste onderscheiding. En nu merkt Hij twee machten op, die tegen Hem zijn. De duivelen zijn er, en de mensen. Jezus' immer open zielsoor mòet wel door het menselijk tumult heen het gesis der duivelen vernemen, klaar en scherp. Een geest uit den afgrond is Hem even werkelijk nabij, als de soldaat, die den hamer drijft, of als die farizeeër daar. Jezus blijft het niet verborgen, dat de duivelen wel weten, wat ze doen, maar de mensen niet. Satan peilt de diepte van zijn afgronden. Maar de mensen niet; hun verdorven wil is niet zonder een verduisterd verstand. Daarom zondigen de duivelen elke seconde van den tijd met de onvergeeflijke zonde tegen den Heiligen Geest; maar de mensen, o ja, ze lasteren tegen den Zoon, maar zie, o God, zie en ontferm U; zij lasteren nog niet tegen den Heiligen Geest; hun kan nog vergeving geschieden. Ziehier uw Heiland. Al razen alle elementen, Hij hoort iedere stem afzonderlijk in het demonisch koor. Zou Hij Uw stem niet afzonderlijk vernemen? Hij weet, dat Golgotha de crisis brengt in een mensenleven; het gaat dan verder erop of eronder; het wordt verharding of bekering. En nu vraagt Christus, dat dit éne duistere ogenblik niet voor het hele leven beslisse ten kwade, maar dat er bezinning zij en wederkering tot God. En toen mens en duivel gemene zaak maakten, heeft Hij tot God gezegd, dat hun zaak toch moest onderscheiden blijven: niet de duivel, maar wel de mens is te verlossen. Zulk een Heiland betaamt ons, die den mens, als hij Satan de hand geeft, van dien bondgenoot losrukt. Hij past de spreuk toe: verdeel en heers; want hij verdeelt den mens en den duivel. Maar Hij verdeelt in rechtvaardigheid en heerst door zacht- | |
[pagina 195]
| |
moedigheid en brengt den mens tot God. Het is niet toevallig, dat tirannen dezelfde spreuk opheffen. Want indien Christus' liefde niet de sterkte had gehad van den despoot, wij waren niet verlost, doch waren in onzen onwil vergaan. |
|