Straks komt dan de tragedie. Want uit de twee groepen van zoekers naar de éne heilige kerk, ontstaan straks twee legers, die elkaar bestrijden. Het éne leger treedt op onder de leus: de ‘una sancta’, de ene heilige kerk, maar vergeet daarbij het gebod van de gemeenschap, verwaarloost de eenheidsgedachte, draaft door voor...een abstractie. Het ándere leger organiseert zich voor de ‘una sancta’, de éne heilige kerk, maar vergeet daarbij het gebod der heiligheid, verwaarloost de gehoorzaamheidsgedachte en draaft straks door, weer voor een abstractie. De beide legers trokken aanvankelijk op onder één leuze, maar omdat het éne het eerste, en het ander het tweede woord een bijzonderen nadruk geeft, en het van het andere woord losmaakt, en abstraheert, daarom zijn zij, hoewel gemeenschappelijk opgetrokken, in het eind bezig, elkaar te bestrijden.
En tussen deze legers kan dan geen vrede meer komen, tenzij zij elk voor zich terugkeren tot Hém, die als de Middelaar Gods en der mensen ons komt leiden en voortdurend bekeren, en daardoor onze onjuiste probleemstelling komt verlossen van de zonde der eigenwilligheid. Want Christus, die zijn ambt bedient onder de mensen, verbindt het éne, de heiligheid, de gehoorzaamheid, aan het ándere, de eenheid en de gemeenschapsgedachte. ‘Wie den wil mijns Vaders doet’: ziedaar de heiligheid, het leven bij den zuiveren maatstaf, dat is: de wét. ‘Die is mijn broeder, mijn moeder, mijn zuster’: dát is de eenheid, de gemeenschap. Slechts waar de eenheid is gevormd door de gehoorzaamheid, is zij duurzaam. En omgekeerd: alle gehoorzaamheidsbetoning vormt haar eigen eenheid, en bewaart ze.
Laat ons hier wel aan denken. Ook in onzen tijd. In de ‘spanning’ tussen het vooropstellen van de heiligheidsgedachte én van de gemeenschapsgedachte, zijn ook wij vandaag, of wij het willen of niet, opgenomen. Daar is een ‘broederlijkheid’, die niet meer in de eerste plaats vraagt naar de gehoorzaamheid. Maar