Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGevraagde of ongevraagde betaling.Ga naar voetnoot1)Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen. Strikt genomen moest Christus aan den tempel zijn schatting niet geven. Maar Hij deed het toch. En nu krijgen wij het even moeilijk. Want iemand die niet doet, wat, strikt genomen, toch moet gedaan worden, betaalt die wel? Betaling is: de dingen strikt nemen. | |
[pagina 134]
| |
Wie het niet strikt neemt en dan meer geeft, dan moet, die schuift een fooi toe of een bedelaarsgeschenk. Maar wie den tempel zó behandelt, die beledigt hem, die betaalt hem dus niet. En wie minder betaalt, dan hij, strikt genomen, afgeven moet, die pleegt diefstal. In den tempel wordt alles ‘strikt genomen’, anders is hij verloren. En als Christus het niet strikt met de betaling neemt, teveel of te weinig geeft, dan is Hij niet de tempelbouwer. Moet Hij daarom niet op in 't oog lopende wijze belasting weigeren en zo den tempel tot nadenken brengen over den Christus, den Zoon Gods? Het komt hier er op aan, dat gij in wat Christus doet, nauwkeurig onderscheidt. Indien Christus betaald had zijn didrachmen en niet meer gedaan had, waarlijk, dan zou Hij ook den tempel hebben te kort gedaan. Maar er is tweeërlei betaling. De tempel die belasting int, zegt: zoveel eis ik, en daarmee is het uit. Dat is de gevraagde betaling. Maar Christus zegt: ik doe een ongevraagde betaling. Want als de mens, ook de tempelmens, alleen maar krijgt, wat hij zelf vraagt, dan is hij voor eeuwig verloren. Hij moet het hebben van de ongevraagde betaling, welke Christus vrijwillig doet. En zie nu hier. Christus is niet bang, om de mensen te ‘ergeren’ in den platten zin. Hij past zich niet aan bij hun dwaze vooroordelen; want dan zou Hij hun te kort doen. Neen, ‘geen aanstoot geven’ wil hier zeggen: de mensen niet tot val en tot struikeling brengen. Indien Christus de didrachmen weigert op den verkeerden tijd, dan neemt Hij de mensen iets af: en geeft hun niets terug. Dan zegt Hij wel: Ik ben vrij, maar bewijst het niet. Hij is onder de wet. En daarom moet Hij vrijheid, die Hij als Zoon Gods heeft, als Messias eerst verwerven. Hij moet eerst lijden en sterven en als de vrije opstaan! En Hij moet ook eerst prediken. Zichzelf én zijn Woord moet Hij eerst aan den tempel betalen, en dan kan Hij pas met vrucht didrachmen weigeren. En hoor: aan Petrus preekt Hij al, d.w.z. Hij geeft de betaling van zijn leer, opdat Petrus die belasing in Jezus' naam straks aan den tempel uitbetale. En Hij gaat straks sterven en ter helle varen; dat is de betaling van zijn leven. Beef nu, o mens. Zelfs didrachmen beslissen; het conflict breekt erom uit. De Joden willen wel Jezus' stenen, doch ze willen niet Jezus als steen voor den tempel. Deze Steen wordt van de bouwlieden verworpen, niet, omdat Hij geen didrachmen betaalde, maar omdat Hij nog meer betalen wilde. Want de valse godsdienst vergenoegt zich met de gevraagde, de ware met de ongevraagde geschenken. De waarlijk godvrezende mens laat Christus niet maar | |
[pagina 135]
| |
geven, wat wij Hem vragen willen, doch wat Hij ons kwijten wil. Zeg niet: geef wat ik vraag; maar: laat mij vragen, wat gij geeft. |
|