13. Prof. dr. A.H. de Hartog
De sterke man is plotseling gevallen. Eén der onzen was hij niet, al is hij uit onze kring voortgekomen. Zijn denken, al heeft het ook zich willen bewegen in de richting van ‘noodzakelijke aanvullingen op de Institutie van Calvijn’, heeft zich van deze theoloog al verder verwijderd. De kloof tussen hem en ons werd dieper en dieper.
Maar een grote eerbied voor zijn persoon heeft ook mij altijd vervuld. Hoe heeft die man met zijn open oog, en zijn eerlijke stem de tegenstander kunnen ontmoeten! Eéns heb ik met hem gecorrespondeerd naar aanleiding van een persgeschilletje; hoe spoedig was het opgelost, en hoe goed. Hij behoorde tot de weinigen, met wie men een geschil hebben kon, en die men juist daarna veel fijner en prettiger in de ogen zien kon, dan daarvoor. Van De Hartogs leer zouden onze kerken achteruitgaan; van omgangsvormen als de zijne zouden ze alleen maar kunnen vooruitgaan. Met gevoel van spijt over wat in dezen ons bij jubilea en begrafenissen en in de strijd naar binnen en naar buiten werd onthouden, over ons schreiend tekort aan wat wij ‘gemene gratie’ horen noemen, hebben wij dit graf zien sluiten, en hebben we in de geest met dit sterven meegeleefd.
Er is eens gesproken van een zekere tragiek in het leven van De Hartog. Ik geloof, dat dit niet geheel ten onrechte was. Hij sprak van nieuwe banen, daar waar geen banen, en goed bezien, ook niet eens veel nieuws was. En wij hebben bezwaren over heel de linie. Maar ondanks dit alles heeft hier een man gestreden vóór fundamenten, die wij soms vergeten te beschermen. En tegenover welke wij vergeten ons te schamen.
Dank, ook voor wat in dit leven goed geweest is.