Eerste- en tweedehands gezag
(1946)–P. Deddens, K. Schilder– Auteursrecht onbekendIs het een vreemde en ongereformeerde praktijk, dat de synode-besluiten door de mindere vergaderingen worden goedgekeurd?1. Synodale voorlichting.Dat de ratificeering (goedkeuring of bekrachtiging) van Synodebesluiten door de mindere vergaderingen een vreemde en ongereformeerde praktijk is, wordt beweerd in een schrijven aan de Raden van de Gereformeerde Kerken d.d. 25 Febr. 1944, uitgaande van de Generale Svnode, onderteekend door alle leden van het Moderamen (Dr. Berkouwer, Ds. Milo, Dr. Hoek, Dr. Kraan) en opgesteld door Dr. K. Dijk. We lezen in dit stuk, dat zich keert tegen Prof. Dr. K. Schilder's missive aan de Kerkeraden, d.d. 14 Jan. 1944, het volgende: ‘Van een ratificatie der genomen besluiten, zooals Prof. Schilder op bl. 7 zegt, is in onze Kerken nimmer sprake geweest; niet alleen is het, zooals Ds. Joh. Jansen in zijn Korte Verklaring van de Kerkenordening 2e dr. bl. 107 terecht opmerkt, nimmer de gewoonte geweest, dat de punten van het agendum eerst aan de mindere vergadering toegezonden werden, maar ook is een ratificatie, d.i. een bekrachtiging of goedkeuring nooit van de kerken gevraagd; het zou ook geheel en al | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
in strijd zijn met de eerste beginselen van ons Gereformeerd Kerkrecht, dat n.l. de meerdere vergaderingen geen bestuurscolleges zijn maar vergaderingen der Kerken; de Kerken komen in de Generale Synode samen en nemen haar besluiten, en de beslissing door deze Kerken in Synodale vergadering is tevens haar ratificatie. Prof. Schilder poogt door deze voorstelling van zaken een vreemde en ongereformeerde praktijk in ons kerkelijk leven in te voeren, die zoo sterk mogelijk moet worden weerstaan.’ Deze uitval is het antwoord op één zin? neen een zinsdeel, door Prof. Schilder neergeschreven in zijn missive: ‘Noch voor de ratificatie der genomen besluiten, noch voor het bij de Kerken aanhangig stellen der in te dienen bezwaarschriften is tijd gelaten’. Wij laten het beroep op Ds. Joh. Jansen, dat onjuist is in vermelding van vindplaats, als citaat onvolledig en juist afgebroken daar, waar Ds. Jansen principieel hen bijvalt, die veroordeelen de Synodale behandeling van leergeschillen zonder voorweten der Kerkeraden, verder buiten bespreking. Afdoende is over deze kwestie gehandeld door Dr. F.L. Bos, die in een onlangs verschenen brochure tot deze slotsom komt: ‘De conclusie is dan ook gerechtvaardigd, dat ook toen het bepaalde voorschrift in deze uit de officieele Kerkenordening verdwenen was, de grondige voorbereiding van synodale zaken, die de kerken in 't gemeen aangaan door de mindere vergaderingen, als beginsel van kerkelijk handelen door de Gereformeerde Kerken in hun bloeitijd krachtig werd gehandhaafd.’Ga naar voetnoot1) 't Gaat nu over de vraag: is er ooit sprake geweest van ratificatie van Synodebesluiten door de mindere vergadering? Neen, zegt de schrijver, zegt het Moderamen, zegt de Synode. En men drukt zich daarbij zoo kras mogelijk uit. Wie zooiets beweert, gelijk Prof. Schilder doet, is in strijd met de eerste beginselen van het Gereformeerde Kerkrecht; poogt een vreemde en ongereformeerde praktijk in het kerkelijk leven in te voeren, die zoo sterk mogelijk moet worden weerstaan; zooiets is nooit gevraagd, er is zelfs nooit sprake van geweest. De conclusie is dus wel scherp, en het oordeel vernietigend. Prof. Schilder poogt de Kerken het Gereformeerde spoor bijster te maken door het invoeren van nieuwigheden, kerkrechtelijke regels van eigen makelij, voorschriften, die nooit bestaan hebben en volkomen uit de lucht gegrepen zijn. Pas op voor dien man! | |||||||||||||
2. Een vreemde en ongereformeerde praktijk?Aldus wordt het Gereformeerde volk door de eigen Synode voorgelicht. Deze voorlichting, die echter met de werkelijkheid vierkant in tegenspraak is, zal geen kwaad doen bij menschen, die deze Professorale, Doctorale en Synodale beweringen kunnen toetsen aan de feiten - maar de groote meerderheid van ons volk, die daartoe niet in staat is? Wie met de zaken eenigszins op de hoogte is, weet niet waarover hij zich meer moet verbazen: over de driestheid, waarmee Schrijver, Moderamen, en Synode zich durven uiten of over de verregaande onkunde, die er uit spreekt. En dat te meer omdat er waarlijk geen diepgaand onderzoek voor noodig geweest was om den Schrijver te weerhouden de dwaasheden te debiteeren, die uit zijn pen gevloeid zijn. Boeken, die onder het bereik van elken theoloog liggen, hadden hem anders en beter kunnen inlichten en overtuigen van de juistheid van Prof. Schilder's opmerking. In hun bekend werk schrijven De Savornin Lohman en Rutgers, handelende over de besluiten der Generale Synode te Emden (1571): ‘Wat te Emden was vastgesteld, werd dus hier door de Kerken nog eens zelfstandig aangenomen’.Ga naar voetnoot2) Elders schrijft Dr. Rutgers: ‘In den eersten tijd althans was het de gewoonte, dat de Kerkenordening, nadat zij was vastgesteld in de mindere vergaderingen, wederom werd aangenomen. Schijnbaar was dat overbodig en zelfs zonderling. Maar toch, wel beschouwd, was het zeer doeltreffend, opdat het gemeen accoord des te beter blijken zou. De reeds vastgestelde ordening werd dan als het ware geratificeerd, juist door hen, die de lastgevers der Synode geweest waren.’Ga naar voetnoot3) En vernietigend voor het: ‘nooit sprake van geweest’, ‘nimmer de gewoonte geweest’, ‘nooit van de Kerken gevraagd’ van de Generale Synode anno 1944, teekent Rutgers in genoemd werk er bij aan: ‘De bedoelde gewoonte blijkt ook verder uit al wat van de oudste Classicale en Provinciale acta bekend is’.Ga naar voetnoot4) Voorts. Bij Ds. Joh. Jansen lezen we: ‘En bij die eenparige aanvaarding op de meerdere vergadering, kwam dan in den eersten tijd nog de herhaling dezer aanvaarding door de mindere vergadering, om de vastgestelde ordening ook voor haar ressort te ratificeeren (goed te keuren). Schijnbaar kon dit overbodig en zelfs zonderling geacht | |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
worden, maar in het wezen der zaak, was zij niets anders dan eene goedkeuring van wat hare afgevaardigden op de meerdere vergadering afgedaan hadden’.Ga naar voetnoot1) Dus ook Prof. Dr. F.L. Rutgers en Ds. Joh. Jansen onder hen, die pogen een vreemde en ongereformeerde praktijk in het kerkelijk leven in te voeren! Ook zij zaaiers van principes, die geheel en al in strijd zijn met de eerste beginselen van het Gereformeerd kerkrecht! Nu, dan is het niet te verwonderen dat ook een Hervormd man als Dr. H. Schokking in de war is. In zijn dissertatie schrijft hij: ‘Dit alles neemt niet weg, dat aan de mindere vergadering het recht overbleef van het z.g. volgend oordeel, ook nadat de breedere vergadering zich had uitgesproken. Zoo wordt b.v. in 1619 in de Classis Neder-Veluwe voorlezing gedaan op de voorstellen der ‘Edle heeren gecommitteerde Rhaden’ van ‘het oordeel des Synodi Nationalis over die bekende vijff hoofttstucken der leere end die hervatte ende verbeterde Kercken ordre, over welke van D. Dammanno breede verclaringhe gedaen synde, heeftt classis alles geapprobiert ende aengenohmen’.Ga naar voetnoot2) Dr. Schokking voegt hieraan toe: ‘Nu - wie heeft te approbeeren en aan te nemen, kan ook afkeuren en verwerpen.’ Natuurlijk komt ook Dr. Schokking in strijd met de eerste beginselen.... enz. Trouwens wie niet, die over deze kwestie onderzocht en schreef, en niet anders dan de historie aan het woord liet? | |||||||||||||
3. Nooit sprake van geweest?Tot hiertoe hebben we deskundigen aan het woord gelaten, die verklaarden dat inderdaad door de mindere vergaderingen in vroeger tijd de Synodebesluiten werden geratificeerd en geapprobeerd, bekrachtigd en goedgekeurd. Waarop grondt zich hun oordeel? Op de feiten. We achten het niet noodig, het geduld van onze lezers al te lang te beproeven; de volgende getuigenissen mogen volstaan. Uit de ‘Acta synodi binnen Liewarden opten 14en Septembris anno 1619’: ‘Opten 16en Septembris 1619 voor den middag syn die Canones nationalis synodi noopende die leere voorgenomen ende in den synodo geleesen ende volgens geapprobirt ende voor goed gekent als in G.h. woort wel gefundirt.’Ga naar voetnoot3) Hier is dus een mindere vergadering (Prov. Synode) die de besluiten der meerdere vergadering (Generale Synode) approbeert en goedkeurt. In dezelfde Acta blijkt ons de juistheid van Dr. Schokking's opmerking: ‘Wie heeft te approbeeren en aan te nemen, kan ook afkeuren en verwerpen’ - althans, de Friesche Provinciale Synode blijkt niet gezind, alle kerkrechtelijke besluiten der Dordtsche Synode voor vast en bondig te houden. Ten aanzien van hetgeen de Dordtsche Generale Synode veranderde in de Kerkenordening, verklaart de Friesche Provinciale Synode: ‘Alzoo het stuck van de kerckenordninge gearrestirt in den synodo tot Dordrecht deesses teegenwoordigen jaars 1619, den provintialen synodo van Friesslandt vergaedert binnen Liewarden den 15e Septembris 1619 is voorgecoomen, ende nae gedaene relaes van de gecommittirde des nat. synodi, onsse waerde ende 1. broederen approbatie is versocht, soo ist dattet synodus teegenwoordich in de vreesse des Heeren naer rijpe bedencken ende betrachtinge van alles, dat deessenaengaende soude dienen aengemerckt, mit eenstemmige resolutie hebben beschlooten sulcks doende alsnoch mitsdeessen, dat sy blyven by tgheene in deessen mooge overeencoomen mit die van oudts aengenoomen kerkenordninge, die nu alvooren mit genoechsaeme stichtinge is onderhouden, approbirt ende aengenoomen sonder nochtans in te willigen, approbiren ende toe te stemmen eenige soodaenige dingen, die tevooren niet gebruickt ende nu van nijes mochten ingestelt zyn, daerdeur eenige scheuringe in de kercke ende gemeenten ende onheijll in deesse onsse provintie soude moogen ontstaen.’Ga naar voetnoot4) Hier vinden we dus het ratificatierecht gehandhaafd niet alleen in het approbeeren en aannemen van bepaalde Synodebesluiten, maar ook in het niet voor vast en bondig houden van al zulke besluiten, waarvan de mindere vergadering oordeelt, dat ze scheuring en onheil in het Synodale ressort zouden doen ontstaan. Deze Friesche Provinciale Synode blijkt hier te handelen in overeenstemming met den regel, door Voetius aangegeven, die, sprekende over het gezag of de macht der Synoden, zegt: ‘Ten aanzien van de Kerken is die macht door de Kerken omschreven krachtens den grondslag van Goddelijk recht, n.l. dat zij die niet gebruiken tegen de Schrift, de fundamenteele kerkelijke wetten, de Kerken en de lastgevers, die hun afgevaardigden gezonden hebben, maar vóór hen. Bijaldien anders zou geschieden (zoo gaat Voetius voort) nemen de Kerken de Synodebesluiten niet aan, en geven die niet over ter uitvoering, maar laten ze in 't midden of verscheuren ze.’Ga naar voetnoot5) | |||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||
Neem het recht tot ratificeering weg, en de Friesche Prov. Synode handelt revolutionair, Voetius geeft revolutionaire adviezen. We gaan verder. Uit de ‘Acten, in synodallische vergaerderinge der dienaeren der kercken Jesu Christi in Noorthollant ende Waterlant, begonnen desen 15en tegenwoerdiger maent September anno 1578 bynnen der stede Amstelredam.’ Besloten is het volgende (waarin gedoeld wordt op de beslissingen der Nationale Synode te Dordrecht, 1578): ‘Item zyn alhier in tegenwoerdicheyt der broederen alle die articulen des voergeruerden nationalen synodi Dordracensis gelesen ende wel aengemerckt ende is by den broederen daervan besloten, dat zy in alle deselfde gelyck met malcanderen verwilligen ende dieselfde voer goet aennemen ende altsamen ende elcx beloeft diezelfde nae haere vermoegen int werck te stellen’.Ga naar voetnoot1) De Prov. Synode van Zeeland, gehouden te Goes 1620, volgt precies dezelfde lijn: ‘De canones sijnodi nationalis aengaende de vijff poincten der leere zijn in desen sijnodo ghelesen ende van elckeen voor zijn hooft met volle toestemminghe verclaert den woorde Godts ghelijckformich te zijn, ghelijck zij oock last hadden vuijt naeme van haere respective classen hetzelve te verclaren. Insghelijcx is het formulier der onderteeckeninghen, beraempt in den synodo nationali, opdat naer deszelven voorschrift de vijff poincten ofte artijckelen van alle predicanten zouden onderteeckent worden, van de vergaederinghe aenghenomen.’Ga naar voetnoot2) Hier komt de Provinciale Synode van Gelderland. In haar vergadering van 20 Aug. 1579 is o.a. het volgende verhandeld: ‘Seijndt voorgelesen die articulen, die in Junio anno 1578 toe Dordrecht verordenet und opgericht seijnn, die welcke alle kerckendienaeren und ouderlingen die tegenwoordich geweest, voor recht und der H. Schrift gelijckformich te sijn bekant hebben; hebben oock insgelijcken vrijwilligh toesaemen onderschreven.’Ga naar voetnoot3) De Acta van dezelfde Part. Synode van 6, 7 en 8 Juni 1582 bevattende o.a.: ‘Volgens zijn verlesen die articulen des lestgehaldenen nationaell sijnodi tot Middelburgh, welcke der synodus voor recht und dem woort Godes gleichformich sijn erkent und geapprobiert heeft.’Ga naar voetnoot4) En tenslotte nog uit de Acta van de Prov. Synode, die in 1619 te Deventer gehouden werd, het volgende: ‘Hijrna zijn de articulen synodi nationalis binnen Dordrecht, gearresteert over de 5 bekende articulen tuschen de Remonstranten ende Contraremonstranten (soo men die noemt), van den deputatio desselven voorgelesen, van de broederen andrachtelick aengehoort ende overwogen, oock met eendrachtighe stemme ende betooninghe van sonderlinghe aengenaemheyt, als in alìes met Gods woort wel overeencomende, toegestemt.’Ga naar voetnoot5) Met de vermelding van eenige Classicale besluiten, nu we alleen Provinciale aangehaald hebben, sluiten we deze reeks af. Acta Classis Dordrecht 20 April 1574 te Zaltbommel: ‘De broederen hebben bewilliget dat men indese bijkomst alle handelingen sal verrichten na den Embdischen Synodo’. Acta idem 3 Aug. 1574 te Schoonhoven: ‘Sijn ghelesen die Acta des Dordraceensen Synodi ende besloten eendrachtelick by den broederen die sellighe een ijder in sijn Kerck int werk testellen.’ Acta idem 8 Juli 1578 te Schoonhoven: ‘Acta Synodi Nationalis ghelesen hebbende ende omghevraecht sijnde offse alle teghenwordige dienaren voor goet kenden ende begeerden te onder teekenen, antwoorden jae ende hebbent gedaen’. Acta idem 19/20 Aug. te Strijen: ‘De nieuwe Kerkenordenijnge gehouden op het Synodus inden Gravenhaghe is opgelesen ende biden broederen angenomen.’ Niet meer dan een greep uit de historische gegevens. En toch.... een vreemde en ongereformeerde praktijk? Nooit sprake van geweest? Men moet toch maar durven! Dat iemand de dingen niet weet, is niet erg. Dat iemand de dingen niet weet en doet alsof hij ze wel weet, is erg. Dat iemand de dingen niet weet en een ander, die ze wel weet, op hoogen toon onkunde en invoering van gevaarlijke nieuwigheden verwijt, is nog erger. Maar dat een Synode van Gereformeerde Kerken, die telkens wijst op haar grooten ernst, haar breedvoerige bespreking, haar eenstemmigheid in het nemen van besluiten, dergelijke onware beschuldigingen in een officieel Synode-stuk voor God en het forum van het Gereformeerde volk aandurft tegenover iemand, die en passant een juiste opmerking maakt, is het allerergst. | |||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||
Men kan de goegemeente wel met groote woorden imponeeren, de goegemeente, die gemakkelijk buigt voor synodale autoriteit. Maar daarmee is de waarheid niet gediend. En daarmee is de zaak des Heeren niet gediend. Nog roept het onrecht in de doorgedreven uitbanningen, waar de Synode-verdedigers, uitgegaan om den opgekomen storm te bezweren, naarstig en omzichtig aan voorbijgaan en de tijd wordt volgepraat met dingen, die het hart van de kwestie niet raken. Maar de binding? Waardoor uitgeschakeld werd wat steeds in de Kerken geleerd werd? En de schorsingen en afzettingen, uit de binding voortgevloeid? Men zwijgt er over in alle talen. En intusschen ligt daar, en blijft daar liggen achter de binding en de tegen-Schriftuurlijke (en dus ijdele) tuchtmaatregelen: de hiërarchie. | |||||||||||||
4. De hiërarchie.Die komt in het gewraakte Synodestuk weer met haar gewone arrogantie om den hoek kijken. De Schrijver poneert daar immers: ‘de Kerken komen in de Generale Synode samen en nemen haar besluiten, en de beslissing door deze Kerken in synodale vergadering is tevens haar ratificatie.’ Maar, zoo vraagt iemand, is dit hiërarchie? De openbaring van menschelijke macht, die zich eigenwillig tusschen Christus, den Koning der Kerk, en Zijn Gemeente inschuift? Bestaan de meerdere vergaderingen dan niet uit Kerken, en zegt de eerste Synode (Emden, 1571) niet reeds in art. 7 dat benevens de Kerkeraden alle drie of zes maanden Classicale vergaderingen zullen gehouden worden van sommige Kerken, die bijeengelegen zijn, en heet in art. 9 de Nationale Synode niet een algemeene vergadering van alle Nederlandsche Kerken? Zonder twijfel. Maar nooit, en dat is het punt, waarop het aankomt, heeft men er aan gedacht, de afgevaardigden naar Classis en Synode de zaken te laten afhandelen zonder opdracht van de Kerken, gelijk in 1936 en volgende jaren geschiedde; nooit heeft men ze willen laten handelen buiten de Kerken om; nooit heeft men gemeend, dat met de Synodale beslissing het laatste woord gesproken zou zijn en dat de Synodale beslissing tegelijk de ratificatie zou beteekenen, waaraan ieder zich voetstoots zou hebben te onderwerpen. Volle ernst maakte men met het beginsel: niet enkele personen, maar de Kerken komen samen. De band tusschen afgevaardigden en Kerken moest bewaard blijven. En men zorgde er voor, dat die band stevig was. Men begreep uitnemend, dat er waarborgen moesten zijn om de Kerken niet uit te leveren aan het goeddunken van enkele tientallen afgevaardigden. Die waarborgen vond men:
Bij elk van deze punten een korte toelichting.
| |||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||
Dit voorbehoud, uitgedrukt in het woord tenzij van art. 31 K.O. is van de meeste beteekenis. Het was en is waarborg tegen dwaling (afwijking van Gods Woord) en tegen willekeur (de artikelen, in deze Generale Synode besloten, dat is met name de overeengekomen Kerkenordening). In dit tenzij lag de plechtige afspraak: nooit menschen-woord boven Gods Woord, ook nooit een eigenmachtig optreden der Synode tegenover de Kerken, boven hetgeen in vroegere tijden deze Kerken in bindend verdrag waren overeengekomen. Gods Woord en de Kerkenordening worden hier brutaalweg op één lijn gesteld. Geen wonder: overtreding van de eerste tafel (het breken van de gehoorzaamheid jegens God) staat principieel gelijk met overtreding van de tweede tafel (het breken van de trouw jegens de menschen). Dit is dus heel wat anders dan de Generale Synode er van maakte, toen zij het beroep van Prof. Schilder op art. 31 inzake zelfcontinueering en hoogleeraarsbenoeming wraakte. door te beweren, dat er in dit artikel een groot en een klein voorbehoud wordt gemaakt: het groote zou zijn, als het besluit strijdt met Gods Woord, het kleine als het strijdt met de K.O. In het laatste geval moet men het besluit erkennen en het helpen uitvoeren tot het eventueel door een volgende Synode veranderd wordt. Van een dergelijke opvatting is het Gereformeerde Kerkrecht vreemd. Van ouds oordeelde men, dat tegenover het ‘leidend’ oordeel der meerdere vergadering aan iedere meerdere vergadering en aan elke Kerk toekwam het recht van het ‘volgend’ oordeel. De toetsing van de Synodale besluiten aan Gods Woord en de Kerkenordening achtte men niet slechts een recht der Kerken, maar ook haar plicht. Zelfstandig had men te beoordeelen of in een bepaald kerkelijk ressort of in een bepaalde Kerk de Synodale besluiten rechtsgeldigheid zouden erlangen. Eer men echter tot ratificeering overging, was degelijk en principieel onderzoek geboden. En zou het besluit der Generale Synode tegelijk ratificatie zijn. dan is de Synode geworden opperbestuur, en haar wil opperste wet, waarvoor alles zwichten moet. Het ratificatierecht der mindere vergadering is gegeven met het voorbehoud in den | |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
credentiebrief en het ‘tenzij’ van art. 31 K.O. Het is een recht, dat oudtijds steeds in praktijk gebracht is, en vloeit rechtstreeks voort uit de Gereformeerde grondgedachte dat de ambtsdragers van de plaatselijke Kerk voor de uitsluitende heerschappij van Christus over Zijn Gemeente hebben te waken. En nu maken we de rekening op. Vier waarborgen stelden de Vaderen om de hiërarchie in de Kerk te weren, en de Koningsrechten van Christus te handhaven. Deze vier waarborgen zijn door de laatst gehouden Synodes één voor één opgeheven en ter zijde gesteld. Vier slagboomen om de hiërarchie te beletten, door te breken, men heeft ze alle uit den weg geruimd. Immers: 1. De Synode van 1936 handelt over de leer en doet leeruitspraken zonder dat de Kerken vooraf haar de opdracht daartoe hadden verleend, ja zonder dat de Kerken er ook maar eenigszins in gekend waren. 2. Van gravamina en instructies kon daarom ook éér de Synode tot haar binding kwam, geen sprake zijn. 3 en 4. De beperking in den credentiebrief is door de Synode genegeerd, het tenzij van art. 31 K.O. is door de Synode practisch geschrapt en vervangen door totdat: altijd en in elk geval voor vast en bondig houden. De Kerken hebben niets anders te doen dan altijd en in elk geval te gehoorzamen. Want wel is daar de veel-geroemde en veelaangeprezen ‘kerkelijke weg’. Men heeft immers het recht een gravamen in te dienen? Zeker, maar onder de binding komt ge niet uit. Volgens de Synodale opvatting heeft de bezwaarde zich aan de genomen besluiten te onderwerpen, en hij mag nog zooveel conscientiebewijzen hebben als hij wil, hij moet loyale medewerking verleenen aan de uitvoering daarvan. Het parool luidt: Onvoorwaardelijke onderwerping aan al de besluiten. En ter volgende Synode, na drie jaar? Dan is de bezwaarde weer en nog steeds volkomen afhankelijk van hetgeen de Synode besluit. Immers één van beiden: de Synode geeft zich gewonnen of zij handhaaft de besluiten der vorige Synode. In het eerste geval mag men zijn gevoelen handhaven doch alleen bij de gratie en in gevolge besluit van de Synode. In het tweede geval wordt opnieuw en met te meer klem onderwerping geëischt en loyale medewerking.... onvoorwaardelijke onderwerping.... enzoovoorts. Wat de Synode besluit, gaat altijd dóór. Ook wie meent, dat haar besluiten strijden met Gods Woord en de Kerkenordening moet zich onderwerpen. Hij mag ja, nog wel in zijn conscientie bezwaard zijn, maar hij mag voor zijn bezwaren niet uitkomen, noch in vergadering, noch in de pers, noch.... enz., dan alleen tegenover de Synode. Houdt de bezwaarde zich daaraan niet, dan treft hem het vonnis, door de Synode als opperbestuur der Kerk tegen hem uitgevaardigd. 't Is buigen of breken - gehoorzamen of als scheurmaker (niet als ketter) gestraft worden. Zoo breekt men revolutionair wat voorheen met groote wijsheid gebouwd is. Zoo maakt men zich zelf schuldig aan trouwbreuk waarvan men anderen beschuldigt. Om zich in zijn bestuurs-hoogheid te handhaven, verdraait men ten slotte geheel en al den zin van het artikel door de bewering, dat alleen de Synode uitmaakt, of een gevallen besluit strijdt met Gods Woord en de K.O. De Synode, die alzoo wetgeefster en rechter tegelijk is wordt bevonden rechter in eigen zaak. De Kerken rechteloos en weerloos onderworpen aan de Synode van 40, 50 afgevaardigden! Dat is de kerkelijke hiërarchie in optima forma die eigenmachtig ordineert, en bij ‘overtreding’ zonder pardon neerslaat en uitwerpt. Hoever is men hier af van hetgeen oudtijds gewoonte was, waarvan vroeger steeds sprake was, van het rechte gereformeerde beginsel! Hoever is men hier af van hetgeen de Doleantie verdedigde als heilige plicht en van God geboden eisch! Hoe tragisch, dat de hiërarchie, waartegen zij zoo waarschuwde, nu volkomen door de huidige Generale Synodes gehuldigd wordt; die hiërarchie, als wier kenmerk de Doleantie zag ‘dat de kerkelijke machtsdragers met eene soort van geestelijke hoogheid in de Kerken optraden, niet als dienaars van Christus, maar als Kerkelijke overheden, die dan als zoodanig hunne onderhoorigen gelasten en bevelen, dat zij onder elkander eene zekere rangorde instellen, zoodat aan personen het bestuur gegeven wordt over meerdere Kerken tezamen, telkens in volstrekte afhankelijkheid van weer andere personen, waarvan dan de hoogste rang met eene onbeperkte macht alle Kerken beheerscht; dat de uitspraken en besluiten van die hoogste machthebbers onvoorwaardelijk (men kan ook zeggen: “zonder eenig voorbehoud”) moeten worden gehoorzaamd, waarbij dan Gods Woord zijn volstrekt gezag natuurlijk verliest; en dat tegenover dat alles de gemeente zelve geenerlei middel van verweer heeft, machteloos, willoos en rechteloos in de hand van die dwingende macht’.Ga naar voetnoot1) Hoever is men hier ook af van hetgeen een man als Voetius zag als het recht der Kerken: ‘Classes en Synodes hebben geen primaire en oorspronkelijke, maar ontleende en afgeleide bevoegdheid, en die niet absoluut, maar voorwaardelijk, indien n.l. de naleving of het | |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
dulden ervan niet in strijd is met het Woord van God (en zoo begrenzen haar de K O. Art. 31 en alle geloofsbrieven welke door de Classes plegen te worden meegegeven aan haar afgevaardigden naar de Synode). Evenals de geloovigen zich onderwerpen aan de beslissingen van particuliere Kerk en Kerkeraad. Maar indien zij bevonden worden ermee strijdig te zijn, moet hun verbetering of niet-uitvoering worden geëischt, en indien het niet mogelijk is dat die verkregen worden, moet voor de orde worden plaats gemaakt door dit kwaad te dragen. (Ik bedoel een zuivere en bloote verdraagzaamheid, waarbij men niet wordt gebonden iets te doen of te beloven wat men voor zijn geweten bij God niet kan doen of beloven). Maar indien de ernst van de zaak en de noodzakelijkheid het aldus meebrengt, moet tegen die opgelegde of ingevoerde orde publiek geprotesteerd worden. Het geval zou zich zelfs kunnen voordoen dat men de leden der Kerk van de partij der kwaadwilligen afbrengen en daaraan onttrekken moet’.Ga naar voetnoot1) Scheiden van elkaar. zegt Voetius, meer niet; maar als de Synode de ambtsdragers die consciëntiebezwaren hebben, en die zich beroepen op Gods Woord, de belijdenis en de Kerkenordening, niet laat gaan, maar uitbant als menschen die een zonde bedreven, schandelijk bij de wereld en in een gewoon lidmaat der afsnijding waardig, past hier dan nog niet een ander woord dan kwaadwilligheid? | |||||||||||||
5. Besluit.Tragische loop der gebeurtenissen! Vergelijk de jonge Pinkstergemeente, waar het Woord des Heeren zichtbaar is: Eén is uw Meester, en gij zijt allen broeders! met den toestand der Kerk enkele eeuwen later. Een priesterstand, waaraan het volk onvoorwaardelijk onderworpen is, een macht die zich tenslotte centraliseert in den Roomschen paus, van wien gezegd kan worden: Roma locuta, causa finita! (Als Rome gesproken heeft, is de kwestie finaal beslist). Na dertien eeuwen eindelijk Reformatie, die tot leus heeft: Nooit meer een nieuwe hiërarchie!Ga naar voetnoot2) Daarom schrapte de Amsterdamsche kerkeraad kort na de Reformatie, van een drietal predikanten één naam, enkel en alleen omdat van dien predikant verzekerd werd, dat hij vroeger in Duitschland zich niet ongenegen had getoond, een kerkelijk super-intendentschap te aanvaarden. Nooit weer een nieuwe hiërarchie! bleef de leus, toen honderd jaar later een storm opkwam tegen den Leidschen Hoogleeraar Spanheim, omdat hij zich wat al te ingenomen toonde met de inrichting van de Episcopale Kerk in Engeland. En toch - drie eeuwen na de Reformatie in de Hervormde Kerk een Synode, die optreedt met absoluut bindende rechtsprekende, wetgevende en regeerende macht. Opnieuw een hiërarchie, opnieuw: Roma locuta, causa finita. In 1834 en 1886 geeft de Heere verbreking van die tegennatuurlijke, knellende banden, maar, terwijl in 1887 nog uitgesproken wordt dat de Synodale hiërarchie van 1816 door het haar inwonende beginsel er met kracht toe drijft, ‘dat het gezag van Gods Woord vervangen wordt door willekeur en de autoriteit van menschelijke inzettingen en dat het Koninklijke Regiment van den Zone Gods wordt teruggedrongen door eene hiermee onbestaanbare bestuurstirannie,Ga naar voetnoot3) nog geen zestig jaar later opnieuw een binding van de gewetens aan boven-Schriftuurlijke, menschelijke formules, een trouweloos schenden van de eenmaal bij onderling accoord aanvaarde orde van kerkelijk samenleven, en een doorbreken van de dammen door de Vaderen opgeworpen om den vloedgolf van de hiërarchie te keeren. Voor de derde maal hiërarchie; opnieuw, en nu in de Gereformeerde Kerken: Roma locuta, causa finita. Verloochend het beginsel dat men de Kerken alleen mag binden aan de klare en ondubbelzinnige uitspraak van Gods Woord. Verloochend wat eertijds als orde en regel was vastgesteld. Verloochend de rechten door Christus aan de plaatselijke Kerken toegekend. Verloochend het leidend beginsel der Doleantie in haar strijd tegen de tweede hiërarchie. Enkele tientallen kerkleden in Synode bijeen, dwingen alle Kerken. En dat onder de leuze: ‘De Kerken spreken zich in ons besluit uit’. Gelijk alle oligarchie (heerschappij van weinigen) op staatkundig gebied, als ze haar wil doordreef, dit deed onder het roepen: Alzóó is de wil van het volk! Diep beschamend is het voor de Synode der Geref. Kerken en al wie haar volgt, dat Dr. J.C. Kromsigt, die staat op hetzelfde kerkrechtelijk standpunt, door Dr. A. Kuyper Sr. en Dr. F.L. Rutgers zoo fel bestreden, naar aanleiding van de bekende besluiten kon schrijven, dat hij zich inzake het leergeschil verwant gevoelt aan de bezwaarden, maar dat ten aanzien van de kerkrechtelijke kwestie het een voldoening geeft ‘een zeker rechtsherstel te bespeuren van prof. H.G. Kleijn in zijn strijd tegen de z.i. independentistische leer van de autonomie der plaatselijke Kerken bij Kuyper, Rutgers en Lohman in zijn (Kleijn's) bekend boek: Algemeene Kerk en plaatselijke Gemeente. Zelfs schijnt het nieuwe kerkrecht mij verder te gaan dan Kleijn, als het leert, dat een Synode of | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
Classis eigenmachtig mag ingrijpen in kerkeraadszaken zonder aanklacht uit de gemeente en zonder de kerkeraad daarin gehoord te hebben.’Ga naar voetnoot1) Verwijt men ons van synodale zijde independentisme? Hetzelfde heeft men verweten aan de leiders der Doleantie (zie boven). En.... men bewijze het. Wat wij begeeren is conscientie-vrijheid naar Gods Woord en een blijven bij de Schriftuurlijke regelen, in de Kerkenordening toegepast. Zegt men: ja, een Generale Synode moet wel onderwerping aan haar besluiten vragen, anders doet ieder wat goed is in zijn oogen en ontstaat de chaos.... Onderwerping vragen? Goed, maar dan onder het voorbehoud van art. 31 en de waarborgen tegen hiërarchie, door het voorgeslacht gesteld. En de chaos komt niet in den weg dien wij voorstaan; scheuring komt er door de tirannie der Synode; de consequentie van de door de Synode veroorzaakte scheur wordt slechts aanvaard door hen, die staan voor waarheid en recht. De weg der hiërarchie is altijd de weg van het Kerkbederf. Naar het woord van Voetius, met instemming door Dr. F.L. Rutgers aangehaald: ‘Ik durf staande houden, dat in de Nederlandsche Kerken alle beroeringen, alle schadelijke nieuwigheden, alle wanordelijkheden, partijschappen en afscheidingen enkel en alleen ontstaan zijn uit terzijdestelling, vermindering, onderdrukking of opheffing van het wettig gezag der ouderlingen en des Kerkeraads’.Ga naar voetnoot2) Dat het hiërarchisch geweld van meerdere vergaderingen beantwoord wordt met een beslist ‘Neen!’ van plaatselijke Kerken, ambtsdragers en leden, is genade van God. Hem danken wij, dat Hij tegenover Revolutie in de Kerk stelt Reformatie.
P. DEDDENS. |
|