Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe zij-weg.Ga naar voetnoot1)Zijn discipelen dan zeiden tot Hem: Indien de zaak des mensen met de vrouw alzo staat, zo is 't niet oorbaar te trouwen. Altijd heeft de kerk te worstelen gehad met de mensen, die zich uit het leven terugtrokken, niet omdat ze er boven stonden, maar omdat ze het niet aan konden. Die mensen staan niet op den breden weg van het natuurlijk leven Gods wet te prediken, maar zij lopen langs een zijweg, om van de kwesties af te zijn. Zo houden zij zich ver van alle wereldse vormen; maar - ze scheppen ook geen vormen voor den schonen dienst der gehoorzaamheid. Ze hebben zich afgemaakt van de opdracht, om Gods naam uit te roepen en - te hàndhaven. | |
[pagina 160]
| |
Deze houding is al zeer oud. Reeds de discipelen dachten er over. Dat was na een twistgesprek tussen Christus en de Farizeeën over huwelijk en echtscheiding. De Farizeeën waren in twee partijen verdeeld: de éne wilde de echtscheiding uiterst moeilijk maken, en alleen bij hoererij ze toelaten; de andere pleitte voor wat ‘liberale’ opvatting en meende, dat een man zijn vrouw wel wegsturen mocht, als ze hem niet meer beviel, het eten liet aanbranden enz. Toen vroegen ze, wat Christus er van dacht. Maar Jezus plaatst zich ineens boven alle partijen. Hij leidt hen terug van alle scheve bestaande verhoudingen tot het rechte paradijsgebod. Ze moeten niet zeggen: de wereld is toch eenmaal een woestijn, laat ons nu maar de paradijs-idealen prijsgeven. Neen: al zitten ze in de woestijn, naar het paradijs moeten ze blijven jagen. Het is niet genoeg, de zonde wettelijk te regelen, alsof iemand zondigen kon, en dan na ‘wettelijke’ afwikkeling van de zaak mocht zeggen: ik heb aan de wet voldaan. Want men moet de zonde vóór zijn, door te leven uit het absolute gebod, dat God man en vrouw heeft saamgevoegd, en dat ze daarom in alle geval om waarachtige eenheid, zoveel in hen is, om Zijnentwil hebben te strijden. Men beginne bij het begin. Toen dropen de Farizeeërs af. Maar de discipelen mokken na. Als het zo streng moet, als Gods gebod met geen nuchtere praktijk rekenen wil, dan moet men maar niet trouwen; dan krijgen we geen zwarigheid met Gods gebod. En dunkt u ook niet, dat dit antwoord Christus zeer gedaan heeft? De Farizeeërs zeggen: wij gaan op den breden weg staan en doen onzen wil. De discipelen willen van den hoofdweg af, en de moeilijkheid ontzeilen, om niet met Gods gebod in strijd te komen. Farizeeërs ontheiligen Gods wil, maar de discipelen heiligen hem niet. De een verklaart God den oorlog, de ander ontwijkt Hem zonder vrede te sluiten met zijn Wetgever en Vader. Kregen de discipelen hun zin, dan werd de wereld verdeeld in twee helften, waarvan de ene tegenspreekt, de andere niet meespreekt met God; de ene vloekt, de andere weigert den uitgewerkten, toepasselijk gemaakten, psalm. De ene helft schendt de wet, de andere ontwijkt haar grijpende armen. Maar Gods wet moet overal haar rechten hebben. Wie de moeilijkheid ontloopt, als God ze hem zelf voorlegt, wie uit valse gemakzucht den zij-weg kiest, heeft ook zijn God verloochend; wie niet voor is, die is tegen. |
|