Maar Jezus zeide tot hem: laat nu af; want alzoo betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen .................... matth. 3:15.
Christus' oppergezag wordt niet uit ònze ervaring, maar uit Gòds openbaring ons bekend gemaakt. Toen Johannes de Dooper meende, dat men tot Jezus ‘neen’ zeggen kan en tegelijk de belasting, de ‘tienden’, nog rijker opbrengen kon, dan ze Hem anders zouden toekomen, toen heeft hem Christus geleerd, dat Melchizedek maar een type was, doch Christus zijn vervulling. Dus kan Melchizedek met een tiende deel van Abrahams bezit geëerd worden, maar Christus moet veel meer dan ‘een tiende’ hebben; hij moet altijd alles hebben. Daarom kan men alleen maar ‘ja’ tot hem zeggen; want wat hij van ons vraagt, daar kan onze vrome en goedmoedige bedoeling met geen mogelijkheid nog één penning aan toevoegen. Het geven hangt af van den eisch; het leven van de leer. Petrus zegge niet: wasch mij de voeten niet. En Johannes spreke niet: buk niet onder mijn handen in het water. Want zóó zegt Christus: Spreek niet tegen, Johannes. De gerechtigheid moet alzoo vervuld worden. Ik ben de Knecht des Heeren. Dus moet ik onder de wet, en haar veroordeeling door. De schuld van mijn volk, de schuld van de ‘neen’-zeggers, en hun dwaasheid en hun onverstand, ik moet het àlles verzoenen; en daarom moet de Messias het water in, en de stem van dezen ‘Elia’ moet over hem de wet haar klem bezorgen. Ja, de gerechtigheid moet vervuld worden. Gij, Johannes, hebt vergeefs gedoopt, als gij Jezus niet doopt. Want Aärons kinderen komen nooit tot rust, noch bij het bloedbad van verscheiden eeuwen, noch bij het waterbad van den laatsten tijd, als niet Aärons zonen hun Grooten Melchizedek ontmoeten, die den watergang en den bloedgang stillen zal in gerechtigheid. Als
Johannes Jezus niet doopt, dan heeft hij eigenlijk niemand gedoopt. Dan heeft hij
alleen maar met water gemorst. Slechts Christus, en deze gehoorzaam, geeft den doop inhoud.
Hoort gij, Johannes? Gij spreekt uit de wet. Maar vandaag hebt gij haar vergeten. Gij wildet uw eigen overleggingen aan het woord laten komen. Johannes, voor Jezus hebt gij eigenlijk uw gansche prediking herroepen in een oogenblik. De zonde van het adderengebroed, die hebt gij óók gedaan in het critieke oogenblik: de Wet was er en het Woord en God, maar gij hebt de spraak der wet uitgeruild, voor de fluistering van uw eigen voorstelling.
Maar uw gebrek is in den Christus verzoend. De doop van Christus is ook verzoening van de ketterij in de preek van den doopheer. En het woord van den Gedoopte brengt den laatsten profeet van het Oude Verbond terecht, door de profetie van den Hoogsten Profeet. En wie het leest, die lette erop. Want Christus' gezag wordt door de openbaring bekend gemaakt, en de gehoorzaamheid slechts door de openbaring gewekt. En de tienden van Aäron worden slechts vol-gemaakt, als de zegen van Melchizedek ten volle wordt verklaard in den Zoon. Het leven kan niet zonder de leer, dat zegt niet maar een mensch, doch God - in de volheid der tijden!