Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdJozef vermaand.Ga naar voetnoot1)Toen zij nu vertrokken waren, zie, de engel des Heeren verschijnt Jozef. Gods woorden spreken nooit het overbodige: in al wat Hij zegt, ligt zin; niets is daarin toevallig. Als God een brief schrijft, dan is het adres ook al een stuk van den brief zelf. Zie het aan Jozef. God heeft een boodschap omtrent het Kind Jezus. Die hemelboodschap wordt gericht niet tot Maria, maar tot Jozef. En nu vraagt ons hart: komt Maria voor deze hemelverschijning niet eerder in aanmerking dan Jozef? Als we haar persoon vergelijken met de persoonlijkheid van haar man, dan zouden wij zeggen: ja. De boodschap raakt het Kind en zijn toekomst en verzorging: waarom gaat God de moeder voorbij, die om het Kind geleden heeft meer dan de man? De boodschap sluit zich onmiddellijk aan bij de verschijning der wijzen; bij wie kan God dan beter terecht dan bij Maria, die al wat er met het Kind geschiedde, als het ware om en om keerde in het diepst van haar peinzend hart? (Luc. 2:19). De boodschap raakt niet zozeer de verhouding der echtelieden onderling als wel de verhouding van het Kind tot de wereld. Welnu, wie heeft daarover het meest nagedacht? Is het niet Maria? Jozef heeft zijn smarten gehad over de vraag, wie Maria is voor Jozef en wie Jozef moet zijn voor Maria. Maar in hetzelfde tijdsgewricht heeft Maria gezwoegd om het Kind; zij stelde meer de vraag, wie de moeder moest zijn voor het Kind......en haar man, die zou wel blijven, dacht ze, die hij was. Daarom zouden wij gezegd hebben: nu de weg van het Kind in de wereld het onderwerp is der hemelboodschap, nu moet het bericht naar Maria, en niet naar Jozef......en tenminste niet tot hém alleen...... Toch gaat de engel Maria voorbij en spreekt Jozef aan. Waarom? Omdat het Kind niet alleen is geworden uit een vrouw, maar ook, | |
[pagina 95]
| |
en vooral, geworden is onder de wet. Waar de wet heerst, daar treedt de persoon op den achtergrond en komt de ambtelijke roeping op het eerste plan. Zo legt Maria's persoon minder gewicht in de schaal dan Jozefs ambt: is hij niet de huisvader, de van God gewezen wettelijke verzorger van het Kind? Ja, hij is het; en Maria, en Jozef en het Kind, het moet nu alles onder de wet door. En gij, die dit leest, gij moet ook onder die wet door, om Christus' wil. Gods verborgen omgang vinden niet de eigenwilligen, die Hem alleen willen horen over hun lievelingsonderwerpen. Zij alleen ontmoeten den hemel, die hun uren met God verduren, ook als de Maria's en de Jozefs hun blijdschap moeten laten tuchtigen door de wet, met een tuchtoefening, die voor elk persoonlijk is. Als God komt onderwijzen, verscheur dan het verlanglijstje van uw eigen geliefkoosde onderwerpen; doe het om uws levens wil. Want alle voorrecht is een roeping. En daarom is alle eigenwilligheid, die het gezag der roeping miskent, beroving van den zegen. |
|