De Kerk. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling III)
(1960)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Over den ‘geest’ van het schisma.Ga naar voetnoot*)Ds Smelik van Tienhoven zegt in ‘Woord en Geest’ over het blijven van Ds Brussaard, dat dit een heengaan is uit den kring der jongste bestrijders van de Geref. Kerken. De consequentie, die in deze woorden van Ds Brussaard zou besloten liggen, blijve voor rekening van Ds Smelik. Het is mij thans alleen er om te doen, den ‘geest’ van het schisma (in zijn leiders) te proeven, gelijk Ds Buskes den ‘geest’ van Assen meende in debat te moeten brengen. Bewijst reeds bovenstaande opvatting van Ds Smelik, dat men het zwaartepunt verlegt van de brede kerkgedachte tot de idee der particuliere kring-vorming, dit wordt wel nòg duidelijker gemaakt door dit citaat: Ik ga de motieven niet na, hoe Ds Br. er toe kwam zijn vroegere vrienden te verlaten, om geen erger woord te gebruiken, dat er veel op lijkt. Even later: Het verdriet ons, dat Ds Br., van wien wij anders verwacht hadden, op grond van zijn verleden, op deze wijze ons bestrijdt; maar dat iemand, wien zulk een houding mogelijk is, niet aan onze zijde staat, verdriet ons niet. Hier wordt het woord ‘verraden’ niet, maar toch ook weer wèl gebruikt. En dat is het juist. Men vormde een kring, die naar binnen werkte en die alle breedheid van werk, ook in het begin van zijn optreden, miste. Men timmerde niet, als alle reformatoren, aan den weg, maar men timmerde binnenskamers en wilde naar buiten komen met zijn getimmerte, als 't klaar was. Of eigenlijk: niet het timmeren, doch het smeden stond op den voorgrond. Tenslotte: dat men zich verblijdt omdat iemand, ‘wien zulk een houding mogelijk is’, niet tot den kring dezer gemeenten behoort, dat is, om het in den stijl van haar voorgangers zelf te zeggen: sectarisch. Wie den kerk-stijl zoekt, spreekt noch van verraad, nòch van zulke vreemde ‘blijdschap’. Hier is de ‘geest’ van het schisma, wat zijn oudste leiders betreft. De kerk zweert niet bij iemands karakter; en haar ‘geest’ is nog goed, zolang zij den moed heeft te zeggen: ‘toets mijn letters’. Ze leeft niet van ‘fijne lui’, maar van de waarheid. | |
[pagina 48]
| |
Maar de aristocratische kring zegt: dit karakter staat mij niet aan - gelukkig, wij hebben hem niet in......de KERK! - O, dat sectarisme! Men heeft alleen zijn ‘geest’, maar vraag niet naar het objectieve, bindende, profetische woord. De theologie der fijne lui is altijd sectarisch, en haar kerkvorming blijft niet vreemd aan de societeitsgedachte (hier zit geen lelijke bijsmaak in de vergelijking!). Dat Ds Smelik zijn laatste geciteerde zinnetje kon schrijven, bewijst, dat de leiders van de Geelkerkengroep nog altijd gevangen zitten in de ‘kring-idee’, en dat ze zelfs van hun kerk nog een besloten gezelschap maken, als ze zich even laten gaan. |
|