roomsche lijn zou liggen, laten we nu maar rusten; o.i. is men wel eens ietwat te haastig met het toekennen van dit praedicaat. Persoonlijk zien wij in de vaststelling van zulk een index vooral hierom een gevaar, wijl a. elke lijst te kort zou zijn, omdat het aantal van afkeurenswaardige organisaties oneindig groot is; b. een vereeniging slechts voorzoover zij de kerkelijke aandachtssfeer raakt, door een kerkelijk vonnis mag getroffen worden, waarom men in kerkelijke decreten dan ook nimmer zulk een vereeniging als zoodanig, en dus alle haarzelf interesseerende programpunten en doelstellingen moet behandelen; c. de kerkelijke vermaning en tucht nimmer in de buitenkantskwesties van niet-kerkelijke organisaties, doch in de binnenkantskwesties der kerkelijke samenleving zelf haar uitgangspunt moet nemen, wil ze niet mechanistisch de conscientie der kerkleden drukken.
Men vergete evenwel niet, dat met het bovenstaande slechts negatief gesproken werd. En dat moet niet. Weigering van een index van verboden vereenigingen worde geen sta-in-den-weg voor de soms noodzakelijke indicatie ervan. Er kunnen gevallen zijn, waarin bepaalde organisaties, of bewegingen, zóó diep in het leven der kerk ingrijpen, dat de kerk waarschuwen moet, wil zij in haar profetisch getuigenis en priesterlijk vermaan en koninklijk regiment contemporain zijn. N.S.B. en C.D.U. nu zijn zulke bewegingen: politieke vereenigingen zijn het niet, gelijk we hebben trachten aan te wijzen. Bovendien zijn niet deze organisaties als zoodanig (incluis haar politieke en sociale en wetenschappelijke of quasi-wetenschappelijke bemoeiingen in vollen omvang) door de synode veroordeeld, doch ze zijn door haar beoordeeld naar Schrift en belijdenis, en daaraan getoetst op die punten, die de kerk als zoodanig moeten interesseeren; daaruit bleek, voor wat de algemeene karakteristiek betreft, dat ze uit kerkelijk en confessioneel oogpunt te veroordeelen waren; en tenslotte is het lidmaatschap, de aansluitingsdaad gezien als oorzaak van wel geduldige, maar toch waakzame en werkzame kerkeraadsbemoeiing.
En daarom achten wij het besluit der amsterdamsche synode het tegendeel van ‘roomsch’; het legt niets van boven af òp, en zoekt, met medische bedoeling, de conscientie, voorts wakende voor de heiligheid der kerk en voor de eer van Christus, den Koning.
Gezegend zij de genade Gods, die in Nederland zulk een medisch optreden der kerk tegenover haar eigen leden nog mogelijk laat: in Duitschland kan dat niet meer; daar kan men trouwens de kwade gevolgen zien van een kerkelijk praxis, die den op zichzelf goeden regel, dat de kerk niet het terrein der politiek betreden