Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdHet mes.Ga naar voetnoot1)Ziehier twee zwaarden. Leken mochten onder Israël niet veel. Maar enkele rechten hàdden ze dan toch. Eén daarvan was: het verlof om het paaslam zelf te slachten. Dit verklaart op ongezochte manier het anders toch wel wat bevreemdende feit, dat in de paaszaal twee ‘zwaarden’ of (gelijk wij beter vertalen kunnen) messen aanwezig zijn. In den regel heeft men bij een godsdienstige plechtigheid nu niet dadelijk zwaarden bij de hand. Hier evenwel heeft Christus nog nauwelijks van een zwaard gerept, of ze komen al met twee messen aandragen. Maar men herinnert zich, dat Christus Petrus en Johannes uitgezonden heeft, om het paaslam te bereiden. Ze hebben bij de slachting van het dier en voor het snijden van het vlees voor de gemeenschappelijke tafel van hun messen gebruik gemaakt; zo lagen die gereedschappen voor het grijpen. En ze worden Jezus gepresenteerd. Nu zijn de discipelen lang en intiem bij Jezus geweest. Ze hebben Hem kunnen horen spreken, meer en meer vrijuit, over de noodzakelijkheid en het borgtochtelijk karakter van zijn lijden en sterven. Maar ze hebben het niet verstaan. Thans hebben zij voor het laatst het paaslam geslacht. Dat is te zeggen: ze hebben voor de laatste maal de schaduw gezien, maar alles haastte tot de verwerkelijking | |
[pagina 174]
| |
der schaduwen in Christus. Christus zou immers het ware paaslam zijn, in zijn dood zou verwerkelijkt worden wat God reeds eeuwen lang had laten afbeelden in de slachting van het paaslam. En dit is nu wat er overbleef van al het onderwijs van den schaduwendienst en van het levend onderricht van Jezus' eigen mond: dat ze met dezelfde messen het paaslam, dat maar schijn is, willen kelen en het waarachtig Paaslam willen beschermen tegen den dood; ze zullen al wie Jezus aanraakt met hun messen bewerken; ziehier twee zwaarden! Van de waarheid, die God in Jezus' sterven tot hun ziel wilde doen spreken, hadden zij nog niets verstaan. Het beeld (der verzoening) hadden zij zelf voor ogen geschilderd in het geslachte lam. Die de aan dat beeld beantwoordende werkelijkheid zou zijn, was zelf aanwezig om de beeldspraak te verklaren. En nog verstonden zij niet. Zij willen de messen hanteren om de afbeelding van het Lam Gods te verkrijgen, maar óók om de werkelijkheid daarvan te verhinderen. Zij hebben niet begrepen, dat alle messen van het Oude Testament riepen om het Nieuwe; ze hebben met het mes voor God gestaan om Hem te verhinderen, het altaar van schijn en schaduw te ontledigen, en het altaar der werkelijke offerande te doen bedienen, eens en voor goed. Met het laatste mes van het Oude Verbond steken zij naar het Nieuwe. God roept: ‘Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder; sla dien Herder’. Maar hun messen zullen Gods eigen tweesnijdend zwaard Hem uit de handen slaan. De lijdensnacht bewijst, dat wij met geweld God verhinderen willen ons te verlossen. Onze vrijheid daagt eerst na onze binding; de dag van Gods heirkracht stelt onze ontwapening in de dagorde bovenaan. |
|