Dagelijks zat ik bij u, leerende in den tempel.......... matth. 26:55.
Het is vertroostend, dat Jezus een katheder heeft gehad. Een katheder is een ‘zit-stoel’, gelijk die door Israels leeraars wordt bezet; hij behoort tot het leeraarsambt. Jezus heeft in den tempel gestaan, maar hij heeft er óók gezeten. En dat is van zóó groote beteekenis, dat hij in zijn lijdensnacht zich niet zoozeer op zijn staan, als wel op zijn zitten beroept. Dagelijks ‘zat’ ik bij u in den tempel, zoo betuigt hij.
Eens kwam Jezus op het feest in den tempel. Daar stonden de katheders van Israëls voorname leeraren. Die aristocraten pleegden alleen maar te zitten. Ze waren de officieele geestelijke stand; men moest hun adres maar weten en wie wat noodig had moest maar tot hen komen. Het zijn kathedermenschen, ze hebben niets van driftige, opstandige profeten, die ook ongeroepen op het appèl komen. Welnu, op dat feest, toen de geestelijke stand praalde in zijn katheder, zóóveel voet boven den beganen grond, toen kwam Jezus binnen. Hij hàd geen katheder of tabberd. Maar Jezus ‘stond’ en ‘riep’. De anderen zitten. Hij staat. De anderen doceeren met rustige, ietwat voorname stem. Maar Jezus getuigt, profeteert, roept, ‘schreeuwt’. Dat was de bliksem, die het huis der katheder-wijsheid lekken kwam. Het brandende messiaansche getuigenis tegen het verflenste, rabbinistisch betoog.
Maar denk nu niet, dat Jezus alleen maar ‘staat’ en ‘roept’ zooals de leeraars van Israel met zitten genoegen nemen. Het zou een kwade Zaligmaker zijn, die met bliksemschichten werpt, en wel verblindt, maar niet ‘verlicht’ een iegelijk mensch, komende in de wereld. Neen, Christus kiest de katheder ook. Niet haar alleen; maar wèl haar óók. Staande profeteert hij; doch zittend legt hij uit. Hij is barmhartiger dan zij, die alleen met paradoxen werpen, om uw gedachten te verwarren. Hij zit als leeraar onder leeraars; hij heeft een adres en een spreekuur. Men kan rustig overwegen, wat Hij leert. De staande Jezus is de profeet, die getuigt; de zittende Jezus is de leeraar, die betoogt. Als hij staat, dan werpt hij het wonder tusschen de menschen in, dat zij schrikken en beven. Als hij de katheder bezet, dan legt hij het wonder weer uit; het blijft een wonder van boven, maar de menschen mogen zich gewennen aan God en vrede hebben.
Indien Christus alleen had ‘gestaan’, d.w.z. als een wolkbreuk, als een donderslag, als een aardbeving aan de dommelende menschen voorbijgetrokken was, hij zou onze Middelaar niet kunnen zijn. Maar de katheder bewijst, mèt zijn staan in Gods huis, zijn Messiaansche trouw: Hij schikt zich naar onze bevatting en onze beperktheid en werkt daarin uit Gods verborgenheden. Jezus heeft zijn katheder temidden van den stoel der dwazen en leugensprekers gesticht; en dat is Zijn gehoorzaamheid. Zijn kathederloosheid bewijst, dat Hij het platte vlak van onze menschelijke overleggingen snijdt van boven; doch zijn katheder bewijst, dat Hij ons op dat platte vlak heeft aangenomen en daarop met ons meegaat tot verlichting en genezing.