zelve doen, in, zooals men dat noemt, krachtens het ambt der geloovigen, belegde conferenties.
Daar zijn er, die, door deze, zich niet aan de Schrift onderwerpende begeerte naar hereeniging, zoover komen, dat zij verliezen de dankbare vreugde over het feit, dat God ons in het critieke oogenblik de genade gaf om getrouw te zijn en ons vrij te maken van de heerschappij van menschen in de Kerk des Heeren; terwijl zij deze vreugde inruilen, voor wat men noemt: ‘droefheid over de ontstane scheur’.
Ja, een enkele komt zoo ver, dat hij zelfs gaat twijfelen aan het recht van-, de roeping tot ‘de vrijmaking’.
Dat zijn droeve dingen.
Dat men zich in den kring van de gebonden kerken daarover verblijdt is te begrijpen en wordt aan alle kanten openbaar.
Maar de Kerk des Heeren lijdt hierdoor schade.
De vrijmaking wordt gestuit in haar voortgang.
Het leven van de vrijgemaakte kerken wordt gehinderd in zijn bloei en ontplooiing.
Ik ben overtuigd, dat zij, die ik hier op het oog heb, het goed bedoelen.
Maar laten zij zich nu toch eens rustig rekenschap geven van wat zij doen en van het standpunt, dat onze Kerken in haar Generale Synoden daar tegenover hebben ingenomen.
Ik wilde, dat al de leden onzer Kerken hadden bijgewoond de vergaderingen onzer Synode, waar over deze zaak is gehandeld.
Dat zij allen er getuige van hadden kunnen zijn hoe daar gesproken en geworsteld is zonder eenige bitterheid, naar welke zijde ook. Hoe het er daar om te doen is geweest het recht des Heeren en van Zijn Kerk, het waarachtig heil van die Kerk te dienen. Nu hebben niet allen op die vergaderingen tegenwoordig kunnen zijn.
Welnu, hier wordt u aangeboden het rapport, dat over de ‘samenspreking’ op de Synode van Amersfoort is uitgebracht.
Broeders, zusters, leest dat, bestudeert het: ernstig eerlijk, biddend.
Laat het op u inwerken. Legt het onder het licht, dat uitstraalt van het Woord.
En wanneer gij dan ziet, dat metterdaad onze Synode den weg bewandelt en u den weg wijst, die naar dat Woord is; dat anders handelen in zou gaan tegen het Recht des Heeren, tegen het Recht van Zijn Kerk, en dus ook schade zou doen aan de Kerk en de zaak en de eere des Heeren, legt dan aan uw begeerte naar eenheid den teugel aan.