Preken. Deel 2 (Verzamelde werken afdeling I)
(1954)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |||||||
Het zenden van een kracht van dwaling van God in de wereld.Ga naar voetnoot1)Tekst: 2 Thess. 2:11a. ‘En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling,’ Ge zult bij het horen van m'n tekst al dadelijk verstaan of liever gevoeld hebben, dat wij hier staan voor een geweldig woord, dat ons verschrikken kan. Wij zijn alien bang voor dwaling, althans theoretisch, en nu staat hier, dat God een tijd komen laat, waarin Hij een kracht naar de mensen toezendt, tengevolge waarvan ze dwalen gaan en wie huiveren kan voor het begrip dwaling, huivere bij dit woord, als God de dwaling massaal maakt. Wat zullen we doen nu we staan voor dit huiveringwekkend woord? Zullen we het van den kant van beneden bekijken en ons speellicht op Gods Woord laten vallen? Neen, dat is dwaasheid. Wij kunnen Gods Woord niet bijlichten, we kunnen geen zon bijlichten, want zij beschijnt ons. Daarom wil ik van dit woord niets zeggen, tenzij uit de Schriften en ook hier Schrift met Schrift vergelijken. Wie dit probeert heeft flinke hulp aan het woord, dat ik straks heb laten voorlezen. Ge weet allemaal. het ging over een bizondere episode uit het leven van Achab, die geleid heeft tot z'n sterven. Achab is een man, wiens naam zwart aangetekend staat in den Bijbel. Achab lag onder het oordeel. Hem was gezegd: al zijt ge honderdmaal koning, ge zult toch sterven minder dan gewone mensen en de honden zullen uw bloed lekken. Nu is Achabs leven daarna een pantsering tegen dat woord, dat dreigt met den dood. En wie zich pantseren wil tegen God, trekt graag het harnas van de leugen aan. Ook Achab heeft de leugen georganiseerd. Hij heeft 400 valse profeten om te zeggen, hoe het lopen zal in de | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
toekomst, en als hij het graag goed hoort, zullen ze dit met plezier profeteren. Als de dag gekomen is, wanneer Achab oorlog voeren wil tegen Syrie, vraagt hij eerst de 400, wat zij er van denken of hij gaan zal. En de 400, of ficieel samengebracht, verklaren ronduit: U kunt den oorlog gerust aanvaarden, want er is geen gevaar, het loopt best af. Maar als de andere koning, naast Achab gezeten, het niet helemaal vertrouwt, dan vraagt hij: ‘Is er misschien nog niet iemand, dien ge kunt raadplegen?’ Het antwoord is: ‘Och ja, ik heb nog een man, maar die zit in de gevangenis, want die is zo lastig, die zegt nooit, wat ik graag horen wil’, Toch moet die maar komen, vindt de andere koning. De man, die hem halen gaat en die de hofmanieren kent, zegt hem: ‘Denk er aan, ze praten allemaal vriendelijke woorden, doe het ook maar.’ Neen, neen. wat de Heere zegt, zal ik spreken en dat alleen. En als die ene profeet komt, dan zegt hij: ‘De oorlog, dien ge in zult gaan, is dwaasheid. Gij wordt gedood en het yolk hier wordt als schapen zonder herder. ’Dan zegt hij een gelijkenis. Ik heb gezien den Heere op den tenon. Om Hem heen stonden de zalige troongeesten en van daaruit werden alle machten, die de historie maken, uitgezonden. Van daaruit werd de wereld geregeerd en ik hoorde den Heere vragen: Is er een hier, die uitvoeren wil de macht van Mijn woord over Achab? Hij moet sterven in schande. Toen kwam er een geest, die zeide: Ik zal het doen, Heere. lk zal een ieugengeest zijn in de profeten, dat betekent: ik zal de leugen, die in de profeten van Achab georganiseerd is, door Achab heen zo besturen. dat hijzelf er aan te gronde gaat. En de Heere zeide: ga en doe alzo. Daarom liegen nu al die mensen hier. Die 400, stuk voor stuk houden ze vast aan de leugen eii daarom maken ze zich wijs, dat hun leugen wijsheid is en daarom zeggen ze: het gaat best, Ik zeg het gaat slecht. Ge zult den strijd ingaan op grond van de leugen en omkomen naar des Heeren Wooed. - Als Achab dit hoorde, zeide hij: Ziet ge wel, hij is weer de spelbreker. Hij denkt echter: men kan het nooit weten, maar ik zal het toch wel het beste weten. Hij neeint een list te baat en hoewel koning, gaat hij niet vooraan, maar trekt een gewoon soldatenpak aan. Ge weet den afloop. Daar is een soldaat, die den koning niet vinden kan, maar heel argeloos, schiet hij een pijl af, en die pijl, die geen mens had bestuurd, treft Achab juist in dat ene plekje, waar hij te kwetsen was. De pijl dringt tussen het pantser en de koning sterft en de honden lekken zijn bloed. | |||||||
[pagina 108]
| |||||||
Dat is de kracht der dwaling en dat is het zenden Gods van den leugengeest in de mensen, dat ze dwalen gaan en daarom is dit de illustratie uit den Bijbel bij het woord van Paulus. Er komt een tijd, waarin Achab's geval over alle mensen uitgebreid wordt, behalve over de uitverkorenen. Er komt een tijd, dat de mensen de leugen geloven gaan en voor de waarheid Gods de oren stoppen. En wie huiveren kan voor Achabs oordeel en voor hetgeen in de toekomst te wachten staat, die huivere, want dan kan hij Gods woord verstaan, wanneer wij spreken gaan over: Het zenden van een kracht van dwaling van God in de wereld. We spreken over:
Ps. 81:13, 14, 15. | |||||||
I.We zeiden, dat er een bepaalde tijd komt, de tijd van den antichrist, waarin God een zending onder de mensen doet; en als God zenden gaat betekent dat eigenlijk, dat er invloed van Hem uitgaat naar de mensen toe. Die invloed nu, die hier een zending genoemd wordt, is een kracht. Er bestaan zwakke en sterke invloeden. Wie dus meten gaat, moet eerst vragen wat die kracht van de zending is en hij kan van die kracht een indruk krijgen, als hij weet, wat de Bijbel bedoelt met deze woorden: een kracht der dwaling. Om deze twee woorden te verstaan en goed te begrijpen moet ge ze stuk voor stuk aankijken: ‘kracht’ en ‘kracht van dwaling’. Wat het eerste woord aangaat, het woord ‘kracht’ kunt ge eigenlijk gemakkelijk verstaan, wanneer ge weet, wat er staat in den grondtekst. In den grondtekst staat het woord wat ge alien, vooral tegenwoordig kent, n.l. het woord energie. God zal zenden een energie van dwaling. Oorspronkelijk betekent het woord ‘energie’: inwerking; het wil zeggen, dat er iets is, waarin een andere kracht optreedt, die alles veranderen gaat. Een goed Rotterdammer weet wat energie is; als de tram of de trein voorbijgaat, of als een kraan uit de schepen de vracht haalt, dan geschiedt dit door energie. De energie heeft de wereld een ander gelaat gegeven, ze dringt overal door en God alleen weet, wat komen zal in de tijden, die aanstaande | |||||||
[pagina 109]
| |||||||
zijn, alleen door de energie, die de mens haalt uit de natuurlijke samenleving. God alleen weet, wat voor verandering wij en de wereld ondergaan zullen door energie. Nu een stap verder. Laat de gehele wereld totaal veranderen door onze energieen, toch is ons ganse complex van energieen en haar vrucht in de wereld, nog niets vergeleken bij hetgeen God aan energie heeft en van Zijn kant souverein doet uitgaan in de wereld. Laten wij de energie der electriciteit leiden en gebruiken, een bliksemslag en alles is verwoest. Dat is Gods energie, die ons peuterwerk te boven gaat. Laat ons zeeen afdammen en de Zuiderzee droogleggen, maar één springvloed en alles is weg. Wij bouwen kerken, halen schepen leeg, maar een cycloon en het dak van de kerk is weg en de schepen slaan stuk. Gods energie lacht om ons. Een vuurspuwende berg, die met een uitbraken ganse steden bedelft - Gods energie; de zwaartekracht van de aarde, die zoveel duizend jaren nog nooit een mens en nog nooit een vliegmachine de kans gegeven heeft, den dampkring uit te vliegen en naar een andere sfeer te komen - Gods energie. Gods energie is geweldiger dan die der mensen. Onze energie raakt de oppervlakte der aarde, maar God heeft de aarde geschapen en al het andere. Gods energie riep de wereld uit het niet alsof ze was. Inderdaad, Gods energie verbindt de sterren en schrijft de banen voor. Zijn hand kneedt de stof, zendt de aether en houdt de wereld samen. Gods energie houdt van eeuwigheid den Vader, den Zoon en den Geest in evenwicht. Ook daar, waar ik er niets van versta, dondert Zijn stem. Psalm 29, Genesis 1 en Openbaring 22, het is allemaal Gods energie, die Hij uitzendt in de wereld. Wie zou niet beven? Wie zou niet beven, als Gods energie uitgaat, vooral als hij hieraan denkt, dat hij er meestal niets van begrijpt. Ik heb gepraat over onweer enz. Dat is allemaal goed geloof ik, maar ik zou een Pout maken, wanneer ik niet zei: Denk er aan, dat is maar de buitenkant. Ge beeft voor het onweer, ge doet wel; maar weet goed, dat is maar een ding van een keer, maar er zijn elk ogenblik krachten en winden, die niemand berekenen kan en die elk leven zouden kunnen verpletteren. Het gaat dagelijks zo door. Tussen de werelden zijn Gods energieen. Niemand weet en meet ze, maar ze zijn er. Kijk ook naar uw eigen leven. Gods energieen zijn het zwaarst, waar men er niets van merkt. Hebt ge ooit een auto gezien, waarvan de motor 80 jaar lang voort kan gaan? Hier is die motor: uw hart. Als wij zeer sterk zijn, laat God 80 tot 90 jaar de motor lopen zon- | |||||||
[pagina 110]
| |||||||
der storing en komt er storing, dan is het precies op Zijn tijd. Is dat energie? Hebt ge het ooit gemerkt? Ge beeft bij het onweer, en als een cycloon raast lopen de katten weg en verstoppen zich; maar de zwaartekracht van de aarde, hebt ge die gevoeld? Voelt ge aan uw lichaam, dat de aarde u trekt naar beneden? Wanneer een paar mensen aan u trekken, voelt ge bet, maar als de aarde 80 jaar lang trekt, voelt ge er niets van. Toch is het een geweldige kracht. want niernand kan zich ooit van de aarde met haar zwaartekracht ontdoen, Ge moet daarom niet vragen, wat hoor ik van den donder enz., maar ge moet vragen: wat is er voor wet in de natuur, want dat zijn de regelen, die God eeuwen lang gelden laat. Zijn wetten zijn energieën, die altijd gelden. En als ge zegt: nu zie ik, dat die energieën het sterkst zijn, die ik nooit heb geweten, dan kan ik u voeren waar ik n hebben wil. Ik zeg nu: neem alle krachten, die er zijn, bij elkaar, meet het geweld zover ge kunt. Zodra ge zegt: dat kan ik niet helernaal meten, juist dan als ge dat weet, kan ik u antwoorden: wie dat eerst ervaren of gezien heeft, dat Gods energieën het zwaarste zijn, waar men er niets van merkt, weet, dat tn'n tekst mij voert langs een afgrond, als ik spreek van een energie van dwaling. Want die energie van dwaling is een kracht Gods, waarvan men niets voelt en die men eigenlijk loochenen gaat, terwijl ze werkt. Want als het waar is, dat die kracht Gods het sterkate is, die ge nooit hebt gemerkt, dan durft ge zeggen, dat het eigenaardig is met die kracht van dwaling, dat de mensen, die er aan onderworpen zijn, het nooit weten. Wat is eigenlijk die kracht van dwaling? Het is dit, dat in de lucht lets hangt, waardoor de mensen aan het dwalen gaan. Het onweer voelt ge aankomen; het wordt zwoel. Zo kan er ook jets broeien in de samenleving, waardoor de mensen aan het dwalen gaan. Wat is nu eigenlijk dwalen? Het wil niet zeggen, dat de mensen zeggen: weg met God en Christus, maar dat men onzeker is, of Christus, dan wel de antichrist Gods stem zuiver horen laat. Het is Been vloeken en tieren, man het is dit en ook dat eens voorzichtig aankijken. Vandaag met dit meegaan en morgen met een anderen stroom. Het is proeven van alles en nog wat. Wie het woord dwalen in den Bijbel begrijpen wit. kan voorbeelden krijgen. Een type van een dwaler is Bileam; Bileam, die er nooit aan denken zal brutaal Israël te vloeken. Hij is voorzichtig genoeg en daarom aan den enen kant spreekt hij met de goden en toch ook met den God van Israël, maar de macht van de goudbeurs is ook wat. Aanden | |||||||
[pagina 111]
| |||||||
enen kant spreekt hij machtige tan!, hij is een dichter, maar aan den anderen kant good en geld. Hij spreekt met de goden, en slaat als hij een godenverschijning ziet op zijn ezelin, of liever, als God in de lucht hangt, is hij grof, en slaat zijn beest. Een ander voorbeeld: Als Paulus Rom. 1. schrijft en vraagt wat voor dwalingen er in de mensen leven, noemt hij op de zonde van zijn dagen en daaronder ook het schandebedrijven, dat men noemt homo-sexualiteit. Vandaag huiveren dergelijke mensen van diepe schaamte en morgen doen ze het toch weer en ze zijn nerveus en hebben een fijn gezicht en een van smart verwrongen gelaat. Het zijn typen, die nooit echt kwaad willen, maar die niet sterk genoeg zijn, oin het na te Jaten. Dat is dwaling. Die mensen dwalen, die nog eens road willen kijken en af willen wachten in de wereld. Welnu, gemeente, wanneer ge daaraan denkt, kunt ge ook begrijpen, wat ik bedoeide, toen ik zeide: die kracht van dwaling, is een kracht, die men niet weet. Er komt een tijd, zegt Paulus, waarin het in de lucht hangt om te dwalen, maar de man, die prooi er van is, weet er niets van, want hij zegt: Ik ben critisch, ik laat me niet meeslepen, lk moet nog eens de zaak aankijken; ik ben een scherpe eritische geest. Die man of vrouw, die dus alles nog eens nader weten wit en alles en nog wat met interesse vernemen, die man, die vrouw, is een dwaler; maar ze zeggen: we zijn nuchter en voorzichtig, dus we bewaren onze zelfstandigheid. En als die man zegt: ik wit vrij zijn, zegt Paulus: arme stakker, ge kent zelf de kracht, waaraan ge ten prooi ligt, niet en toch wordt die kracht door God gezonden. Vóór de kracht van een cycloon komt in de wereld, hebben de katten het gemerkt, maar de mensen nog niet; een bewijs, dat er lets in de lucht broeien kan, dat men nog niet weet. Zo kan er ook een kracht van dwaling in de wereld zijn en wie staat in het krachtenveld, merkt er niets van. Als een vliegmachine in een onweer komt, moet de piloot daarmede rekenen. Het veld, dat de kracht Gods heeft gemaakt, bindt mij; als ik er in ben, meet ik er mede rekenen. Welnu, als er een kracht van dwaling gezonden wordt en ik rank in het krachtenveld, dan ben ik m'n vrijheid kwijt. Aileen genade haalt me er levend uit. Daarom, wie staat in het krachtenveld, is gebonden, maar hij zegt: ik ben ongebonden, ik kijk de zaak kaim aan; doch Paulus zegt: Mens ge zijt gebonden. Die man zegt: ik meet kalm de verschijnselen bekijken, maar Paulus zegt: het is uit met uw zelfstandigheid, ge zijt meegesleept, juist in den waan die zegt: ik laat me niet meeslepen. | |||||||
[pagina 112]
| |||||||
Daarom gemeente, huiver! En als iemand zegt: donder en oorlog en hetgeen lawaai maakt, dat is het laatste oordeel, zeg ik: man, ge hebt gelijk. Donder, bliksem, oorlog, het is allemaal apparaat voor het laatste oordeel, maar een scherper apparaat is de kracht van dwaling. Den donder kan ik horen en de bliksem zien, een aardbeving kan men meten in De Bilt, een oorlog kan men aan voelen komen en een revolutie proberen tegen te gaan. Dat kan, want al die dingen kunnen we merken, want ze staan in de krant, maar de dwaling zit in de krant en in de boeken. Dat is erger. En in het hoofd en het hart, Dat is erger. Die andere dingen merk ik en ik kan er wat tegen doen, maar als God een energie van dwaling zendt, doet men er niets meer tegen. Ziedaar het verschrikkelijke. Als het laatste oordeel komt, zullen ze zeggen: bij God en bij den duivel, geen vooroordeel; en dat weigeren van het eenvoudig geloof en dat zich beroemen in het vrije oordeel is het apparaat van het oordeel Gods, Daarom, wie zou niet beven? Daarom zeggen we: Heere, Uw kracht is geweldig. Psalm 29 zegt: als de Heere dondert, gaan de hinden jongen werpen, en als de Heere een kracht van dwaling zendt, worden wij dan vaders in Christus? Als de beesten voelen: er komt wat, en wij zijn zo grof, dat we het niet merken, zijn wij dan door het geloof zo fijn, dat we het merken? Geloven we de dingen? Zion we ze aankomen? Kunnen we den tijd beoordelen Haar de verschijnselen? Ziet ge in onzen tijd gebeuren, dat God een kracht van dwaling zendt? -Misschien zegt iemand: ja, ja, dat kan wel zo zijn, maar in den tekst gaat het over den antichrist. De antichrist komt immers nog niet? Inderdaad, het gaat over den antichrist. Dat blijkt duidelijk als Paulus zegt, dat komt de mens van de zonde. Bovendien waarschuwt Paulus tegen hen, die de gemeente vertellen, dat Jezus' wederkornst aanstaande is. Dat dachten de mensen toen. Neen, neen, zegt Paulus, geen uitrekenen. Het komt op Gods tijd en eerst komt de antichrist. Wij wachten reeds zoveel eeuwen op den antichrist en God weet of de wereld nog zoveel eeuwen zijn zal of niet. Een ding weet ik wel: dat ge om 's levens wil niet zeggen moet: het gaat over den antichrist en die komt pas later, dus het is een woord voor later, Neen, zeg ik, de laatste antichrist may er vandaag nog niet zijn, maar misschien is hij er wel, misschien is hij al geboren. Hij kan al doctoraal examen doen of hebben gedaan. Hij kan vlak naast me gaan staan. En als het kan, dat hij ex vandaag al is, zeg dan nooit: het is een tekst voor later. Al de eeuwen door heeft God gezegd: | |||||||
[pagina 113]
| |||||||
het kan morgen gebeuren, en daarom altijd, ook in Luthers, Augustus' en Paulus' dagen moest de kerk rekenen met de gedachte: het kan vandaag gebeuren. Bovendien, al zou de antichrist nog tientallen jaren en eeuwen wegblijven, er zijn reeds antichristen in de wereld. In Duitsland zag ik een man, die een nationaal socialistische krant verkocht, die met grate letters de massa aansprak en klaagde over Spanje, waar de priesters beroofd en de kerken geplunderd worden. Maar die man stond voor een winkel, die vroeger er niet was; die winkel werd beschermd en in de ramen lagen niets anders dan boekjes tegen de kerk en tegen het christendom, waarin alle oude leugens tegen de kerk nog weer eens opgepoetst werden aangeboden. Dat is een straat, voor den antichrist afgezet. Er zijn vandaag in de wereld antichristelijke machten. Het vuur is rechts en links en de kerk is in het midden. Maar beide vuren zijn onkerkelijk en antichristelijk en wie dat ziet in de politick, ziet het ook in de wetenschap en in de kunst, en in het sociale leven. Laten we huiveren voor het woord van Paulus. De antichristelijke geest is reeds heden in de wereld en het gaat ons aan. En als ik jongelui zie, die alles nog proeven moeten en zeggen: ik wil niet beginnen te geloven, dat Gij, God, bestaat, dan zeg ik niet: ze zijn verloren, want ik heb gezegd: Gods genade kan mij uit het veld van krachten uit helpen; maar het is een kracht van dwaling. En als er mensen zijn, die zeggen: ge moet u niet laten binden van te voren, niet door den Bijbel of door de belijdenis, maar ge moet zelfstandig oordelen en alles nog eens heel critisch aankijken, dan zeg ik: God beware ons voor den, geest der dwaling. Het a.b.c. der wijsheid is de openbaring. Jk zeg dit met gezag, zo is het van Godswege. Niet van alles proeven gaan, maar met een vasten maatstaf meten. -Ik zeg niet: het gebeurt dan en dan, ik zeg dit: vandaag is het in de wereld en het is nabij. De tegenwoordige cultuur-spanning en over-spanning en ontspanning werken in de hand, dat er krachten van dwaling zijn en de strijd tegen het vooroordeel, ook tegen het geloofsvooroordeel, wordt sterker en de roep om solidariteit wordt brutaal en het voorbijzien van de vrijheid, die in de binding ligt, wordt al meer in de wereld gezien. En daarom wil ik zeggen: wij kunnen pas het krachtenveid zien aankomen en vluchten van het geweld der dwaling door bekering. Als wij op dit ogenblik zeggen: Heere, Vader der Geesten, bier ben ik; neem mij gevangen en doe het zo radicaal, dat ik begeer te zijn Uw gevangene, en alleen dat gebed ow de aanvaarding van Zijn critiek over ons leert mij de critiek van | |||||||
[pagina 114]
| |||||||
den profeet en leert mij af het criticisme van den dwaler. Alleen dat gebed en het geloof kan mij laten zien, wat de wereld is. En als ze zeggen: het ligt aan de cultuur, het ligt aan de omstandigheden, dan zeg ik: dat is waar, maar ik zeg er één ding bij (en nu kom ik aan m'n tweede punt): het ligt in de eerste plaats aan God, aan den Rechter van hemel en aarde, want de kracht die God zendt, is souverein. | |||||||
II.God zendt. Deze twee woorden ‘God’ en ‘zendt’ bewijzen, dat de kracht souverein komt in de wereld, zonder te vragen of men haar hebben wil. Ik heb zoëven gezegd: het hangt in de lucht. Dat houd ik vol. Het onweer hangt ook in de lucht. Het ongeloof zegt: het onweer is een natuurkracht; het geloof zegt: het komt toch van God, want Hij maakt de natuur. Gelijk het geloof zegt: regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare tijden, alles komt van God, zo is het ook hier. Het geloof zegt: ook de natuurkrachten zijn, wat de krachten betreft, Gods werk. Hij laat niet Achabs profeten liegen, maar Hij heeft ze wel gemaakt en geboren doen worden. Hij heeft ze ook geboden op de politieke zaken in te grijpen. God brak hun mond open en toen die open ging, heeft niet God de leugen laten komen, maar Hij heeft wel dit gedaan: de leugen, die in hun hart brandde, heeft Hij uit dat hart en uit hun mond gehaald. De leugen, die er was, heeft Hij niet gemaakt, maar toen ze er was en blijven wilde, heeft God ingegrepen. Want alle zonde is tegen Zijn wil, maar geen enkele zonde kan toch buiten Zijn wil omgaan. Er is geen spanning in de leugen, in de wereld, of ze is van God. Niet de leugen in de spanning, die is van Satan. En als God daarom zendt, ontkent geen mens vandaag in de kerk, dat het ligt aan de tijdsomstandigheden, aan de cultuur, aan de haast van het leven, aan de slapheid, ook van de kerk, aan het ingewikkelde van de vraagstukken. Als iemand zegt: het komt van de kerk, zeg ik: het kan best wezen. Er zijn 1000 oorzaken voor, gelijk er ook 1000 oorzaken voor het onweer zijn, maar als God het onweer zendt en precies die boerderij treft, die Hij hebben wil, heeft God het onweer gezonden. De cultuur-invloed en de samenspanning, die is van Hem. God zendt en het woord ‘zenden’ betekent niet, dat God op een knopje drukt. Wie het woord ‘zenden’ wil kennen, moet weten, wat de winden zijn. God zendt de winden en altijd door waaien ze, altijd door bewegen ze. Gods zenden betekent dit, | |||||||
[pagina 115]
| |||||||
dat de invloeden, die er zijn, ik mag ze zien of niet, van Hem komen. Daarom, ook de leugen is Zijn zending, ook de antichristelijke leugen is Zijn zending. De machinist heeft de locomotief niet gemaakt, maar hij bestuurt hem toch. Maken en zenden is wat anders. En als God de leugen zendt, heeft de Satan de leugen gemaakt, maar de leugen, gemaakt zijnde, wordt door God gezonden, en de zonde, geboren zijnde, wordt door Hem geregeld en het kwaad, uit onzen eigen wil opgekomen, gaat langs Zijn banen. Daarom zeg ik: Gods zenden is souverein. God maakt de zonde niet, maar Hij laat ze toe, zeiden onze vaderen. Als het er op aankomt, is het kwaad en de zonde niet Zijn maaksel, maar het onze. De vaderen waren bang, dat de mensen zouden zeggen: als het kwaad is toegelaten, maar niet door God gemaakt, dan staat Hij er buiten. Daarvoor waren ze erg bang, want ze zeiden: Neen, God staat nergens buiten. Zelfs de hel is van a tot z bestuurd door God. Daarom zeiden onze vaderen er bij: de toelating Gods is een werkzame toelating. Hij maakt het kwaad niet, maar regeert het wel; en als Adam kijkt naar de verboden vrucht, is dat zijn zonde, maar God heeft den boom gemaakt en hem mooi gemaakt en Adam gedwongen, niet om de verkeerde keus te doen, maar wel om te kiezen. God is tegen het kwaad, maar God staat nooit buiten het kwaad. Daarom kan ik met Paulus zeggen, dat er is actieve toelating, en die werkzaamheid is in het woord ‘zenden’ uitgedrukt. Ik begrijp het nu: ze zeggen allemaal: we zijn voor de vrijheid en daar gaan ze, de één voor de vrijheid, die geen gezag erkent en de ander voor de vrijheid, die het gezag in één man, in naam der massa, overdraagt. Ze zingen: wij zijn de zend-stations, die de wereld zullen besturen en wij zullen de wereld door onze zending van eigen kracht en woorden in nieuwe banen sturen. Paulus zegt: God zendt! Zij zeggen: onze souvereiniteit, daarvoor sterven we desnoods. Paulus zegt: Gods souvereiniteit, ge leeft er door, of ge gaat er dood aan, voor tijd en eeuwigheid. Daarom, gemeente, de souvereiniteit Gods, hebt ge die begrepen? Zegt a.u.b. ‘neen, ik heb het niet begrepen’. Als ge denkt het te begrijpen, snapt ge er niets van. Het is een dwaas, die het begrijpen wil. Begrijpt ge het wonder? Waart ge er bij toen God de wereld schiep? Waar waart ge, mens van Job 38, toen God sprak en het was er? Zoudt ge het wonder niet verstaan en dit wel? Ik versta niet hoe het kan en ik begrijp God ook niet, dat Hij het kan en mag naar Zijn eigen recht, maar ik beef er voor en Zijn souvereiniteit is zó kras, dat ik, als ik dat nog begrijpen wil, nog | |||||||
[pagina 116]
| |||||||
lig onder den ban van de kracht der dwaling. Daar is de laatste grond van uw zelfstandigheid met dit Bijbels dynamiet opgeblazen. Daar is het wonder. Probeer niet te zeggen: ik wil alles geloven, maar de souvereiniteit moet ik door hebben. Neen, zeg ik, Gods souvereiniteit kunt ge nooit verstaan! Begin met Zijn gezag en zeg: Heere, ik kom er nooit uit; gelijk een schaap heb ik gedwaald. Zeg dat vandaag, zeg het nu in dit eigen ogenblik. | |||||||
III.Wie de overgave doet door de acte van het zuivere, schriftuurlijke geloof, komt hij m'n laatste woord terecht: Het is allemaal rechtvaardigheid! Ik kan het niet begrijpen, maar rechtvaardig is het toch. Want er staat ‘Daarom’! En waarom is het dan? Er staat in het voorgaande vers, dat er mensen zijn, die verloren gaan, omdat ze de liefde en de waarheid niet hebben aangenomen. Er waren mensen, die leefden door genade; de waarheid pakte ze aan, klopte aan de deur en zeide: God zegt het en daarmede uit. De waarheid was souverein! Zij was bevel! Inderdaad, Gods Woord is wet en tegelijk is het zoeter dan honig en honigzeem. En hoewel de Heere riep met een zachte stem, zodat de kinderen zich zo maar tegen Hem aanvlijen durfden, hoewel Hij dat allemaal deed, hebben zij Hem niet aangenomen. Daarom zeiden ze wel: ons verstand kan er niet bij, maar Paulus zegt: het is waar, dat uw verstand er niet bij kan, het mijne kan het ook niet, maar er is dit verschil: ik heb gebukt voor de souvereiniteit van het bevel en was toen vrij in genade en dat bukken, dat wilden ze niet. Alles wilden ze liever horen, dan deze boodschap, die den mens alle eer afneemt en op den afgrond wijst. Liever alles dan dit woord, dat de vrijheid noemt, binding, en alle eer alleen aan God geeft. Paulus zegt daarom: ongeloof is de eerste grond, en de onmacht van het verstand is tenslotte een onbegrepen voorwendsel, waarvoor ze zelf zich verbergen achter het mom der onmacht, niet wetend, dat de onmacht is onwil en een gevolg van hun eigen ongelovig hart. Daarom is het rechtvaardig: als Farao zich verhardt, wordt hij verhard; en als Achab wil hebben 400 leugenaars, krijgt hij ze, en als ik God verlaat, krijg ik verlating. Ieder mens krijgt wat hij hebben wil. Wie het leven hebben wil, heeft het al en wie den dood wil krijgen, krijgt hem ook. Rechtvaardigheid, die den hebber geeft en al meer geeft en den niethebber afneemt ook wat hij heeft. Daarom was het een verschrikkelijke gedachte, die we Paulus hoorden zeggen en ik hoop niets | |||||||
[pagina 117]
| |||||||
af te doen van die verschrikkelijkheid, want dan was heel de preek mislukt, als ik in den wijn van Gods oordeel een beetje water ging mengen. Neen, het blijft er staan, het verschrikkelijk oordeel, dat huiveren doet; maar wie het oordeel hoort, hoort het door het evangelie. Dat is de laatste troost. Het mag hard zijn, dat te horen preken, maar in den grond der zaak, is het evangelie bitter in den buik en zoet in den mond. Daarom komt Gods oordeel, omdat ze niet willen aanvaarden het evangelie. In den grond der zaak komt eerst het evangelie en dan pas de verwerping. Eerst Christus en dan de antichrist, eerst de Geest en dan het beest, eerst de kerk en dan de wereld, eerst de gemeenschap der heiligen en dan de samenrotting der boosdoeners. En dus, gemeente, laten we zeggen: Als Christus komt, komen het vale, rode en zwarte paard achteraan stuiven, en laten we zeggen: Heere, wij danken U, het witte paard gaat voorop! Als de kracht der dwaling komt, zeggen we: wat verschrikkelijk, en toch zeggen we: ik hoor Zijn wagen, Hij komt nabij! Psalm 98. Want vers 11 volgt op vers 9. Daar is ook sprake van energie. Er staat, de antichrist komt in verschijning naar de werking van den Satan. Paulus noemt een dubbele energie: een satanische bij den antichrist en een goddelijke, die over alle hoofden heen, ook over antichristelijke hoofden heen, haar kracht vallen laat, waar geen mens onder uit komt. Satans energie verschrikt me, maar als ik Gods energie er in zie werken, zeg ik: nu komt er weer lucht, ik kan weer ademhalen. Satan, die wonderen en tekenen doen laat, is verschrikkelijk, maar de energie van Satan kan wel de dingen verschikken, maar kan nooit scheppen; hij kan nooit uit niets alles scheppen. Scheppen kan alleen God en daarom zeg ik: Satans energieën zijn al minder dan Gods energiëen in Gen. 1. En als ik dat weet, doe ik één stap verder. Als Satans energieën minder zijn dan Gods energieën in Gen. 1, dan zijn ze nog minder dan Gods energieën in de herschepping. Satan kan veel, maar hij kan niet uit niets alles roepen. Ik zeg nu: Satan kan niet veel, want hij kan niets, dat dood was, tot leven veranderen; en dat kan God. Wedergeboorte! Want dat is de onwederstandelijke kracht van Gods energie, waardoor Hij doden levend maakt en hetgeen Hem haat maakt tot kinderen Gods, tot amen-zeggers. Daarom, God kan meer dan Satan. Satan kan prikkelen het vlees tot meer vleselijkheid, maar God kan het vlees breken en het eeuwig leven wekken. Hij kan roepen, wat niet is, alsof het is. Daarom, laat de wereld razen, laat de cultuur verdwazen, Iaat het allemaal gebeuren; maar | |||||||
[pagina 118]
| |||||||
zolang God in de Gereformeerde Kerk de wedergeboorte werkt door Zijn Woord, en Zijn Geest bij dat Woord paart en ons met Paulus leert bidden en roepen door de almachtige daad der genade; zolang dat gebeurt hier in de kerk, gebeuren er grotere dingen dan op de markt der wereld. Houdt moed, kleine schare! Als hier één mens God vreest, doet die mens meer dan alle satans-wonderen samen. Als Satan komt, dan zullen de bergen wijken en de heuvelen wankelen, maar Mijn trouw zal niet wijken van u, noch van uw kinderen en kindskinderen, zegt de Heere, de Almachtige! Onze Vader, die in de hemelen zijt, Uw Naam zij geheiligd! Ps. 76:4. Amen. |
|