Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdOngeschiktheid.Ga naar voetnoot1)......Wiens schoenen ik niet waard (geschikt) ben, Hem na te dragen. Wat kunnen wij ‘flink’ zijn onder de prediking van onze ‘nietigheid’! We kunnen het heel mooi zeggen. Men zegt zelfs, dat de leer van onze nietigheid op den lesrooster staat van het voorbereidend onderwijs in de klasse der eerstbeginnenden van de school der genade. Vooral in het eerste begin, als Gods Geest u neerwerpt in het stof, vooral dan krijgt gij met uw nietigheid te doen, zo leert men u. Dán schokt zij u het meest en ge krijgt er een heel diep gezicht in. Maar Johannes leert, dat het anders is. Nietigheid en ongeschiktheid, dat is geen leerstof vooral voor eerstbeginners. Al Gods woorden worden eerst zwak, en later sterker verstaan. Ook de kennis van de onbekwaamheid moet groeien. Was die Doper geen profeet? En geen held? Sterk is zijn daad en van metaal zijn woord; hij loopt met zevenmijlslaarzen over ongebaande wegen. Maar die man is onder den indruk van zijn ongeschiktheid. ‘Ik ben’, (gelijk de juiste vertaling is) ‘ik ben niet geschikt, Christus zijn sandalen te ontbinden’, Sandalen losmaken kan de minste slaaf. Uit een joods geschrift weten wij, dat slaven vaak hun heer de sandalen uit en aantrokken, bij het baden of toilet maken. Misschien heeft de Doper bij zijn grote bad in den Jordaan al heel wat deftige heren gehad, aan wie hij de behulpzame hand verleende door hun sandalen uit te trekken als ze gedoopt werden. En dat was niet eens een ding, om zo maar te vergeten; want de hebreeuwse slaaf was niet eens altijd verplicht tot dit werk; en een leerling moest, lezen we ergens, zijn meester alle diensten bewijzen, die een slaaf voor zijn meester verricht, behalve het aantrekken van de sandalen. Men ziet: als dus | |
[pagina 122]
| |
Johannes, die geen slaaf en geen leerling, maar leermeester en Godsgezant zich wist, iemand de sandalen losmaakte, dan was dat altijd een opmerkelijke vriendelijkheid. En een vrijwillige dienst, dien we aan anderen verrichten, maakt ons altijd zo heel sterk, en zo heel flink. Hoe vaak zou Johannes niet aan anderen dit gracieus gebaar van vriendelijke welwillendheid getoond hebben? Maar als Jezus eens kwam, o, dan zou hij op zijn voeten staan trillen en beven. Dat zegt nu de man, die farizeeën aandurft en koningen en (wat vaak nog kwader kansen geeft) ook koningsvrouwen. Hij zegt het niet als hij in de eerste klas binnenkomt, maar als hij volop in het grootse werk is. Het is ook begrijpelijk, dat heel sterken ook zo heel timide zijn. Waarom zijn ze zo groot? De mensen zeggen: kijk, hij kan, hij slaat er op los! Hij zelf zegt: ach, ik moet: God slaat mij neer. Reus tegenover de mensen, dwerg voor God. Het reuzenwerk moet, en daarom gebeurt het. Maar de drijver wordt van God gedreven. Hij is de nietigste, hoe meer hij werkt. Wie zijn eigen nietigheid in het begin ‘beleefde’, maar later niet, die heeft in zijn ‘begin’ gelogen. Slechts de ‘eikebomen’ weten wat een ‘rietstok’ is; zijn nietigheid belijden is precies even moeilijk als God belijden. |
|