Zij dan leidden Jezus van Kajafas naar het rechthuis .... Johannes 18:28.
Kajafas heeft zijn paleis en Pilatus zijn rechthuis, het z.g. praetorium. En tusschen die beide ligt een diepe weg van vernedering, de weg des doods. Toen men Jezus daarlangs leidde, dacht men, dat Hij nu den weg des doods ging. Maar het was de weg der dooden; want die ten doode waren gedoemd, dat waren die Hem bonden.
Wat was er op dien weg, dat niet het doodsmerk droeg? Let op het uitgangspunt: het paleis van Kajafas. God zelf had Kajafas geplaatst aan de spits der volkeren op den hoogen berg van recht en waarheid. Want Israël was van ouds het volk der bizondere openbaring. Aan dat volk waren Gods woorden toevertrouwd. De geestelijke overheid heeft God in Israël geplant en Hijzelf heeft haar de stoelen des gerichts gesticht. Kajafas bekleedt de plaats der eere onder haar vertegenwoordigers; en zoolang God het gordijn van den tempel niet heeft vaneen gereten, zóólang hééft hij den naam en de eere en vooral de roeping van den drager van het geestelijk gezag; hij moet de waarheid preeken, en Gods recht uitroepen over den berg van Gods heiligheid, en dan zóó luid, dat zijn stem heenklinkt, òver het praetorium heen, en over Rome heen, tot aan de einden der wereld. Maar Kajafas heeft zooeven vonnis gestreken over zijn lastgever, hij heeft het recht verkracht, hij heeft de zelfverheerlijking bekrachtigd ter plaatse van het gericht en van den Godsdienst. Toen is de dood in zijn paleis geklommen. Het zijn de dooden, die nu probeeren, van Kajafas' paleis uit hun gewaanden doode, den Nazarener, te begraven. Slechts moeten zij het praetorium van Pilatus langs, om consent te krijgen. En dat praetorium is het eindpunt van den weg. Dat daar Pilatus alles nog eens over doen moet, dat bewijst, dat Kajafas niet alleen voor God, doch ook voor de wereld dood is. En God laat hem in dien dood, nu hij zijn Koning wil vermoorden. Het priesterschap speelt zijn eigen doodenmarsch. En het praetorium? Och, de dood gluurt óók achter zijn toppen en tinnen. Eerst heeft Herodes er gewoond, doch hij is de Edomiet, de zoon van Ezau. Reeds zóó gezien, is het
huis een burcht des doods; want het bewijst, dat Ezau Jakob geknecht heeft, dat de
eerstgeboorte van Jakob niet meer zich herkennen laat. Maar het verval ging dieper. De Romeinen hebben beslag gelegd niet alleen op het huis van den priester, maar ook op het paleis van den Edomietischen koning; wat Israël overhield, is een armelijke karikatuur, een bedelaarsgeschenk.
Dus staat aan den ingang van dezen weg een bedorven priesterhuis; en aan het eind een ontluisterd koningspaleis. Daartusschen gaat de optocht der gansch ontblooten; want ‘als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot’. En op dien doodenweg sleurt Israël zijn Koning, Profeet en Priester van het eene doodenhuis naar het andere, opdat het volk leve! Dit is de gang der dooden Israels geweest. Want alleen de dooden kunnen een doode denken te begraven en over hun dag tevreden zijn als die het leven groetten en grepen.