Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 2
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendEen wonderdadig Christusbeeld.Ga naar voetnoot1)In de N.R.Ct. werd melding gemaakt van een wonderdadig Christusbeeld te Limpias, welks wonderbaarlijkheid hierin bestaat, dat er herhaaldelijk leven in het gelaat komt, zoodat de oogen zich bewegen en neerzien op het knielende volk en de lippen zich openen en sluiten. Inderdaad heeft het wonderbare Christusbeeld van Limpias reeds veel belangstelling gewekt. Ook verscheidene Hollanders hebben Limpias bezocht en de burgemeester van Udenhout o.a. beweert, ook de wonderdadige bewegingen van het Christusbeeld te hebben waargenomen. Sinds 30 Maart van het vorige jaar moeten de wonderbare verschijnselen zijn geconstateerd. Terwijl een pater predikte, bemerkte een jeugdig meisje, dat het Christusbeeld op het hoogaltaar zijn oogen bewoog, naar links en rechts keek, en dan zijn blikken ten hemel sloeg als om hulp en troost te vragen aan den God van allen troost. Niet alleen dit kind echter, ook twee andere kinderen en ten slotte de helft der aanwezige geloovigen hadden het wonder- | |
[pagina 214]
| |
bare verschijnsel waargenomen. Behalve de beweging der oogen vertoonde het kruisbeeld een bovenmatige vochtigheid aan den hals, terwijl de andere deelen van het lichaam volkomen droog waren, gelijk ook de andere beelden in de kerk. De paters hebben dit zoogenaamde zweet zelf ook heel duidelijk gezien en met de handen gevoeld, terwijl na afdroging het vocht aanstonds terugkeerde. De mare van dit wonder verspreidde zich spoedig over geheel Spanje, zoodat binnen zes maanden reeds meer dan 100.000 pelgrims Limpias bezochten. Den 12den April herhaalde zich het wonder, terwijl het feit den 20sten zich voor de derde maal vertoonde. Bij die gelegenheid zag men het kruisbeeld voor den eersten keer ook de lippen bewegen. De coadjutor des bisschops van La Baneza in Leon zag eens-klaps de oogen van het beeld bewegen en om zich van ieder zelfbedrog te vrijwaren, gebruikte hij vier verrekijkers. Steeds zag hij ditzelfde: treurige blikken als van iemand die overal iets zoekt, om de smart te verlichten, die zwaar op zijn hart drukt. Soms waren het ook strenge blikken en driemaal keek het beeld verschrikkelijk ernstig naar den linkerkant. Ook maakte Christus volgens dezen getuige plotseling een beweging, alsof Hij zich van het kruis wilde los maken, of als wilde Hij zeggen: Ik kan niet meer. De bisschop hoorde eenige woorden op een toon van bitter klagen, die het hem op het oogenblik nog niet tijdig dunkt bekend te maken. De coadjutor zag echter ook blikken vol troost van inwendige verlichting, en bemerkte ten slotte, hoe de Heer de lippen bewoog en tweemaal den mond opende. Hij maakte daarbij een beweging, alsof Hij wilde zeggen: Ik kan niet meer, en werd doodsbleek. ‘Zijn gelaat veranderde geheel en al waarbij iets, ik weet niet wat, uit zijn mond kwam en aan beide zijden daarvan naar beneden liep tot op de kin; dan ademde hij tweemaal gelijk een stervende, langzaam, met moeite, richtte de oogen ten hemel en stierf. Ja, ik zag Hem sterven, ik zag Hem dood, met een zachte lijkkleur overtogen’. Natuurlijk zijn niet alle pelgrims naar Limpias zoo gelukkig als de coadjutor van den bisschop van La Baneza. Zoo schreef een Hollandsche deelnemer aan een pelgrimstocht naar Limpias, in De Tijd van 20 Sept. 1.1.: ‘Wat nu onze waarneming aangaat betreffende het veel besproken Kruis nog het volgende. Bewegingen werden niet waargenomen; alleen onze leider, de burgemeester van Udenhout, beweert wèl beweging van mond en oogen gezien te hebben en ook een dame’. Deze laatste beweging behoeft blijkbaar niet in tegenspraak te zijn met hetgeen de burgemeester van Udenhout wèl zegt gezien te hebben. Immers de verschijningen te Limpias zijn, zooals pater Speekman in De Tijd heeft uiteengezet, objectief-subjectieve verschijningen, d.w.z. zij gebeuren alleen bij het kruisbeeld. dus niet waar het kruisbeeld niet is, maar in het beeld zelf grijpt geen werkelijke verandering plaats, doch alles geschiedt door Gods almacht in het oog van de toeschouwers. Zoo | |
[pagina 215]
| |
hebben verschillende waarnemers gelijktijdig iets verschillends gezien, terwijl zeer vele aanwezigen niets zagen. Slechts betrekkelijk weinig priesters ook schijnen tot de bevoorrechten te hooren en van de aanwezigen ziet slechts ongeveer een vijfde gedeelte het een of ander. Enkele lezers van ons blad in Vlaardingen vragen ons oordeel over deze zaak, speciaal over de vraag, of verschijnselen als deze mogelijk zijn en of dit bericht waarschijnlijk is te achten. Natuurlijk zijn zulke dingen mogelijk; bij God is niets onmogelijk. Hij kan, als het Hem behaagt, gehoor- en gezichtswonderen werken. Als zoodanig zou dan ook dit voorval moeten beschouwd worden. Of evenwel in dit geval een directe daad Gods te zien is? M.i. geeft het bericht in deze lezing zelf reeds voor ons een ontkennend antwoord. Immers, juist de omstandigheid, dat de één dit, de ander dat, een derde een mengsel van dit en van dat, de vierde 'n stuk van dit en 'n stuk van dat en een vijfde heelemaal niets zag, bewijst m.i. dat we hier alleen te doen hebben met subjectieve waarnemingen, die slechts bestaan in de waanvoorstelling der op zichzelf eerlijke berichtgevers. Onze tijd biedt meer voorbeelden van de werking der suggestie; men denke aan den Engelschen bisschop, die bij het auto-ongeval ook een visioen kreeg van hemelsche kleuren en klanken. De mogelijkheid van aanvoeling der hemelsche werkelijkheid is er natuurlijk; maar de bakkebaarden van den uitlegger in het visioen zijn m.i. al overtuigend bewijs voor de stelling, dat de subjectieve denkwereld van den ‘waarnemer’ook een hartig woordje meespreekt; misschien wel het eenige. Toch zijn zulke voorvallen merkwaardig als teeken des tijds. De jaren liggen nog niet zoover achter ons, dat 'n dergelijk verhaal als van het Christusbeeld alleen in de roomsche pers de ronde kon doen zonder hoongelach te wekken. Nu houden zich ook andersdenkenden met het ‘wonder’ bezig en gaan het opvijzelen en verheerlijken. Er wordt weer geloofd aan het geheimzinnige; er is weer plaats voor het mysterie en voor het wonder in de dogmatiek der menschheid. De wereld huivert weer eens graag. En langzamerhand komt ze tot een denkwijze, die, met terzijdestelling van de geopenbaarde wonderen, als de tijd er is, geloof leert schenken aan de wonderen van den anti-christ straks. Nu 't materialisme uitgediend heeft, gaat men weer gelooven aan geestelijke machten; maar men is eenmaal over den bijbel heengewerkt en voor de religie der openbaring is de nieuwe religie wel verlies, maar geen winst. Gezichtsbedrog als in Limpias, en massa-suggestie, als daar in beginsel worden gezien, lichten voor den speurenden geest 'n klein tipje op van den sluier der toekomst, wanneer de ongeloovigen nog veel meer en veel wonderbaarlijker zullen gelóóven, dan de strengste orthodoxie, doch het levende Woord van den levenden Christus zullen bespotten en verwerpen. |
|