Ter inleiding.
Het onderwerp van de hiervoren opgenomen brieven betreft de vraag, of synodes oorspronkelijk, dan wel afgeleid gezag bezitten. Uit den treure heeft men het volk voorgehouden, dat schrijver van de hiervoor afgedrukte brieven het gezag der synodes bestreed, zoo al niet ontkende. Maar hij streed niet tegen het gezag van synodes, doch vóór het gezag van kerkeraden.
Dat kerkeraden de besluiten van ‘meerdere’ vergaderingen en dus ook van synodes moeten en mogen toetsen, en (onder voorbehoud van art. 31 K.O. en den daaraan conformen tekst der lastbrieven) de kwestie van de ratificatie dezer besluiten - al of niet - hebben te stellen voor zich, vloeit rechtstreeks uit het gezegde voort, en is er ook steeds in ondersteld. Het is trouwens ook zóó uitgedrukt in den tekst van art. 31 K.O.
Wij zijn dankbaar dat Prof. P. Deddens in een afzonderlijke verhandeling dit onderwerp heeft willen bespreken, en danken hem voor zijn bijdrage. Temeer nu hij óók nog zoo vriendelijk was antwoord te geven op een herhaaldelijk vernomen argument ‘ontleend’ aan de Dordtsche synode.
K. SCHILDER.